David Murray: ontdooid onder Nederlanders in Amerika
David Murray groeide op in de vechtstad van Schotland: Glasgow. Het was geen belemmering om in de Hooglanden het Evangelie te gaan verkondigen. Door de studie van Matthew Henry in het Amerikaanse Michigan leerde hij dat het verstand mag dienen om Gods Woord beter te begrijpen. Maar dertien jaar in de VS hebben meer met hem gedaan.
Zijn Schotse tongval raakt hij niet meer kwijt. Maar zijn Britse paspoort heeft hij ingeleverd; sinds twee jaar heeft hij een Amerikaanse nationaliteit.
Makkelijk was die keus niet. „Ik kan nu niet meer zomaar terug. In Schotland ziet men mijn stap wel als verraad. In Amerika zijn immers genoeg mensen om de gemeenten te dienen, dus waarom zou je weggaan?” Hij vertrok in 2007 na een beroep door het Puritan Reformed Theological Seminary (PRTS) in Grand Rapids in Michigan.
Murray heeft een drukke dag in Amsterdam achter de rug. In de ochtend promoveerde hij op een studie over Matthew Henry aan de Vrije Universiteit. In de middag wilde hij zijn ouders meenemen op een stadswandeling langs de Dam en de grachten, maar het grootste deel van de tijd stonden ze in de regen in de file. „Blijkbaar toch niet zo’n goed plan”, zegt hij glimlachend. Met zijn vader en moeder rondt hij de dag af met een goede maaltijd.
Voor de doctorstitel had hij zijn proefschrift niet hoeven schrijven. „Ik had een eenvoudige ”Doctor of Ministry” van een seminarium in Florida. Die is gericht op de uitoefening van het predikantschap. Van de VU heb ik nu een ”Philosophiae Doctor”. De eisen daarvoor zijn veel hoger. Dat heb ik wel gemerkt. Ik voelde dat ik nog veel te leren had. Bovendien wilde ik graag Matthew Henry’s apologetiek onderzoeken. Om te zorgen dat dit prioriteit zou houden, besloot ik tot dit proefschrift.
Toch zie ik mezelf niet als academicus. In de Schotse kerken verbindt men titels aan mensen die hyper-ambitieus zijn of erg vrijzinnig.”
Zou een van beide waar kunnen zijn?
„Haha, misschien allebei wel. Het ging mij erom dat ik na zo’n groot onderzoek mijn werk beter zou kunnen doen.”
U noemt Henry apologeet. Vandaag dient de apologetiek om het christendom in een seculiere omgeving te verdedigen. Dat was in Henry’s dagen anders. Kun je hem dan apologeet noemen?
„Het begrip apologeet komt al in het Nieuwe Testament voor. Petrus roept op te „getuigen van de hoop die in u is.” Ook in de Vroege Kerk waren apologeten. Het is dus van alle eeuwen om het christendom te verdedigen.
Waar de dogmatiek uitlegt hoe de dingen in elkaar zitten, blijft de apologetiek luisteren en het gesprek voeren. De puriteinen geloofden dat alle mensen een apologeet nodig hebben, omdat iedereen een ongelovige in zijn hart heeft.”
Henry is beïnvloed door de Verlichting, zo concludeert u. Terwijl hij zo populair is onder gereformeerde christenen. Zijn die misschien ook verlichter dan ze denken?
„Natuurlijk, maar dat is niet verkeerd. Na de Engelse Burgeroorlog in de zeventiende eeuw kon de kerk bij misdragingen geen boetes meer opleggen. Toen moest de kerk andere middelen zoeken om overtuigend te zijn.
Henry gebruikte daar de rede voor. Henry zocht een redelijke godsdienst als tussenweg tussen rationalisten en mystici. Het verstand brengt ons niet bij rechtvaardiging en heiliging. Maar bij andere zaken kan de rede wel helpen. Calvinisten zouden de meest redelijke mensen moeten zijn.”
