Luther over de voorbereiding op het sterven
Bij ”klassiekers” van Maarten Luther denk je al snel aan zijn commentaar op de Galatenbrief, zijn verhandeling over de knechtelijke wil, of zijn boekje over de vrijheid van een christenmens. Maar prof. dr. Sabine Hiebsch wil het liever over een ander geschrift hebben: zijn ”Sermoen over de voorbereiding op het sterven”.
Luther publiceerde zijn ”Sermon von der Bereitung zum Sterben” in 1519, vijf eeuwen geleden, als onderdeel van een reeks sermoenen. „Een sermoen lijkt op een preek, maar is naar vorm en inhoud meer uitgewerkt, vaak ook wat langer”, schrijft prof. Hiebsch in haar boekje ”Luther voor leken. Reformator in een veranderende wereld” (uitg. Vuurbaak). „Het houdt het midden tussen een preek en een korter theologisch traktaat. Luthers sermoenen uit 1519 gingen onder andere over de boete, over het lijden van Christus, over de doop en over de voorbereiding op het sterven.”
Prof. Hiebsch is sinds 2017 bijzonder hoogleraar op de Kooiman-Boendermaker leerstoel voor Luther en de geschiedenis van het (Nederlandse) lutheranisme aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in Kampen. Ze groeide op in het Duitse Bad Nauheim, bij Frankfurt, en studeerde katholieke en protestantse theologie in Parijs, Tübingen, Amsterdam en Bonn. Hiebsch is luthers en lid van de Protestantse Kerk in Nederland.
Bij een klassieker van Luther schiet je niet meteen dit ”Sermoen” in gedachten...
„Wat is een klassieker? Dat hangt erg af van je eigen context. In de gereformeerde traditie in Nederland zijn andere teksten populair dan in de Duitse Lutherse Kerk of in de lutherse traditie in Nederland.”
Luthers ”Verklaring van de Brief aan de Galaten”, bijvoorbeeld, wordt nog altijd uitgegeven.
„Die ís ook heel belangrijk, heeft veel invloed gehad. Maar ik wil maar zeggen: de groep waarvan je deel uitmaakt, is heel bepalend voor hetgeen je als klassieker ziet. Van Luthers in het Duits geschreven ”Sermoen over de voorbereiding op het sterven” kwamen tot 1525 alleen al 21 herdrukken en vertalingen tot stand, waaronder een Nederlandse en een Deense. Dat zegt veel: dit geschrift voorzag in een behoefte.”
Het sermoen verscheen in een uiterst spannend jaar, zegt prof. Hiebsch aan een tafeltje in restaurant De Nieuwe Poort op de Amsterdamse Zuidas. „In oktober 1517 had Luther zijn 95 stellingen gepubliceerd, en in het voorjaar van 1518 zag zijn ”Sermoen over de aflaat en genade” het licht. Als een lopend vuur ging een en ander door Europa. Dé doorbraak kwam vervolgens in Heidelberg, waar Luther in april 1518 tijdens een vergadering van de augustijnerorde voor zijn medebroeders een disputatie mocht houden en hij zijn theologie van het kruis verdedigde. Van heinde en ver kwamen studenten daarop af. Toen werd het de Katholieke Kerk écht duidelijk dat Luther niet meer te stoppen was en begon ze het ketterproces tegen hem. Midden in dat proces, in 1519, schreef Luther zijn reeks sermoenen – terwijl hij wist dat hij op de brandstapel kon terechtkomen. Dat hij dé Duitse reformator zou worden, was op dat moment nog niet duidelijk. Maar de kernthema’s die in zijn latere geschriften zo’n grote rol gingen spelen, vind je in de sermoenen al terug. Dat vind ik heel spannend. In 1520 schreef hij zijn drie ”Hauptschriften”, centrale geschriften: ”Aan de christelijke adel”, ”Over de Babylonische gevangenschap van de kerk” en ”Over de vrijheid van een christenmens”.”
Kunt u de inhoud van zijn Sermoen over de voorbereiding op het sterven kort samenvatten?
