Nergens in de wereld is het percentage vluchtelingen zo hoog als in Libanon. Ongeveer een op de vier mensen is een vluchteling uit Syrië naar wie de overheid niet omkijkt. Sommige kerken springen in het gat. Maar dat blijkt bijna een bodemloze put.
Nazih Tamah herinnert het zich nog goed. „Ik werkte als timmerman in Qatar. Het was 2012. God legde een droom in mijn hart om onder vluchtelingen te werken.” En dus ging Tamah terug naar waar hij vandaan kwam: de Libanese stad Zahle in de Bekavallei, op een kwartiertje rijden van de grens met Syrië.
De onrust die daar sinds een jaar om zich heen greep, leidde tot steeds grotere aantallen vluchtelingen. Sommigen reisden naar Beiroet, anderen bleven in de Bekavallei hangen.
Tamahs hart stond in vuur en vlam voor hen. Hij deelde zijn passie met ds. Jihad Haddad, die in Zahle de baptistengemeente True Vine leidt. Samen gingen ze ervoor. Met 30.000 dollar steun van een Canadese kerk konden de eerste honderd vluchtelingengezinnen geholpen worden. Praktisch, met eten. Met wasmiddel. Met medicijnen. En ook geestelijk, met een luisterend oor. Met pastorale zorg. Met het Evangelie vooral. „We wilden er gewoon voor hen zijn”, zegt Tamah.
Ds. Jihad Haddad zegt later hetzelfde. „We vertelden de vluchtelingen: wij helpen je omdat we christen zijn. En ook omdat we jullie begrijpen. We hebben hier in Libanon, net als nu in Syrië, een vreselijke oorlog gehad.”
De eerstvolgende zondag kwamen ze terug, herinnert ds. Jihad Haddad zich. Ze laafden zich aan het feit dat mensen naar hen omzagen. „Er werd gehuild en gebeden. En de volgende zondag kwamen er méér.”
Schooltje
„Weet je wat het is?” blikt Tamah terug. „God heeft ons willen gebruiken. Het gebeurde gewoon. Na één jaar hielpen we 400 gezinnen. In 2013 kwam er een schooltje bij voor vluchtelingenkinderen, gewoon in de kerk. We hadden direct al 250 leerlingen.”
Anno 2019 zijn er scholen op drie verschillende plaatsen, is er elke zondag een speciale dienst voor moslims, zijn er zo’n 40 Bijbelstudiegroepen onder vluchtelingen en zijn er meer dan 300 moslims christen geworden.
„Wat we hier zien is niets minder dan een beweging”, vertelt ds. Jihad Haddad in het kantoor bij de kerk. „Er is altijd meer werk dan we aankunnen.” Dat geldt met name voor de scholing: Human Right Watch becijferde dat in Libanon zeker 300.000 Syrische vluchtelingenkinderen niet naar school gaan. Er is geen geld, er is geen mogelijkheid en hun ouders zijn sowieso al illegaal.
Het zijn hulporganisaties en ook kerken zoals True Vine die in dat gat springen. Van de ongeveer dertig betaalde krachten bij True Vine werkt grofweg de helft voor de schooltjes die voor de jonge vluchtelingen in het leven zijn geroepen.
Tegenstand
Van een afstandje lijkt de christelijke gemeente één groot succesverhaal te brengen, maar ds. Haddad en broeder Tamah zijn de eersten om dat te nuanceren. Zo is er tegenstand van zowel overheid als omgeving, zegt de voorganger. „De overheid zegt ons dat er te veel mensen komen, dat we illegaal bezig zijn enzovoort. De buren bellen vaak de politie omdat ze overlast ervaren. Ja, ook de christelijke buren. Eerlijk gezegd vooral de christelijke buren.”
Tamah, die dag aan dag bezoeken aflegt onder vluchtelingen, merkt ook tegenstand. „Hun familie is soms tegen ons. Mijn auto werd een keer bekogeld toen ik ergens op bezoek was.” Ook hebben medewerkers van de kerk met een moslimachtergrond bedreigingen ontvangen.
Maar de grootste moeilijkheid is niet de tegenstand, zeggen beiden. Dat is de vraag hoe je de mensen vasthoudt. „Ze komen met honderden naar de kerk. Maar er is ontzettend veel inspanning voor nodig om mensen die een heel andere achtergrond hebben, te begeleiden.”