Murray zocht het werk van Henry digitaal door met trefwoorden als rede en aangenaamheid. „Het bleek dat die veel meer voorkwamen dan bij John Owen en John Bunyan. Na die ontdekking ging ik Henry anders lezen.”
U publiceerde de afgelopen jaren over thema’s als sociale media, depressie en pornografie. Dat lijkt meer praktisch dan theologisch.
Lachend: „Daarom was dit proefschrift zo moeilijk voor me. Dat lag te ver buiten mijn comfortzone. Een blog is kort en overzichtelijk.
Inderdaad ben ik veel bezig geweest met praktische theologie. Over burn-out bestond bijvoorbeeld weinig theologie. In mijn boek ”Reset” zoek ik naar Bijbelse principes hierover. Zo heb ik gezocht naar wat de Bijbel zegt over rust en slaap. Daarna heb ik bekeken wat de wetenschap zegt. Zo heb ik mijn ‘slaaptheologie’ opgebouwd. Net als Henry probeer ik zowel de Bijbel als de natuurlijke kennis tot zijn recht laten komen.”
Eind 2018 schreef u een blog dat ook het RD haalde over wat je kunt doen tegen depressiviteit in de donkere dagen voor Kerst. In reactie schreef psychiater Arie Jan de Lely: Murray verwacht iets van zijn depressieve medemens waaraan die niet kan voldoen.
Murray knikt. Hij kent depressies uit zijn eigen gezinsleven. „Mijn vrouw Shona leed eraan na de geboorte van ons vierde kind in 2002. We hadden veel deskundigen nodig om ons te helpen.
Depressies kunnen extreem zijn. Mensen die dat hebben, kan ik ook niet helpen. Maar 90 procent is met gezond verstand weer op weg te helpen.”
De Lely verwijst naar ”Een helpende hand” waarin ds. A. Elshout zegt dat een depressief iemand niet meer kan geloven. Laat staan „tot zichzelf preken”, zoals u aanbeveelt.
„Van dominee Elshout ken ik het Engelstalige boek ”Overcoming spiritual depression”. Dat boek beschrijft inderdaad de zware gevallen die deze psychiater wellicht in zijn kamer krijgt. Zulke mensen stuur ik door. Maar dat is slechts 10 procent van de gevallen.”
Hoe komen depressieve mensen bij u?
„Mijn boek ”Christians get depressed too” heeft nogal wat bekendheid gekregen. Vooral overspannen dominees komen naar mij toe. Ze gaan liever niet naar een ouderling of een dokter. Ze denken dat een arts hun geestelijke drijfveren niet volgt. Veel predikanten zijn overwerkt. En dat wordt ook een beetje van hen verwacht. Ze doen het met goede bedoelingen en het helpt hun reputatie. Maar het kan leiden tot burn-out.”
U schrijft in dat artikel alsof Kerst een gegeven is. Maar de Schotse Free Church is principieel tegen Kerst. Hoe ligt dat voor u?
„De vraag voor dat blog was eenvoudig: wil je iets schrijven over depressie in de wintertijd voor Kerst. Ik ga dan niet beginnen met te zeggen dat Kerst niet Bijbels is. Vandaar.”
U kwam als Schot in de Free Reformed Church, een kerk met Nederlandse wortels. Wat viel u op?
„De Nederlandse traditie denkt sterk vanuit de eenheid van gezin, kerk en school. Wij Schotten kennen geen catechese en hebben het christelijk onderwijs opgegeven. Dat is een van de redenen waarom zoveel jonge mensen de kerk verlaten. Ze zijn gehersenspoeld op school, zonder dat er een goede opvoeding tegenover stond.
Bij Nederlanders valt me het verbondsdenken op. Voor ons Schotten is het verbond gewoon een leerstuk, zonder gevolgen voor de opvoeding. De Nederlandse kerken houden hun jongeren beter vast dan de Schotse.
Meer moeite heb ik met de leerdienst. Inmiddels neem ik altijd een Bijbeltekst als uitgangspunt en verwijs af en toe naar de catechismusvraag. De Bijbel is dan leidend; niet de menselijke confessie.
