Opinie

Mensen met handicap slachtoffer van ontbreken rijksbeleid

De positie van mensen met een handicap verslechtert, ondanks de ratificatie van het VN-verdrag Handicap. De oorzaak? Gemeenten zijn proeftuinen omdat landelijke sturing ontbreekt.

Bas van der Voort
19 December 2019 13:12Gewijzigd op 16 November 2020 17:47
De handicap is in veel gevallen niet de belemmering, maar een onaangepaste samenleving zorgt dat de handicap een belemmering vormt.  beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen
De handicap is in veel gevallen niet de belemmering, maar een onaangepaste samenleving zorgt dat de handicap een belemmering vormt.  beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen

Nederland heeft als een van de laatste Europese landen het VN-verdrag Handicap geratificeerd. Sinds juli 2016 is het verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap in Nederland van kracht. De wet stelt dat burgers met een beperking dezelfde rechten genieten als burgers zonder beperking en heeft als doel de inclusie en participatie van deze doelgroep in de samenleving te bevorderen. De reikwijdte van het verdrag is groot: zo vallen de terreinen wonen, onderwijs, zorg, vervoer, werk er onder. Kortom: het beslaat alle levensterreinen van de burger.

Toch is sinds de ratificatie van het verdrag de positie van mensen met een beperking niet verbeterd. Sterker, de werkeloosheid is onder deze groep gestegen. Ook het aantal dat in armoede leeft groeit, zo concludeerde de Alliantie VN-verdrag Handicap onlangs.

Voor burgers is het van belang dat zij zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen, de kerkdienst bezoeken, een terrasje pakken en een eigen inkomen vergaren. Zij behoren naar vermogen mee te kunnen doen in de samenleving. De handicap is immers in veel gevallen niet de belemmering, maar een onaangepaste samenleving zorgt dat de handicap een belemmering vormt.

De overheid moet als hoeder van de mensenrechten zorg dragen voor de uitvoering van het VN-verdrag. In de geest van de decentralisaties is het dan ook logisch dat hier een belangrijke taak voor de decentrale overheid ligt. Sinds de decentralisatie van de jeugdzorg en de Participatiewet hebben gemeenten meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden op deze beleidsterreinen gekregen. Uiteraard is dit voer voor de discussie over autonomie en medebewind van decentrale overheden; met name op het gebied van financiering knelt het immers.

Praattafels

In de luwte van deze discussie speelt zich de invoering van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap af. Het verdrag beslaat alle beleidsterreinen en snijdt dwars door alle beleidsafdelingen van het ambtelijk apparaat heen. Het is dus maar de vraag in hoeverre de lokale bureaucratie er in slaagt om het VN-verdrag daadwerkelijk in te bedden in het gemeentelijk beleid.

Bijkomende complicatie is ook dat het verdrag verplicht om de doelgroep actief te betrekken bij de beleidsvorming- en uitvoering. Het verdrag is hier duidelijk in: de doelgroep moet actief betrokken worden. Enkel en alleen als de doelgroep dit niet wenst kan hier beargumenteerd vanaf geweken worden. De ambtenaar is dus veroordeeld tot dialoogsessies, praattafels en online panels. Maar welke ambtenaar is hier nu verantwoordelijk voor? Welke ambtenaar is belast met de implementatie van het VN-verdrag? Dit is toch niet iets voor ambtenaren die op basis van kennis en kunde maatschappelijke problematieken proberen te elimineren of te beteugelen? Het verdrag houdt namelijk niet op bij de grenzen van de afdeling sociaal domein en is ook niet gekaderd tussen de archiefkasten van de afdeling openbare werken.

Veel gemeenten starten daarom met het zogenoemd laaghangend fruit: het bereikbaar maken van (semi)-openbare gebouwen, voldoende gehandicaptenparkeerplaatsen, rolstoeltoiletten. Kortom: het wegnemen van fysieke drempels. Een prima eerste stap. Een andere populaire interventie is het geven van een training aan de ambtenarij zelf.

Impact

Maar in hoeverre slagen gemeenten er echt in om het verschil te maken voor deze kwetsbare groep inwoners? Gelukkig is de implementatie van het VN-verdrag in steeds meer coalitieprogramma’s opgenomen en is er vanuit de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten een actieve werkgroep ”inclusie” gestart. Toch blijft fundamentele impact achter.

Het is ook niet gemakkelijk. Het VN-verdrag dwingt gemeenten om als gelijkwaardige partner met haar inwoners om de tafel te gaan. Het VN-verdrag houdt geen rekening met de organisatiestructuren van het gemeentelijk apparaat. Het VN-verdrag houdt niet van ‘schotten’ en doelgroepenbeleid. Het VN-verdrag zet hoog in: van participatie naar sociale inclusie. De vraag is dan ook of de rijksoverheid hier geen grotere rol in moet vervullen.

Gemeenten worden vaak als proeftuin ingezet. Dat is prima en draagt bij aan innovatie. Maar de meeste proeftuinen komen voort uit rijksbeleid. Nu echt rijksbeleid ontbreekt, zijn alle gemeenten aan het pionieren.

Het decentraliseren van de beleidsvorming -en uitvoering is in theorie mooi, maar een beetje inclusief beleid bestaat niet. Om de impact op de inclusieve samenleving te vergroten zou de rijksoverheid een stevigere rol moeten vervullen. De rijksoverheid moet zorg dragen dat de samenleving niet langer de belemmering vormt voor het functioneren van personen met een handicap. Daar is de individuele burger mee gediend, maar verlicht de druk ook op de lokale gemeentelijke bureaucreatie. De bureaucratie die momenteel toch al onder grote druk staat van tekorten in de jeugdzorg, WMO-problematiek en participatievraagstukken.

De auteur is bestuurskundige met een specialisatie in Global Development Issues.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer