Vis cruciaal voor afwikkeling brexit
Premier Boris Johnson van het Verenigd Koninkrijk slaat stoere taal uit over het terugwinnen van de controle over Britse wateren. Maar er is ook nog zoiets als het VN-zeerechtverdrag, zegt Gerard van Balsfoort, voorman van de European Fisheries Alliance (EUFA), de koepel van Europese visserijorganisaties.
Visserij wordt een heet hangijzer in de onderhandelingen over een toekomstig handelsverdrag tussen het VK en de Europese Unie, die volgende maand beginnen. Volgens plan moet er op 1 juli overeenstemming zijn over de toegang van vissers tot elkaars wateren en het beheer van visbestanden in onder meer de Noordzee, het Kanaal en de Ierse Zee.
Van Balsfoort heeft er een hard hoofd in dat dit gaat lukken. „Het VK en de EU staan diametraal tegenover elkaar. Wij als Europese vissers willen houden wat we hebben: toegang tot alle wateren en voortzetting van het gezamenlijk beheer van de visbestanden.”
De Nederlander voelt zich gesteund door het maandag gepresenteerde mandaat van EU-onderhandelaar Michel Barnier. „De onderhandelingen over visserij zijn rechtstreeks gelieerd aan de toekomstige handelsrelatie met het VK. Alle 27 EU-lidstaten staan hierachter, en ik vertrouw erop dat het de Britten niet zal lukken om ze uit elkaar te spelen. Dat is ze ook niet gelukt toen het ging om financiën, burgerrechten en Noord-Ierland.”
Breekijzer voor de Europese vissers is de export van vis die hun Britse collega’s vangen. Die wordt in het VK zelf namelijk weinig gegeten. Bijna 70 procent van de vangst, onder meer zalm, kreeft en krab, gaat het Kanaal over. De Britse visserijsector leunt dus sterk op de (nu nog) tariefvrije export naar het vasteland, die goed is voor ruim 1,3 miljard euro. Als het land de eigen zeeën gesloten houdt –eind januari legde het land daarvoor de wettelijke basis– dreigt de EU invoerheffingen op te leggen.
De EU doet Londen „een buitengewoon aanbod”, vindt Barnier: een handelsakkoord voor goederen zonder import- en exportquota en zonder import- en exporttarieven. De Unie, met 450 miljoen consumenten, onderhoudt met geen enkel ander land zulke nauwe contacten. „Een brede toegang tot die markt heeft een prijs”, zei de onderhandelaar. De Nederlandse vissers en hun Europese collega’s juichen zo’n ferme opstelling toe.
Zone
Toen het Verenigd Koninkrijk in 1973 toetrad tot de Europese Unie was er nog geen gemeenschappelijk Europees visserijbeleid. De zee buiten de territoriale wateren –vanaf 12 zeemijl (22 kilometer) uit de kust– was vrij. „Er visten destijds ook Japanners, Koreanen en Russen op de Noordzee”, zegt Van Balsfoort.
Met die vrijheid was het gedaan toen zogeheten exclusieve economische zones (EEZ) werden ingesteld. Dat gebeurde in het kader van het zogeheten VN-zeerechtverdrag (UNCLOS). De EEZ is het water tussen 12 en 200 zeemijl (370 kilometer) uit de kust. Een staat heeft in zijn EEZ recht op exploitatie van grondstoffen, op wetenschappelijk onderzoek en op visserij.
Dat laatste recht is niet exclusief, zegt Van Balsfoort. „Vis trekt zich van EEZ-grenzen niets aan. Die zwemt, afhankelijk van het ontwikkelingsstadium, in verschillende visserijzones. Landen moeten daarom samenwerken bij het beheer van gedeelde visbestanden. Ze moeten ook rekening houden met het visserijpatroon van andere landen. Hoe ze vangstrechten precies verdelen, is een kwestie van onderhandelen. Daarbij spelen historische rechten mee.”
De Noordzee, het Kanaal en de Ierse Zee zijn in 1977 verdeeld. Vervolgens is zes jaar lang onderhandeld over een gemeenschappelijk Europees visserijbeleid.
Van Balsfoort: „In 1983 zijn de visquota verdeeld op basis van de vangsten in de tussen 1973 en 1978. Daarbij hebben het VK en Ierland, ten koste van de andere lidstaten, nog extra rechten cadeau gekregen ter ondersteuning van lokale visserijgemeenschappen. Het is een mythe dat het VK toen slecht bedeeld zou zijn.”
