Meer orgaandonoren werven? Niet tot elke prijs
Op 1 juli 2020 wordt de nieuwe wet donorregistratie van kracht. De overheid hoopt daarmee te bereiken dat meer mensen kenbaar maken welke keuze ten aanzien van orgaandonatie hun voorkeur heeft. Wie niets van zich laat horen, wordt impliciet geacht geen bezwaar te hebben en donor te willen zijn.
De komst van de wet hing lange tijd aan een zijden draad. Een meerderheid van de parlementariërs stemde er toch mee in, ook vanuit de hoop dat er zo een groter aantal donororganen beschikbaar komt.
Een zeer bijzondere groep van potentiële orgaandonoren was vrijdag in het nieuws: patiënten die overlijden door euthanasie. Medisch gezien kan naar schatting slechts een tiende deel van hen donor zijn, namelijk diegenen bij wie hun ziekte bijvoorbeeld wel de zenuwen of de spieren heeft aangetast, maar niet de organen. In Nederland is de combinatie van eerst een patiënt euthanaseren en vervolgens met diens instemming zijn of haar organen uitnemen voor zover bekend tot dusver zestig keer toegepast.
Promovendus Jan Bollen betoogde vrijdag dat dit aantal omhoog kan als de euthanasiepatiënt eerder en vaker op de mogelijkheid van donatie zou worden geattendeerd. Momenteel mag de arts die de euthanasie gaat toepassen een gesprek daarover niet initiëren. De mogelijkheden tot doneren horen pas te worden verkend nadat de patiënt die een euthanasiewens heeft uitgesproken vervolgens ook zelf zijn wens om donor te willen zijn kenbaar heeft gemaakt.
Bollen wil daarin ruimhartiger zijn. Hij stelt voor om patiënten van wie het euthanasieverzoek wettelijk gezien kan worden ingewilligd actiever op de mogelijkheid van donatie te attenderen, bijvoorbeeld aan de hand van hun status in het donorregistratiesysteem. Zelfs patiënten die ooit een „nee” lieten vastleggen, kunnen wat hem betreft worden gepolst.
Zowel principieel als ethisch zijn Bollens voorstellen een onbegaanbare weg, nog afgezien van de principiële bezwaren die op grond van de Bijbel zijn in te brengen tegen euthanasie. De euthanasiewetgeving is mede gestoeld op het principe van vrijwilligheid. De patiënt kiest ervoor, maar heeft tot het laatst de vrijheid om zich te bedenken.
Dat precaire proces dient niet te worden verstoord. Zeker niet door een patiënt wiens leven op een tragische en aangrijpende manier beëindigd staat te worden impliciet mee te geven dat hij of zij eerst het beste af is met de dood, maar daarna weer van grote waarde kan zijn door organen te doneren. Waar blijft in zo’n benadering het uitgangspunt dat élk leven van waarde is, en dus ook beschermwaardig, tot het einde toe?
Het tekort aan donororganen is schrijnend, evenals het leed van patiënten op de wachtlijst. Pogingen ondernemen om meer donoren te vinden, verdienen daarom zeker een kans.
Maar niet tot elke prijs.