De Nederlanders missen volgens mij evangeliserend preken. Niet dat de onbekeerden hun verlorenheid moet worden aangezegd, maar vooral dat ze naar Christus worden gedreven. In de Schotse traditie is vaak één dienst per zondag bedoeld voor de onbekeerden. Ik zou wel meer passie voor verloren zielen willen zien. In Nederlandse kerken in Amerika krijg ik soms ook de indruk dat het geloof wordt verondersteld. Ik denk dat dat niet mag. We moeten de noodzaak van wedergeboorte preken.”
In Schotland geldt: alleen psalmen zingen en zonder begeleiding. In Amerika is dat anders. Hoe kwam dat op u over?
„Dat was een van de grootste hobbels in mijn beslissing naar Amerika te gaan. Het orgel was zo overweldigend; ik hoorde de persoon naast me nog nauwelijks zingen. Maar ik ben eraan gewend. Inmiddels vind ik het onbegeleid zingen weer wat minder fijn.”
Zingt u nu ook de Lofzang van Maria mee?
„Jawel, maar die geef ik niet op.” Glimlachend: „Door dit te zeggen, kan ik trouwens in Schotland in problemen komen.”
Op sermonaudio.com staan preken waarin u zegt dat de Psalmen het „liedboek van Jezus” zijn en ook voor ons genoeg zijn.
Aarzelend: „Vind je het erg als ik daar over een paar maanden nog eens op terugkom? Ik denk hier juist heel erg over na. Het is natuurlijk een feit dat Christus alleen Psalmen zong. De vraag is echter of het daarbij moet blijven.”
In die preken stelt u dat de „psalmen, gezangen en geestelijke liederen” die Paulus aanbeveelt, allemaal slaan op de 150 psalmen.
„Zo heb ik het altijd met overtuiging gezegd. Maar meer dan ooit vraag ik me af of dat leidend is. Uiteraard zong de eerste gemeente zonder begeleiding, want muziek was iets van de hoge kringen. Maar is dat praktijk of principe? Natuurlijk waren er alleen maar psalmen. Het Nieuwe Testament was nog in wording. Maar was dat normatief voor alle eeuwen? Duidelijk is dat het Nieuwe Testament nergens verbiedt om nieuwe liederen bij instrumenten te zingen.
Matthew Henry zegt dat we niet alleen moeten geloven uit traditie. Daarom studeer ik hierop.”
De Schotse kerk waartoe u hoorde, viert geen Kerst of Pasen. Hoe doet u dat nu?
„Eerst ging ik op zulke dagen niet naar de kerk. Totdat mijn vrouw zei: wij zijn lid hier, waarom zijn we er niet als Gods volk samenkomt? Ik wil geen aanstoot geven. De gemeente zou het niet snappen als ik niet kom. Daarom zeg ik: laat ik bij de Grieken een Griek zijn en in Grand Rapids een Nederlander.
In Schotland zag men na de Reformatie Kerst als een roomse bedreiging. Maar welke dreiging heeft die dag vandaag in Grand Rapids? Daarom preek ik nu zelfs met Kerst. En daarmee zondig ik niet. Maar ik zal mensen nooit dwingen om dit te doen. Dit is echt een gewetenszaak. ”
U ging in 2000 mee met de scheuring in de Schotse Free Church, waarin ook deze dingen speelden. Toen leek het een heilig beginsel.
„In dat conflict had iedereen zijn eigen motieven. Mij ging het om vijf jonge vrouwen die seksueel waren lastiggevallen, terwijl die zaak werd toegedekt. Na MeToo en ChurchToo zou je daar niet meer mee wegkomen. Maar toen zei men botweg dat wij samenzwoeren tegen een gewaardeerde professor.”
Hoe kijkt u terug op die geschiedenis?
Denkt even na. „Goeie vraag. De grondbeginselen van de kerkorde werden geschonden. Dat was erg. Maar in de passie waarmee ik het deed, heb ik wel fouten gemaakt. Ik ben een jongen uit Glasgow, weet je, en dat is een vechtstad.