Ds. Haddad maakt het in zijn kerk mee. „De mensen die je nu ziet, zijn over een paar maanden voor een groot deel verdwenen. Sommigen zijn dan naar Europa vertrokken, anderen komen niet meer, van weer anderen weten we niet wat er van hen geworden is. Tegen die tijd zijn er weer anderen die hun plaats innemen.”
Bloedige striemen
Pastorale, sociale en psychologische begeleiding is broodnodig. Bij individuen, maar zeker ook in de grote gezinnen. Tamah rijdt naar een klein huis in een van de wijken van Zahle en klopt op de verveloze deur. Een jonge moeder doet open. Achter haar klinkt in volume toenemend geschreeuw. De decibellen zijn afkomstig van vijf jonge kinderen, vaak met nauwelijks een jaar leeftijdsverschil.
De vader is niet thuis; hij zoekt werk. Dat valt niet mee, want Syrische vluchtelingen kunnen in Libanon hoogstens illegaal werken. Veel Syrische mannen gaan van baantje naar baantje, in de hoop niet gepakt te worden.
Intussen komt de zorg voor het gezin op de jonge moeder neer. Ze geeft haar mobiele telefoon aan een van de kinderen, maar hij wordt onmiddellijk achternagezeten door een ouder broertje die de telefoon hardhandig weggrist. Het broertje laat het er niet bij zitten en trekt aan de haren van zijn rivaal. Die haalt op zijn beurt zijn nagels over het gezicht van het kleintje. Bloedige striemen verschijnen op zijn wangen.
Tamah bidt met de moeder en vertrekt na een halfuurtje weer. „Zie je”, verzucht hij in de auto. „Er is veel meer werk dan we aankunnen. Hier zouden we iemand heen moeten sturen die deze moeder kan helpen met de opvoeding. Maar ik weet echt niet wie.”
Negatieve naam
Voor de True Vinegemeente in Zahle is het een bewuste keus geweest om zich op vluchtelingen te richten. De gemeente opereert „als een oase voor de vele Arabieren die de hitte van de woestijn om ons heen ontvluchten”, zo typeert ze zichzelf. Bovendien heeft het werk een olievlekwerking, zegt ds. Haddad. „Libanon is de sleutel naar het Midden-Oosten. We zijn nu zo ver dat we zendelingen terugsturen naar Syrië.”
Maar niet alle kerken in Libanon bekommeren zich om de vele Syrische vluchtelingen in het land. Sterker, de meeste doen dat niet. Syrische vluchtelingen hebben in het land van de ceders een buitengewoon negatieve naam omdat ze de spanning in het etnisch sterk verdeelde Libanon nog verder opdrijven. Ook werken ze, illegaal, in sectoren waar ze Libanezen het brood uit de mond stoten.
Toch zijn er meer kerken die een taak voor zichzelf weggelegd zien te midden van de stromen van mensen die teleurgesteld zijn geraakt in de Arabische lente. „Een missionaire instelling dient in alle aspecten van ons kerkelijk leven terug te komen”, zegt bijvoorbeeld dr. Paul Haidostian. Hij is een leidend figuur binnen de Armeens-Evangelische Kerk, die met name in Libanon en Syrië sterk vertegenwoordigd is.
Dr. Haidostian spreekt de voorgangers van zijn kerk bemoedigend toe, hoog in de bergen van de Libanon. Daar zijn de Armeens-evangelische pastors, met financiële hulp van het deputaatschap Bijzondere Noden van de Gereformeerde Gemeenten, op retraite.
Het is een bijzondere kans om bezinning op gang te brengen over de kerndoelen van de kerk, vindt dr. Haidostian. Een van die kerndoelen is missie. „Dat betekent dat we op allerlei manieren het Koninkrijk van God verspreiden”, houdt hij zijn gehoor voor. „Het kan niet zo zijn dat je zegt: Ik heb het geprobeerd en het werkt niet.”
