Christenen met een dubbele identiteit
De belangstelling voor Joodse christenen neemt toe, maar tot voor kort was er geen Nederlandstalig boek dat een beeld geeft van hun lange geschiedenis. Met ”Messiasbelijdende Joden door de eeuwen heen” vult dr. Pieter Siebesma die leemte.
De boekenkast in de studeerkamer van dr. Pieter Siebesma bevat opmerkelijk veel werken van en over Messiasbelijdende Joden. Al tijdens zijn tienerjaren raakte de hebraïcus uit Harskamp betrokken op deze groep medechristenen. „In onze straat woonden enkele gezinnen met een Joods-christelijke identiteit. Opvallend was dat bij een deel de christelijke identiteit steeds zwakker werd en de Joodse identiteit steeds sterker. Deze mensen waren gereformeerd geworden uit dankbaarheid ten opzichte van hun onderduikouders. Dat is een wezenlijk verschil met iemand als Ruth Dobschiner, die door het lezen van het Nieuwe Testament zo onder de indruk raakte van de Persoon van Jezus dat ze zeven dagen over Hem rouwde toen ze had gelezen hoe Hij werd gedood.”
Wat is kenmerkend voor Messiasbelijdende Joden?
„Dat ze vrijwel allemaal de spanning van hun dubbele identiteit ervaren. Ze behoren tot het Joodse volk én maken deel uit van de gemeente van Christus.”
Baruch Maoz wil geen Messiasbelijdende Jood, maar Joods christen genoemd worden, omdat er in Christus geen onderscheid is tussen Jood en Griek.
„Dat kan ik begrijpen. Binnen de Messiaanse beweging bestaat het gevaar dat Joodse christenen door de niet-Joodse gemeenteleden als superieur worden gezien. Ik gebruik de term Messiasbelijdende Joden omdat die ingeburgerd is geraakt, maar we moeten goed bedenken dat deze benaming pas na de Zesdaagse Oorlog in 1967 is ontstaan. Voor die tijd werd gesproken over Joodse of Hebreeuwse christenen.”
Verhoudingsgewijs gingen in de negentiende eeuw veel Joden over tot het christendom. Hoe verklaart u dat?
„In de eerste plaats als een werk van de Heilige Geest. Aan het begin van de negentiende eeuw ging een aantal Joodse christenen gebedsstonden organiseren voor de bekering van hun volksgenoten. Een tweede factor die meespeelt, is de veranderende situatie van de kerk na de Franse Revolutie. De Joden kregen gelijke rechten, wat in Nederland leidde tot de vorming van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap. De macht van de gevestigde kerk nam af.”
Orthodoxe Joden beschouwen de negentiende eeuw als de eeuw van de grote secularisatie.
„Inderdaad. De toegenomen mogelijkheden voor Joden om zich te ontplooien brachten velen van hen ertoe om zich af te wenden van de synagoge of zich aan te sluiten bij een liberaal-Joodse beweging. Een kleine minderheid, maar vergeleken met de eeuwen ervoor een grote groep, nam het christelijk geloof aan. Omdat oude zekerheden wegvielen, gingen deze mensen op zoek naar andere zekerheden.”
In hoeverre was er een relatie tussen het toenemende aantal bekeringen en de opkomende Jodenzending in de negentiende eeuw?
„Die twee hebben elkaar versterkt. Dankzij de Jodenzending kwamen Joden tot geloof in de Messias. Een deel van deze mensen raakte vervolgens zelf actief betrokken bij de Jodenzending. Die was grotendeels in handen van Joodse christenen. Ze bezochten op sabbat de synagoge om na de dienst met de bezoekers in gesprek te gaan, vaak over Jesaja 53. Ook in de verspreiding van traktaten en Hebreeuwse Bijbels speelden Joodse christenen een belangrijke rol.”
Vandaag is de term Jodenzending besmet. Terecht?
„Het Evangelie is een kracht Gods tot behoud voor eenieder die gelooft, eerst de Jood en ook de Griek. Principieel kun je als christen dus niet tegen de Evangelieverkondiging aan Joden zijn. Wel moet je na de Holocaust goed nadenken over de vraag hóe je dat doet. Een belangrijk reden van de weerstand tegen evangelisatie onder Joden is ook de invloed van de tweewegenleer. Jodendom en christendom worden als twee gelijkwaardige wegen naar God gezien. Zelfs als dat zo zou zijn, blijft de vraag wat je doet met de grote massa van seculiere Joden.”
De bekeerde Jood Abraham Capadose zette zich in voor Jodenzending; Isaäc da Costa niet.
„Dat had niet te maken met een verschil in theologische opvattingen, maar met hun persoonlijkheid. Da Costa had zijn hart verpand aan onderwijs van christenen door middel van zijn Bijbellezingen. Capadose was een uitgesproken evangelist; denk aan zijn zondagsschoolwerk. Dat onderscheid zie je vandaag nog.”
Zijn er opvallende punten van overeenkomst in de weg waarin Joden tot geloof in Jezus komen?
„Dat gebeurt relatief veel door het lezen van de Bijbel, zonder tussenkomst van een voorganger. In nogal wat autobiografieën uit de negentiende eeuw lees je dat Joodse christenen door een droom of visioen bij de Bijbel werden gebracht. Een bekend voobeeld is Philippus Samuel van Ronkel. Wat dat betreft, is er een parallel met de bekering van moslims in onze tijd.”
Tot de negentiende eeuw legden bekeerde Joden hun Joodse identiteit af, vanaf de negentiende eeuw verandert dat. Is dat winst?
