Netflix is geen reisgids voor de smalle weg
Als je andere media moet geloven, gaan discussies in de gereformeerde gezindte vooral over trouwjurken, Nashville en een smartphoneverbod op scholen. De tentoonstelling over de Biblebelt in het Utrechtse Catharijneconvent laat seculiere bezoekers zien dat er een veel belangrijker vraag is, namelijk: leef ik nog zoals ik geboren ben of ben ik door Gods genade op de smalle weg gebracht? Calvijn: „De aarde moet ofwel haar waarde voor ons verliezen, ofwel ons in een onbeheerste liefde tot haar gevangen houden.”
In de gereformeerde traditie is het kerkelijk jaar omstreden. Toch is het niet weg te denken, schreef dr. A. J. Kunz op 1 december vorig jaar op deze pagina. Welke predikant spreekt tijdens de adventsweken niet over de komende geboorte van Christus, of na Pasen over Zijn verschijning aan de discipelen?
Het Reformatorisch Dagblad plaatste dit afgelopen kerkelijk jaar telkens een ‘Rembrandt’. Van ”De visitatie”, de ontmoeting tussen Maria en Elisabeth, tot ”De hemelvaart van Christus” op 29 mei. Welke ‘Rembrandt’ zou passen tussen Pinksteren en de nieuwe adventsperiode?
Het is opvallend, schreef ds. J. M. J. Kieviet (RD 15-6), dat de aandacht voor dat kerkelijk jaar afneemt naarmate het vordert. „Dan zijn we aan vakantie toe en aan de viering van de zomer. Dat Gods kerk nog een ander heilsfeit wacht, blijft veelal in de schaduw.”
Komt dat omdat het geloof in de wederkomst van Christus toch wat ongemakkelijk is? Niet alleen vanwege de verschillende visies daarop maar omdat die onlosmakelijk verbonden is aan het laatste oordeel? En dat je niet geloofwaardig over eeuwig leven kunt spreken zonder stil te staan bij de eeuwige dood?
„Groot verlangen”
Rembrandt waagde zich er niet aan. Het wegdrukken van de gedachte hieraan is op z’n zachtst gezegd onverstandig. Immers, ieder jaar brengt de wereldwijde mensheid dichter bij Jezus’ wederkomst, schreef Kunz. In de woorden waarmee Guido de Brès zijn belijdenisgeschrift afsluit, klinkt juist een hunkering door: „Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onze Heere.”
Ook hierin was De Brès een leerling van Calvijn. Die moest van dat liturgisch jaar niets hebben, maar de overdenking van het toekomstige leven was wel een van zijn hoofdthema’s. God stuurt de mens in dit leven moeiten en beproevingen, schrijft hij, opdat „we eraan wennen het tegenwoordige leven te verachten en als gevolg daarvan onszelf aansporen om het toekomende leven te overdenken. De Heere weet namelijk heel goed hoezeer wij van nature geneigd zijn tot een redeloze liefde voor deze wereld.”
Daar zit de pijn: de mens is slaaf van het aardse. Ook reformatorische christenen? Iedere kerkganger die de gereformeerde belijdenis onderschrijft, zegt met de mond „Amen” op de uitspraak van De Brès. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat die toekomst voor velen een ondergeschikt gespreksonderwerp is. Ook zij zijn geboeid door wat deze wereld biedt.
Brede weg
Juist de zomerperiode, met weken van rust en reizen, leent zich voor bezinning op de bestemming van ons leven. Het Utrechtse Catharijneconvent opende donderdag een tentoonstelling over de Biblebelt die daarbij een goed vertrekpunt is. Rode draad in deze expositie is de plaat van de brede en de smalle weg. Die confronteert de bezoeker met de vraag naar zijn bestemming: Quo vadis? Dat is geen moeilijke vraag, want iedereen beseft of hij met de massa meereist als toerist langs hotel Wereldzin, het Speelhuis en de Schouwburg, of door de enge poort gegaan is en als pelgrim een smal en moeizaam spoor bewandelt. Als toerist die deze wereld beleeft als een fijne plaats om een tijdje te verblijven, of als pelgrim die zich door vijandelijk gebied heen haast naar zijn eeuwige bestemming.
Het kan niet anders of zo’n vraag kleurt ook de keuze van een vakantiebestemming. De Amerikaanse christen-journalist Warren Cole Smith wees de lezers van het blad World er vorige week op dat veel reizen in de Bijbel meer verbonden zijn met vloek dan met zegen. „De eerste reis kwam nadat Adam en Eva zondigden tegen God: ze moesten vluchten uit de hof van Eden. Toen Kaïn zijn broer Abel vermoordde, was zijn straf dat hij over de aarde moest ronddwalen.” Ook de Heere Jezus was tijdens Zijn omwandeling op aarde niet zo vaak onderweg als wel eens wordt gesteld: Hij besteedde het grootste deel van Zijn leven binnen een straal van 40 kilometer rond Nazareth. Daarbij leek Zijn leven meer op dat van een pelgrim of zwerver, want Hij had minder dan de vossen en de vogels: „De Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge.”
Cole Smith plaatst vraagtekens bij het bedrag dat mensen nu besteden aan hun vakanties. „Op z’n minst moeten we, áls we reizen, met open ogen reizen. Niet als toeristen, maar als pelgrims die wijsheid verzamelen in plaats van snuisterijen en souvenirs.”
Broos schip
Het beeld van het leven van oprechte christenen als een pelgrimsreis werpt ook een ander licht op discussies in de gereformeerde gezindte. Volgens andere media gaan die vooral over trouwjurken, Nashville en een smartphoneverbod op scholen. De tentoonstelling over de Biblebelt laat seculiere bezoekers zien dat er een veel belangrijker vraag is, namelijk: leef ik nog zoals ik geboren ben of ben ik werkelijk door Gods genade op die smalle weg gebracht? Nog een keer Calvijn: „Er is namelijk tussen deze twee geen middenweg: de aarde moet ofwel haar waarde voor ons verliezen, ofwel ons in een onbeheerste liefde tot haar gevangen houden. Als we nog enig belang hechten aan de eeuwigheid, moeten we ons dan ook beijveren ons uit die kwalijke banden los te maken.”
En inderdaad, dan zijn de cijfers over Netflix-abonnees in reformatorische kring zonder meer verontrustend. Van de twintigers onder de SGP-stemmers heeft meer dan 40 procent een abonnement op deze streamingdienst. Het vergt een lenige geest om uit te leggen hoe zo’n reisgids van pas komt op die smalle weg.
De Schotse theoloog Samuel Rutherford, bekend om zijn brieven en zijn beeldend taalgebruik, schilderde de reizigers over die weg af als mensen „die afgemat zijn en buiten adem door de droevige ontmoeting van een lange, slikkerige weg” en „die altijd één voet los hebben van de aarde.” Uiteindelijk zullen ze „als een oud, broos schip mogen binnenlopen in de haven van hun Heere”, verlangend naar „de eerste dronk uit de Fontein des levens, die vers uit de bron zelf geschept is” en waar hun ziel „tot in alle eeuwigheid verzadigd wordt en feestviert bij het heerlijke gezicht van de onbegrijpelijke Drie-eenheid.”