Niet de deuren langs
De volgende dag denken acht Armeens-evangelische predikanten samen na over hun roeping voor vluchtelingen en andere mensen in de directe omgeving. „Wij gaan niet de deuren langs om mensen te overtuigen”, zegt pastor Nurik uit Bagdad, die ook naar de conferentie is gekomen. „Maar wat we wel doen, is sociaal werk. Denk aan voedsel, aan medicijnen. We hebben in feite een grote bediening onder moslims.”
Pastor Hagop, die een kerk en een school leidt in een dorp vlak bij de True Vinegemeente van ds. Haddad, knikt. „Evangeliseren in de islamitische dorpen die ons omringen, dat doen we niet. We zijn bang om politieke spanningen te creëren. Maar uitnodigend zijn naar anderen, dat doen we zeker wel.”
En dus wordt er sociaal werk georganiseerd. In Beiroet heeft de kerk in een arme wijk een loket geopend waar behoeftigen, christenen én niet-christenen, welkom zijn. Er is altijd meer vraag dan aanbod, maar daardoor wil pastor Haidostian zich niet laten ontmoedigen. „We zien met eigen ogen het effect van deze bediening. Mensen kunnen met de hulp net dat duwtje krijgen dat ze nodig hebben om niet verder in de goot te belanden.”
Maar dé grote kracht van de Armeens-Evangelische Kerk zijn de scholen. De Armeens-evangelische gemeenschap is vanouds sterk in het organiseren van eigen onderwijs en zeker nu komt die structuur goed van pas. In plaatsten als Aleppo en Kesab, in het noorden van Syrië, hebben jihadisten kerken onder vuur genomen. Het leidde tot een uittocht van christelijke gezinnen naar Libanon. Sommige kinderen uit die gezinnen vonden een warm welkom op de Armeens-evangelische scholen.
Wie hulp verleent aan Syrische vluchtelingen in Libanon, weet het: het zijn niet meer dan druppels op een gloeiende plaat. Maar geen van de betrokkenen laat zich daardoor ontmoedigen. Broeder Tamah, die in Zahle dag en nacht klaarstaat voor de Syriërs, glimlacht terwijl hij in zijn auto stapt. „Daarvoor heb ik te veel machtige dingen zien gebeuren.” Dan slaat hij het portier dicht. Het volgende vluchtelingengezin wacht.
Nazih Tamah
Nazih Tamah werd geboren in een rooms-katholieke familie in Libanon. Hij kwam als jonge man tot geloof. Dat leverde aanvankelijk problemen op met zijn familie. Maar een broer die aanvankelijk de meeste barrières opwierp is nu voorganger in Hama, Syrië. Tamah zelf werkt haast dag en nacht onder Syrische vluchtelingen in het Libanese Zahle. Moslims die tot geloof zijn gekomen, vertellen regelmatig dat Tamah met zijn onbaatzuchtige houding het middel was tot hun bekering.
Ds. Jihad Haddad
Jihad Haddad is afkomstig uit een dorp hoog in het Libanongebergte, waar zijn gelovige ouders hem al voor zijn geboorte aan God toewijdden – hoewel hij is opgeleid als zakenman. Ds. Haddad werd voorganger: eerst in de baptistengemeente in zijn geboortedorp, later in Beiroet en daarna in Zahle in de Bekavallei. Daar startte hij, met ex-leden van een straatbende, de True Vinegemeente. Na 2012 kwam de focus van de gemeente op hulp aan en ondersteuning van Syrische vluchtelingen te liggen.
Ds. Paul Haidostian
Paul Haidostian is president van de Haigazian Universiteit in Beiroet. Dat is de enige universiteit van de Armeens-Evangelische Kerk. Die kerk werd in 1846 gesticht in het Turkse Istanbul. Na de Armeense genocide in 1915 ontvluchtten veel Armeniërs Turkije. Vandaag de dag zijn er zo’n honderd gemeenten wereldwijd, verenigd in regionale verbanden. De belangrijkste en oudste daarvan is de Union of the Armenian Evangelical Churches in the Near East, die vooral in Libanon en Syrië actief is.
De kerk als toevlucht
Syrische vluchtelingen drukken zwaar op de Libanese samenleving. De kerk schiet te hulp waar de overheid het laat afweten. Deel 1 van een tweeluik: de helpers. Deel 2 verschijnt morgen.