„Luther begint, heel praktisch, met twee korte punten. Het eerste is dat de dood een afscheid nemen van deze wereld inhoudt. Het tweede: Neem ook geestelijk afscheid (zie ”Afscheid nemen van deze wereld”; AdH).
Vervolgens gaat hij uitvoerig in op de vraag hoe je je nu het beste voorbereidt op het sterven, een thema dat in zijn tijd sterk speelde. Je had allerlei ”ars moriendi”-literatuur, over de kunst van het sterven, en veel mensen hadden bijvoorbeeld de schilderijen van Hieronymus Bosch met daarop de verschrikkingen van de hel op hun netvlies staan. Er heerste veel angst.
In Luthers sermoen komt juist de nadruk te liggen op troost. Waarin ligt die? Alleen in Christus. Dus, schrijft Luther, „moet jij je alleen om de dood van Christus bekommeren. Dan zul je het leven vinden.” Tegenover de beelden van zonde, dood en hel plaatst hij drie andere beelden: genade, leven en gelukzaligheid. Hij stelt Christus heel centraal in het stervensproces. Solus Christus.
Nog iets: Luther verlegt de focus van de laatste uren voor het sterven, die in zijn tijd sterk was, naar het leven. Dáár moet de voorbereiding plaatsvinden. „Want hoe dieper over de dood wordt nagedacht, hoe moeilijker en gevaarlijker het sterven is. In het leven, wanneer de dood nog ver weg is en de mens nog niet in het nauw drijft, moet men zich gedachten erover voor de geest roepen”, adviseert hij. Oftewel: midden in het leven zijn wij door de dood omgeven – niet andersom. Heel actuele noties, lijkt me.”
In welk opzicht?
„Om maar wat te noemen: het wordt steeds minder vanzelfsprekend dat de kerk, of het christelijk geloof, nog een rol speelt rond het sterven van mensen. Vaak is er alleen nog de begrafenisondernemer, vooral voor de praktische zaken: „Wij regelen dat wel.” Dan sta je soms bij zo’n afscheid en denk je: Is dít het nu? Mensen worden volledig op zichzelf teruggeworpen, er is geen enkel aspect van troost. Bij Luther lees je zo veel meer.”
In zijn sermoen spelen de sacramenten, de biecht, de eucharistie, het laatste oliesel en de heiligen best een belangrijke rol.
„Klopt. En ook daarom vind ik deze tekst zo spannend. Luthers denken op deze punten is in 1519 nog volop in ontwikkeling. In 1520 komt hij bijvoorbeeld tot de conclusie dat het oliesel geen Bijbels fundament heeft.
Wat je in zijn sermoen wél duidelijk proeft, is dat het hem niet om allerlei uiterlijke dingen gaat. Je moet je richten op Christus.
Uit deze tekst blijkt trouwens ook weer hoezeer het hart bij Luther een cruciale plaats inneemt – in mijn proefschrift over Lea en Rachel in Luthers Genesispreken heb ik dat verder uitgewerkt. Het hart, niet als iets romantisch, maar als het centrum van de persoon. Daar speelt zich het gevecht met de duivel en de zonde ook af.”
Als het daarover gaat: de vraag die heel wat mensen in de reformatorische kerken bezighoudt, is: Als ik nu geen níéuw hart heb en moet sterven?
„Ik weet dat deze vraag speelt. Luther gaat op deze aanvechtingen ook in. „Je moet God God laten zijn”, zegt hij, „want Hij weet meer over jou dan jijzelf. Daarom: kijk naar het hemelse beeld van Christus, Die omwille van jou naar de hel is afgedaald en door God in de steek gelaten is als een voor eeuwig verdoemde.””
In hoeverre komt wat Luther hier zegt overeen met wat hij in 1525 schrijft in zijn boek ”Over de knechtelijke wil”: dat de mens in zaken van het eeuwig heil niet in stáát is het goede te kiezen?
„Ik vind het lastig om deze geschriften op dit punt te vergelijken. Zijn boek over de knechtelijke wil staat helemaal in de context van zijn strijd tegen Erasmus over de vrije wil, waarbij beiden in mijn ogen behoorlijk langs elkaar heen hebben gepraat.
