De verontwaardiging over de salafistische ideeën die kinderen worden ingeprent op zogenoemde weekendscholen wordt breed gedragen in Den Haag. Maar er is weinig duidelijkheid over hoe het probleem moet worden aangepakt, en door wie.
Regeringspartijen VVD en ChristenUnie reageerden dinsdag op het onderzoek van Nieuwsuur en NRC Handelsblad. Zij zien een rol weggelegd voor de onderwijsinspectie. Die zou moeten bekijken of kinderen niet wordt geleerd zich van de Nederlandse samenleving af te keren.
De Inspectie van het Onderwijs benadrukt dat ze niet de bevoegdheid heeft zulke clubs te controleren. De dienst gaat alleen over scholen die door het Rijk als school zijn erkend. Dat is bij de ‘scholen’ waarover Nieuwsuur en NRC berichtten, niet het geval.
Daar wijst ook minister Arie Slob (Onderwijs) op. Volgens hem is de discussie over dit „informele onderwijs” een hele principiële. „Die mag altijd worden gevoerd.” Een rol voor de inspectie zou betekenen dat de wet moet worden gewijzigd en „daar ben je ook wel even zoet mee”.
Verder wil Slob niet op de zaak ingaan, onder meer omdat in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken momenteel een onderzoek loopt naar deze vormen van informele scholing, en de buitenlandse financiering ervan. „Elke stroming die antidemocratische, anti-integratieve en onverdraagzame boodschappen verspreidt, ook in informele scholing, is onacceptabel”, laat minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken) weten.
De resultaten van het onderzoek worden begin volgend jaar verwacht.