„Dat hangt af van de motivatie erachter. Wordt Joods leven als iets verdienstelijks gezien, dan is het geen winst. Het ligt anders als het voortkomt uit het besef dat je ook na je bekering deel blijft uitmaken van het volk van de Joden. Zoals de Hongaarse christenen in Roemenië hechten aan hun Hongaarse identiteit en de reformatorische kerken in Nederland aan hún kenmerken. Denk aan het feit dat ouderlingen op zondag in het zwart gekleed gaan. Dat kom je in de Bijbel niet tegen; je vindt het ook vrijwel nergens elders op de wereld. Daarmee is het niet fout, het wordt wel fout als je er iets van maakt.
Een deel van de Joodse christenen houdt zich aan de Joodse wetten uit missionaire overwegingen. Ze hopen hun volksgenoten daardoor beter te kunnen bereiken. De invloedrijke theoloog Mark Kinzer leeft als een orthodoxe Jood omdat hij de Joodse identiteit wil doorgeven aan zijn kinderen. Dat kan ik plaatsen.”
De Messiaanse gemeenten in Nederland bestaan voornamelijk uit niet-Joden die Joods gaan leven.
„Dat vind ik problematischer. Je wekt daarmee op z’n minst de indruk dat het geloof in Christus onvoldoende is. Vaak zie je dat de invloed van het Jodendom steeds sterker wordt, waardoor mensen het zicht op de Messias verliezen. Verbondenheid met het Joodse volk is goed, maar we moeten geen Joodje gaan spelen. Daar moeten ook de Joden zelf niets van hebben. Laten we tevreden zijn met de positie waarin God ons heeft gesteld en de roeping die we daar hebben ontvangen.”
U geeft in uw boek aan dat dé Messiasbelijdende Jood niet meer bestaat.
„Nee, er is een enorme variëteit. Qua theologie is de meerderheid van de Joodse christenen evangelisch, maar er zijn grote verschillen in de mate waarin men zich aan Joodse gebruiken houdt. Een deel van de Joodse christenen is overigens nog altijd lid van een traditionele kerk.”
Welke betekenis kent u toe aan de Bijbeluitleg door Joods-christelijke theologen?
„Ze hebben meer oog voor de Joodse achtergrond van het Nieuwe Testament. Bovendien levert de verbinding van de orthodox-christelijke uitleg met de orthodox-Joodse uitleg soms verrassende gezichtspunten op. Het commentaar van David Baron op Zacharia vind ik nog altijd heel knap.”
Wat hebben de contacten met uw Messiasbelijdende Joodse vrienden u geleerd?
„Dat het niet eenvoudig is om Jood én christen te zijn. Ik ben blij dat ik die ballast niet hoef mee te slepen. Hun Joodse familie wil vaak niets van hen weten. Tegelijkertijd ervaren ze spanning in het contact met de gevestigde kerken, die hun Joodse identiteit niet begrijpen. Door de Messiaanse christenen van niet-Joodse komaf worden ze bijna doodgeknuffeld. Daar zitten ze evenmin op te wachten. Ze voelen zich kerkelijk geïsoleerd. De positieve keerzijde is dat Christus hun identiteit vormt. Dat deel ik heel sterk met deze gelovigen. Niet een kerk of een christelijk systeem, maar de ontmoeting met Jezus Christus maakt ons tot een christen.”
Calvijn: Joden zijn voor ons een spiegel
In Genève verbleven sinds 1490 geen Joden meer. De enige Jood met wie Calvijn nauw contact had, was de van origine Italiaanse Immanuel Tremellius (1510-1580), die op dertigjarige leeftijd christen was geworden en als docent Hebreeuws werkzaam was. Tremellius werd later voor de leer van Calvijn gewonnen en vertaalde onder andere de catechismus van Calvijn in het Hebreeuws. Calvijn constateert weliswaar dat de Joden gehaat zijn, maar hij roept in tegenstelling tot Luther nooit op tot Jodenhaat. De Joden zijn, aldus Calvijn, voor ons een spiegel. Laten wij daarom maar oppassen, wij zijn niet beter dan zij, wij hoeven ons niet te verheffen boven hen. Calvijn kende uitstekend Hebreeuws en was goed op de hoogte van de rabbijnse exegese. Voor hem zijn de rabbijnen gelijkwaardige partners, zeker waar het gaat om de gemeenschappelijke Heilige Schrift. De historische lezing staat bij Calvijn voorop.
Bron: ”Messiasbelijdende Joden door de eeuwen heen”.
Prof. Pieter A. Siebesma
Pieter Siebesma (1954) studeerde Semitische talen en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij promoveerde er op een dissertatie over de grammatica van het Bijbels Hebreeuws. Siebesma is hoogleraar godsdienstwetenschappen aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven. Daarnaast doceert hij Hebreeuws aan het door hem opgerichte Da’at Instituut, in de vorm van een basiscursus en leeskringen. Vele jaren was hij adviseur van het bestuur van Hadderech, de Nederlandse Vereniging van Jesjoea hammasjiach (Jezus de Messias) belijdende Joden. Hij werkte mee aan de tweetalige versie van de Brief aan de Hebreeën die werd uitgebracht door Stichting Israël en de Bijbel, in de hoop hiermee ultraorthodoxe Joden te bereiken. Het jongste boek van Siebesma, een uitgave in samenwerking met Stichting Steun Messiabelijdende Joden, is gebaseerd op artikelen die hij tussen 2013 en 2019 schreef voor het blad Immanuël van deze stichting. Ook verwerkte hij er de artikelen in die hij schreef voor De Waarheidsvriend (het orgaan van de Gereformeerde Bond) en artikelen die hij publiceerde in het maandblad van Stichting Israël en de Bijbel. Het boek biedt een beeld van Joodse christenen van de nieuwtestamentische tijd tot nu.