Wat ook belangrijk is om vast te stellen is dat de context van veel RD-lezers echt een andere is dan die van Luther. Rechtvaardiging en heiliging lagen bij Luther veel dichter bij elkaar, die hoorden voor hem bij elkaar.
Wat overigens het ”solus Christus”, alleen Christus, betreft: nogal eens wordt dit als vierde sola naast het sola gratia, sola fide en sola Scriptura gehanteerd. Ten onrechte: daarmee neem je het ”solus Christus” niet serieus genoeg. Het solus Christus is de inhoud en de grond van de andere drie sola’s; niet zomaar een afzonderlijk sola.”
Iets anders: toen u nog aan de Vrije Universiteit Amsterdam doceerde, kondigde u drie ”Luther Awards” aan. Tot nu toe ontving alleen theologiestudent René Visser er een. Volgen er nog meer?
„Deze scriptieprijs stond in het teken van de Reformatieherdenking in 2017, er was ook een bedrag van 1517 euro aan verbonden. Maar het is zeker de bedoeling dat de prijs voor een scriptie over Luther er weer komt. En dan maar hopen op veel inzendingen.”
Klik hier voor het volledige sermoen, in de vertaling van T. M. M. A. C. Bell.
Lees ook:
Luther wist: Hervorming kerk is geen zaak van geweld; op het hart komt het aan (rd.nl, 16-12-2015)
Thomas a Kempis: Christus navolgen op de kruisweg (rd.nl, aflevering 2 serie Klassiekers, 26-10-2019)
Paul van Geest: Lees Augustinus en je vindt een vriend (rd.nl, aflevering 1 serie Klassiekers, 27-09-2019)
Afscheid nemen van deze wereld
„1. Omdat de dood een afscheid van deze wereld en al haar bekommeringen is, is het nodig dat de mens eraan denkt zijn aardse goed op een goede en ordelijke wijze te verdelen, zoals het moet zijn of zoals hij denkt dat het goed is, zodat er na zijn dood geen reden is tot haat en nijd of andere misverstanden onder zijn achtergebleven vrienden. Dit is een lichamelijk of uiterlijk afscheid van deze wereld en er wordt afscheid genomen van het aardse goed.
2. Men dient ook geestelijk afscheid te nemen. Dat is: men vergeeft van harte, louter om Gods wil, alle mensen die ons beledigd hebben. Omgekeerd verlangt men ook om Gods wil vergeving van alle mensen, waarvan wij er velen ongetwijfeld zwaar beledigd hebben, op zijn minst door een slecht voorbeeld of aan wie wij minder weldaden bewezen hebben dan die wij verschuldigd waren krachtens het gebod van de christelijke naastenliefde.”
Begin van het twintig punten tellende ”Sermoen over de voorbereiding op het sterven” (vert. T. M. M. A. C. Bell)
Maarten Luther
Maarten Luther werd op 10 november 1483 in het Duitse Eisleben geboren, als Martin Luder. „Mijn vader en mijn moeder hebben niet gedacht, dat zij een doctor Martin Luther zouden voortbrengen”, zou hij later schrijven.
Luther werd dé Duitse reformator, al was dat beslist niet zijn doel toen hij op 31 oktober 1517 zijn 95 stellingen bekendmaakte. Luther zelf over de onrust die zijn stellingen veroorzaakten: „Het hele kerkelijke leven lijkt ineens ter discussie te staan. Deze roem lust mij niet. Rond de aflaat ben ik er zelf nog niet eens helemaal uit. Dit lied kon voor mijn stem weleens te hoog worden.”
De Wittenberger kerkhervormer heeft ongekend veel teksten gepubliceerd. Dat het overgrote deel daarvan uiterst lezenswaardig is, wordt de laatste jaren, bij alle aandacht die er –terecht– is voor Luthers anti-Joodse geschriften, weleens uit het oog verloren.
Op 18 februari 1546 overleed Luther, in zijn geboorteplaats Eisleben.
serie
klassiekers
De actualiteit van bekende boeken uit de kerkgeschiedenis