Kerk & religie

„Morele wonden militair zijn ook wonden van samenleving”

Veel Nederlandse militairen worstelen met schuldgevoelens, bijvoorbeeld omdat ze een medemens moesten doden. Het is belangrijk oog te hebben voor deze ‘wonden’, stelt prof. dr. Pieter Vos.

10 October 2019 10:42Gewijzigd op 16 November 2020 17:12
Prof. dr. Pieter Vos aanvaardde dinsdag zijn ambt als bijzonder hoogleraar ”Protestantse geestelijke verzorging in de krijgsmacht”. beeld RD, Anton Dommerholt
Prof. dr. Pieter Vos aanvaardde dinsdag zijn ambt als bijzonder hoogleraar ”Protestantse geestelijke verzorging in de krijgsmacht”. beeld RD, Anton Dommerholt

Het is niet zo dat pas deze week zijn onderzoek begon naar geestelijke verzorging in de krijgsmacht. Al sinds 2011 is prof. dr. Pieter Vos (49) als ethicus betrokken bij het toerusten van geestelijk verzorgers. En zijn onderzoek als bijzonder hoogleraar aan de leerstoel Protestantse geestelijke verzorging bij de krijgsmacht ging in januari al van start. Wel was er dinsdag een mijlpaal: de officiële aanvaarding van zijn ambt aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) te Groningen.

Bij een bijzondere leerstoel is altijd een maatschappelijke partij betrokken, legt Vos uit. „In dit geval is dat de Dienst protestantse geestelijke verzorging bij de krijgsmacht. Dit is bij uitstek een kans om universiteit en praktijk met elkaar te verbinden. De dienst is gebaat bij de academische doordenking van de geestelijke verzorging. Terwijl de universiteit zo aansluiting wil vinden bij de praktijk.”

Wat spreekt u aan in deze leerstoel?

„Geestelijke verzorging bij de krijgsmacht vind ik een heel spannend domein. Legerpredikanten worden vanuit de kerk gezonden, maar doen hun werk in een setting die niet direct aan het christelijk geloof doet denken. Het gaat hier dus ook om de presentie van het christendom buiten kerkmuren.

Daarnaast leven er voor mij als ethicus op dit gebied veel spannende vragen: naar oorlog en vrede bijvoorbeeld, of naar de legitimiteit van geweld.

Ook spreekt de verbinding van wetenschappelijk onderzoek met de praktijk me aan. Het is mooi dat er een concrete groep mensen is waarvoor ik dit werk doe.”

Hoe houdt u als onderzoeker feeling met het werk van defensie?

„In de eerste plaats door me in te lezen en bijvoorbeeld dagen mee te lopen. Ook zijn de contactmomenten belangrijk. Daarnaast zijn er studiedagen waaraan ik bijdragen lever; dat zijn uitgelezen momenten om elkaar te ontmoeten.

Anderzijds is de positie van onderzoeker er altijd een van een bepaalde afstand. Juist dat geeft de mogelijkheid om te observeren en om de wetenschappelijke inzichten die ik opdoe te verbinden met de praktijk.”

Waar zult u zich in uw onderzoek met name op richten?

„Het werk van de geestelijk verzorger wordt vaak onderverdeeld in drie terreinen: verzorgen, vieren en vormen. Mijn studie houdt zich met al deze aspecten bezig, maar met name met de vorming. We spreken dan over het versterken van de morele weerbaarheid van de militairen. Hun situatie is heel anders dan thuis: soldaten zijn maanden van huis en zijn voortdurend samen met dezelfde groep. Ook kunnen ze geconfronteerd worden met geweld of moeten dat zelf uitoefenen. Zulke ervaringen doen iets met een mens. Dan is het nodig de morele weerbaarheid te versterken: zorgen dat je stevig in je schoenen staat als het gaat om normen en waarden, juist wanneer het spannend wordt.

Binnen de krijgsmacht is veel aandacht voor militaire ethiek, ook in de opleiding. Toch gaat het daarbij om een beperkt onderdeel van de ethiek: er wordt vaak gedacht vanuit het handelen van een militair die met dilemma’s geconfronteerd wordt. Morele weerbaarheid gaat verder. Daarin stel je de vraag: Hoe sta je er nu als mens in, met je eigen levensbeschouwelijke opvattingen? Ik wil doordenken hoe juist dit eigene versterkt kan worden.”

Uw leerstoel draagt de naam protestants in zich. Hoe onderscheidt protestantse geestelijke verzorging zich van andere vormen van krijgsmachtpastoraat?

„Juist daar liggen vragen die doordenking waard zijn. Je zou kunnen denken aan een sterke nadruk op het geweten, op de eigen verantwoordelijkheid. Kenmerkend voor het protestantisme is het besef dat de mens als individu voor God staat. Denk ook aan het roepingsbesef dat in de protestantse traditie aanwezig is en betrekking heeft op het leven van alledag. Je kunt je afvragen hoe dit vertaald kan worden naar de situatie van de militair.”

Wie als legerpredikant wil dienen, werkt in een breed team met onder meer humanistische, islamitische en hindoeïstische verzorgers. Vacatureteksten benadrukken een oecumenische instelling. Kan in deze context een specifiek protestants geluid klinken?

