Serie streektalen (slot): Het Fries
Er scharrelen een paar krielkippen rond het voormalige boerderijtje aan de rand van Damwoude – herstel: Damwâld; het is Fryslân hier. Een knappe Friezin begroet de bezoeker, in vrijwel accentloos Nederlands. Pas na enig aandringen schakelt ze over op even zuiver Fries.
Titia van der Sluys vertelt dat ze is geboren en opgegroeid in Hedel. „Want daar was ús heit, dominee Oosten, predikant.” Doordat ze daar op school uiteraard geen Friese les kregen gaat ze in gesprekken met niet-Friezen meteen over op Hollands, en heeft ze moeite met Fries schrijven. „Ik tink dat dat it gefal is mei mear minsken yn Fryslân. Frysk lêzen is net [niet!] sa dreech [moeilijk].”
Thuis spraken ze altijd Fries, dus wat dat betreft hadden ze geen achterstand opgelopen bij terugkeer in Fryslân in 2003. Drie jaar later ging vader L. H. Oosten –een van de oprichters van het Reformatorisch Dagblad– met emeritaat en vestigde zich in Driesum. In datzelfde jaar trouwde Titia en inmiddels heeft ze vijf kinderen – „fijf bern. De âldste is tolve, de jongste wurdt seis.”
En die praten onvervalst Fries; hoewel hun vader van oorsprong geen Fries is zorgt Titia er wel voor dat ze de taal leren, want daar is ze best „in bytsje grutsk op.” En hun ”pake” (opa Oosten), niet te vergeten: die zorgt dat ze ook in onbruik rakende Friese woorden onthouden en daarmee een voorsprong hebben op hun klasgenootjes; velen weten bijvoorbeeld niet meer dat ”kaai” het Friese woord is voor ”sleutel”.
Net als elke taal kent het Fries dialecten. Zo zijn er verschillen tussen Woudfries en Kleifries. „Yn it Wâldfrysk sizze wy ”my” en ”dy”, Klaaifriezen sizze ”mij” en ”dij”.”
Toen het eerste kind geboren werd besloot Titia helemaal thuis te blijven voor de kinderen. „Dat fielt as in ropping [voelt als een roeping]. As mem binne jo in fêst aonsprekpunt, it rêstpunt foar de bern. Dû hast in grutte taak.” Financieel is dat niet gemakkelijk, maar in Fryslân worden kinderen er niet scheef om aangekeken als ze tweedehandskleding dragen. „Fryslân wie foar my thúskomme. Ik fielde my noait thús yn it suden.”
Vaak leest ze de ”bern” voor; uit Friestalige boekjes uit de bieb, maar heel veel zijn die er ook niet, dus vertaalt ze een Nederlands verhaal al lezend. De kinderen vinden dat niet vreemd, integendeel. „Mei Frysk kom ik tichter by de bern. De twadde jongste docht it no sels ek [doet het nu zelf ook] as se foar har lytse broer lêst.” Alleen de kinderbijbel van Anne de Vries, met zijn moeilijke zinnen, kost Titia enige moeite.
Ondanks inspanningen van de overheid en taalorganisaties blijken de scholen, waar Fries tegenwoordig een verplicht vak is, er geen prioriteit aan te geven: volgens de onderwijsinspectie is de kennis van het Fries er onder de maat. In de plattelandsdorpen is het voorlopig echter geen probleem: Fries is overal de voertaal.
Geen dialect
Zeg tegen een Fries niet dat het Fries een dialect is. Het heeft op allerlei terreinen dezelfde wettelijke rechten als het Nederlands. Toch is er ten minste één gebied waar ‘vreemde taal’ Nederlands gangbaar is, en dat is in de kerk. Zeker in de behoudende gemeenten in dit deel van Fryslân, zowel in de Gereformeerde Bondsgemeente van ds. Oosten als in Titia’s hersteld hervormde gemeente in Wâlterswâld.
Friestaligheid hoeft niet ten koste te gaan van de inhoud en de oudste van de twee complete Friese Bijbelvertalingen, uit 1943, staat dicht bij de Statenvertaling, maar ze „se hâlde it leafst oan it âlde”, merkt Titia. Wel heeft haar vader meegewerkt aan een Friese vertaling van de formulieren. En op zangavonden voor Woord en Daad die Titia organiseert worden ook wel Friestalige psalmen en liederen gezongen. Bovenal blijft het de taal van het hart; Titia heeft dan ook moeite met bidden in het Nederlands. „Frysk is myn memmetaal, dêr kin ik my het bêste yn útdrukke.”
Hoe staat het ervoor met de streektalen in de RD-achterban? Een reis in vijf afleveringen door de Bijbelgordel om daar zicht op te krijgen.