Intussen lijkt het erop dat de Britten de quotaverdeling weer open willen gooien, erkent de voorman van de Europese vissers. „Als ze dat echt doen, zal er een gevecht komen over meer dan honderd visbestanden. Alles moet dan per vissoort worden uitonderhandeld. Bovendien zijn bij veel bestanden naast de EU en het VK nog meer partijen betrokken: Noorwegen, de Faeroër en voor sommige bestanden zelfs IJsland. Dat gaat jaren duren.”
Voor Nederlandse vissers, maar ook voor hun collega’s uit onder meer België, Duitsland, Denemarken, Frankrijk en Ierland, is de Britse EEZ van cruciaal belang. De Nederlandse vloot haalt een kleine 60 procent van de vangst uit Brits water, goed voor bijna 40 procent van de jaaromzet. De Belgen vissen er ruim de helft van hun omzet bij elkaar, de vissers uit de andere genoemde landen tussen een kwart en een derde. De Britse vissersvloot op zijn beurt haalt 20 procent van zijn vis uit EU-wateren buiten de eigen EEZ.
Het VK kan zijn EEZ „in theorie” afsluiten voor Europese vissers, zegt Van Balsfoort. Het is de bedoeling dat er eind dit jaar een handelsdeal is, én overeenstemming over de visserij. Die termijn kan eenmalig met twee jaar worden verlengd. „Zonder deal zijn de Britten daarna de baas in hun EEZ. Maar het VN-zeerechtverdrag respecteert het feit dat de traditionele visgronden van heel veel vissers over de grenzen van de EEZ heen gaan. Als het VK de zaak op de spits zou drijven, kan de EU een zaak aanspannen bij het Internationaal Zeerechttribunaal in Hamburg.”
Daar komt nog iets bij: de handhaving. „Er zijn duizenden EU-vissers op zee. Het zal voor de Britten heel moeilijk zijn om die allemaal te controleren en te kijken of ze niet over het lijntje gaan. Ik denk niet dat ze zo ver willen gaan. Zo ga je niet met je buren om.”
Een andere vraag is of de Britse vissers überhaupt in staat zijn om de vis in hun EEZ zelf op te vissen. Van Balsfoort: „Op dit moment niet, ze hebben er de schepen niet voor. Maar dat is een kwestie van tijd. Als ze meer quota naar zich toe halen, zullen banken wel bereid zijn in de bouw van nieuwe schepen te investeren. Een groter probleem is de bemanning van hun vloot. Daar hebben ze nu al grote moeite mee. Op Britse schepen varen veel vissers uit Azië en Oost-Europa.”
Een speciale groep zijn de zogeheten vlagschepen, enkele tientallen voornamelijk Nederlandse kotters die onder Britse vlag varen en op die manier van de Britse visquota profiteren. Volgens Van Balsfoort brengt de brexit voor hen „in principe” geen verandering. „Het zijn formeel Britse ondernemingen. Wel kan ik me voorstellen dat de Britten de zogeheten economische verplichtingen voor uitgevlagde schepen aanscherpen. Dan gaat het om de verplichting om een deel van de bemanning uit Britten te laten bestaan, een deel van de gevangen vis in Engelse havens aan te voeren, of bepaalde kosten in het VK te maken. Maar dat staat niet bovenaan hun lijstje.”
Hoewel Van Balsfoort erop rekent dat de Europese lidstaten de gelederen gesloten houden, somberen Nederlandse vissers onder elkaar over de kans dat hun sector uiteindelijk wordt geslachtofferd om het beoogde overall-handelsverdrag tussen de EU en het VK tot stand te brengen. De visserij is in de meeste Europese landen maar een kleine bedrijfstak. In Nederland bedraagt het aandeel in de nationale economie volgens het sociaal-economisch onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research zo’n 0,2 procent. Daarbij gaat het niet eens alleen om de vloot: ook visverwerkende bedrijven, handel, toeleveranciers en transportondernemingen zijn in dat cijfer meegerekend.
Guernsey
Frappant genoeg is de opstelling van de Franse president Emmanuel Macron voor de Nederlanders een opsteker. Die heeft een rode streep getrokken: hij vindt dat er niet getornd mag worden aan de vrije toegang tot Brits water. Deze week lieten de Fransen al even hun tanden zien, toen Kanaaleiland Guernsey hen wilde weren. Oude afspraken over openstelling van de wateren rond de Kanaaleilanden –die wel Brits zijn, maar nooit deel uitmaakten van de EU– zouden met de brexit van 31 januari automatisch vervallen zijn. Franse vissers dreigden van de weeromstuit hun visafslagen dicht te doen voor de vissers van Guernsey. Toen was het conflict snel uit de wereld.