Onze vaderen leefden dichterbij de eindtijd dan wij, meent ds. A. Schot. „Hoe dichterbij de eindtijd, hoe minder mensen erbij leven.”
Ds. Schot, predikant van de gereformeerde gemeente van Nunspeet, sprak zaterdag voor een volle zaal in de kerk van de gereformeerde gemeente van Woerden tijdens de jaarlijkse Bondsdag van de Mannenverenigingen van de Gereformeerde Gemeenten. Het thema was: ”Signalen van de eindtijd”.
De bijeenkomst werd geopend door de voorzitter van de Mannenbond, ds. E. Bakker. Hij mediteerde over Lukas 13:1-5. Hij zei dat de zonde in Nederland „ongebreideld uitgeleefd” wordt. Dat betekent echter niet dat mensen die naar de kerk gaan en onbekeerd zijn rustig verder kunnen leven. „Alleen het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden.”
Remmen eraf
Ds. Schot wees er in zijn toespraak op dat „de remmen eraf” gaan in de maatschappij en somde een groot aantal kernwoorden op die wijzen op de nadering van de wederkomst van Christus, zoals liefdeloosheid, oppervlakkigheid, christenvervolgingen, materialisme, hoogmoed, occultisme en goddeloosheid die toenemen, terwijl het geloof afneemt.
Toch zijn er ook positieve dingen, aldus de predikant. Hij noemde onder andere dat Gods Woord kracht doet, dat God denkt aan ons volk, dat Gods Koninkrijk gebouwd wordt en dat er tekenen zijn van de wederkomst van de Heere Jezus.
Hij constateerde dat veel mensen „onder de beheersing van het eindtijddenken” zijn gekomen en bang zijn. Ds. Schot: „Vrezen mag, ik gun u echter geen slaafse vrees, maar een kinderlijke vrees die bukt voor de Heere. Als je Christus mag kennen, hoef je niet bang te zijn. Het moet ons om Christus te doen zijn.”
De predikant zei dat „onze vaderen dichterbij de eindtijd leefden dan wij. Hoe dichterbij de eindtijd hoe minder de mensen erbij leven.” Hij citeerde Calvijn die schreef: „Niemand heeft goede vorderingen in de leerschool van Christus dan hij die de dag van zijn dood en die van de laatste opstanding met vreugde verwacht”. Hij haalde ook Guido de Brès, de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, aan. Die schreef: „Wij verwachten die dag met een groot verlangen”.
Ds. Schot wees erop dat in de belijdenisgeschriften de verwachting van de wederkomst wordt uitgesproken, zowel in de oudere (Twaalf Artikelen, Belijdenis van Nicea, Belijdenis van Athanasius) als in de nieuwere (Nederlandse Geloofsbelijdenis, Heidelbergse Catechismus).
Vreemdelingschap
In de reformatorische gezindte is er wat die verwachting betreft nogal wat mis, meent ds. Schot. Hij noemde het vreemdelingschap. „We moeten leven als niet-bezittende. We gaan mee in allerlei verzoekingen. Ik ben bang dat velen worden meegezogen door de geest van het materialisme. Men leeft alsof men hier niet meer van de aarde weggaat en richt het huis in alsof men minstens driehonderd jaar leeft.”
De predikant wees op het grote belang van het vasthouden aan Gods Woord. „Ook in onze gezindte wordt het Schriftgezag in twijfel getrokken, wat we zien gebeuren bij het in twijfel trekken van de letterlijke betekenis van Genesis 1. Als we dat loslaten, is dat het begin van het einde. Het zijn dwazen die het getal 1000 in Openbaring 20 letterlijk nemen en het zijn dwazen die de dagen in Genesis 1 niet letterlijk nemen.”
Tijdens de vragenbespreking leidde een vraag over de kerkelijke verdeeldheid tot veel reacties. Ds. Schot zei dat het zoeken van kerkelijke eenheid meer leeft dan enkele tientallen jaren geleden. „Er zijn lichtpuntjes die men vroeger niet voor mogelijk gehouden zou hebben. Dat is bemoedigend.”
De Nunspeetse predikant wil niet doorslaan naar de andere kant, als zou men meningsverschillen niet meer mogen benoemen. „Liefde is eerlijk met elkaar omgaan en niet altijd de ander een aai over de bol geven.”
Hij ziet praktische hindernissen. „Je kunt niet alles aan de kant zetten om samen te gaan. De visie op het verbond is onopgeefbaar.”