Ik sprak met de pers en stuurde ingezonden brieven. Er kwam veel emotie bij. Later ben ik daarom naar enkele mensen toe gegaan om vergeving te vragen. Anderzijds, mijn vader is de zachtmoedigheid zelve, maar ook hij werd de kerk uit gegooid.
Eerlijk gezegd heb ik hier sindsdien nauwelijks meer dan vijf minuten over gepraat. Ik heb het overgegeven aan God en ben niet gedoemd dit mijn hele leven mee te torsen. Wel bid ik nog dagelijks voor bepaalde broeders die destijds aan de andere kant stonden.”
Toen wij elkaar in die tijd leerden kennen, kwam u over als een wat formele, afstandelijke man. Dat lijkt te zijn veranderd. Hoe komt dat?
„Amerikaanse invloed. In mijn gemeenten in de Schotse Hooglanden kwam ik zonder donker pak en zo’n domineesboordje niet binnen bij de mensen. Eerlijk gezegd stond ik daar ook achter.
In het seminarium in Grand Rapids zag ik Christus in mensen zonder stropdas uit allerlei landen. Dat was de gemeenschap die ik moest gaan dienen. Daarom voel ik me er niet schuldig over om zelf zonder das of boordje te verschijnen.
De Free Reformed Church verwacht wel dat ik met een stropdas op de preekstoel kom. Uiteraard doe ik dat. Maar niet als ik voorga in een informele baptistenkerk. En, eerlijk gezegd, de inhoud blijft dezelfde.
Hetzelfde is het met de aanspraak van God in het gebed met ”Thee” en ”Thou” (vergelijkbaar met ”Gij” in het Nederlands, EvV). Ik was daar vroeger erg voor, maar op internationale conferenties van gereformeerde mensen snapt bijna niemand dat. Toen ben ik ermee opgehouden. Een kritische luisteraar gaf me er eens een artikel over. Ik zei: Tien jaar geleden had ik dat zelf kunnen schrijven, maar nu niet meer. Jezus zegt Zelf in Matthéüs 16:23: Get thee behind me, Satan. Dat is beslist niet eerbiedig bedoeld.”
In uw boek ”Reset” spreekt u veel over sport. Wat betekent sport voor u?
„Ik heb altijd graag gevoetbald. Mijn ouders vonden dat goed. Toen ik als jonge twintiger tot bekering kwam, heb ik in Glasgow nog eens een christelijk elftal samengesteld.
In de Hooglanden, waar ik later predikant werd, bestond de gedachte dat je stopt met sport als je tot bekering komt. In onze tijd in Stornoway moest mijn vrouw daarom het hardlopen laten.”
Begrijpt u de reserve tegen sport?
„Natuurlijk. Ik volg zelf enkele voetbalteams, maar ik zou niet graag zien dat onze kinderen daar zouden spelen. Dat is dus ook een beetje dubbel. Veel beroepssport is afgoderij. Toch is het mogelijk je met sport bezig te houden zonder te zondigen.”
In uw boek noemt u tenniskampioen Roger Federer. Wat beveelt u van hem aan?
„Federer slaapt elke dag elf tot twaalf uur. Daarom noem ik hem in mijn hoofdstuk over slapen. Je kunt van sportmensen leren hoe ze met hun lichaam omgaan zonder ze als rolmodel te nemen. Matthew Henry zou zeggen: Daar kun je wat van leren, want het bevestigt de Schrift.”
David P. Murray
David Philip Murray (1966) is hoogleraar Oude Testament en praktische theologie aan het Puritan Reformed Theological Seminary (PRTS) in Grand Rapids.
In Schotland was hij predikant in de Free Church in Lochcarron en Stornoway en later in de Free Church (Continuing) in Stornoway. In de Verenigde Staten behoort hij bij de Free Reformed Churches.
Hij is getrouwd en heeft vijf kinderen. Hij publiceert op HeadHeartHand Blog. Hij twittert via @davidpmurray.