„Daar zie ik zeker mooie voorbeelden van. Voor mijn gevoel is de breedte van het protestantisme ook vertegenwoordigd onder de predikanten. Wel vergt het iets van hen. Wie sterk evangeliserend aan dit werk begint, met als doel om onverkort het Woord van God te verkondigen, voelt toch de setting niet helemaal goed aan. In principe is de geestelijk verzorger er voor alle militairen, niet alleen die van je eigen richting. Je zult je een bepaalde taal eigen moeten maken. Dat vergt iets, maar is zeker mogelijk.

Ik zie veel waarde in zendende instanties achter de geestelijk verzorgers; dat zij verbonden zijn aan een bepaalde traditie. Je kunt dat zelfs terugbrengen tot het grondrecht van de vrijheid van godsdienst. De overheid moet erin voorzien dat militairen ook in een uitzendingssituatie hun eigen godsdienst kunnen uitoefenen.

Ook positiever geformuleerd is er een meerwaarde: juist omdat de geestelijk verzorger religie van binnenuit kent, kan hij er bij uitstek recht aan doen. Je weet dan ook wat het voor anderen kan betekenen.”

Er verschijnen regelmatig vacatures voor legerpredikanten. Is deze functie nog in beeld bij uw studenten?

„Het heeft zeker aantrekkingskracht. Veel studenten zoeken naar pioniersplekken. Zij willen niet zozeer werken binnen een gemeenschap die de christelijke geloofstaal door en door verstaat, maar juist op het grensvlak met de geseculariseerde wereld. Wat dat betreft, werk je als legerpredikant in een uitdagende setting.

De krijgsmacht heeft natuurlijk ook iets avontuurlijks dat aantrekt. Bovendien heb je als geestelijk verzorger binnen defensie een unieke positie. Je bent wel in, maar niet van de krijgsmacht. Daarmee heb je een vrijplaatsfunctie voor de militairen. Het is voor hen niet zo makkelijk naar de commandant te stappen, wanneer bijvoorbeeld persoonlijke waarden botsen met wat de krijgsmacht van je vraagt. De geestelijk verzorger is dan een vertrouwenspersoon waar je op verhaal kunt komen.

De band met de militairen strekt zich vaak ook uit over de uitzendingen heen. Ik ken de voorbeelden van legerpredikanten die na een uitzending nog thuis bij het gezin van de militair over de vloer komen. Ook bij de veteranenzorg zijn geestelijk verzorgers betrokken. Het gaat om uniek maatwerk, toegespitst op de vragen en behoeften van de militairen. Daarom wordt de rol van geestelijk verzorgers binnen de krijgsmacht ook bijzonder gewaardeerd.”

De titel van uw oratie luidt ”Het gedeelde verhaal van een beschadigde moraal”. Wat bedoelt u hiermee?

„De term ”moral injury”, een beschadigde moraal, ontstond in Amerika rond de behandeling van Vietnamveteranen. Bij veel militairen werd een posttraumatische stressstoornis, PTSS, vastgesteld. De militair is dan patiënt en slachtoffer en heeft hulp nodig.

Moral injury benoemt echter dat er daarnaast ook andersoortige vragen kunnen zijn waarmee een militair worstelt, ethische vragen. Je hebt in oorlogsomstandigheden dingen zien gebeuren of zelf ervaren, die raken aan diepe morele waarden. Onderzoek heeft aangetoond dat veel Nederlandse militairen worstelen met gevoelens van schuld en schaamte. Bijvoorbeeld omdat het niet gelukt is om burgers te beschermen, of omdat ze medemensen hebben moeten doden.

Het is belangrijk deze dimensie te erkennen. Te vaak worden dit soort vragen getherapeutiseerd. We zeggen dan: Hij is er niet goed uitgekomen, hij heeft hulp nodig. Maar dan zien we over het hoofd dat deze morele wonden misschien wel terecht kunnen zijn; dat er wellicht morele grenzen zijn overschreden.

Bovendien kunnen we dit niet afdoen als een persoonlijk probleem van de individuele militair. Een soldaat gaat niet als privépersoon op pad, maar met een mandaat vanuit de samenleving en overheid. Daarom spreek ik over een gedeeld verhaal. De wonden van moral injury zijn ook wonden van de samenleving als geheel. Die vragen moeten we daarom ook gezamenlijk serieus nemen.”

Hoe staat het er eigenlijk voor met de geestelijke verzorging van de geestelijk verzorgers zelf?

„Volgens mij kan hier nog terrein gewonnen worden. Enerzijds is er nu al veel zorg voor elkaar, zoals intervisie. De geestelijk verzorgers volgen de specialistenopleiding van defensie. In die zin is er een intensieve kennismaking met het militair bedrijf; ik heb een hoge dunk van de mate waarin krijgsmachtpredikanten de militaire situatie kennen en voorbereid zijn op hun uitzending.

Anderzijds kan het werk van geestelijke verzorging veel van je vergen. Ook een legerpredikant kan bijvoorbeeld morele beschadiging opdoen. Een uitzending kan langer impact hebben dan gedacht.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Legerpastoraat

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer