Politiek geflirt met christendom overtuigt kerkganger niet
Christelijke kiezers zijn minder vatbaar voor rechts-populistische politiek dan niet-religieuze kiezers, blijkt uit onderzoek.
Franse burgemeesters uit de hoek van het Rassemblement National van Marine Le Pen zetten rond Kerst graag een stalletje neer in het gemeentehuis. En in Milaan bezwoer de rechtse Italiaanse leider Matteo Salvini tijdens een campagne op de Bijbel om „het evangelie in daden om te zetten.”
Rechts-populisitische leiders schermen graag met uitingen van de christelijke traditie. Maar werven ze daarmee ook veel steun onder christenen? Uit meerdere onderzoeken blijkt dat dit maar in beperkte mate het geval is: westerse Europese christenen blijken juist minder geneigd om uiterst-rechts te stemmen dan niet-religieuze kiezers.
Een aardig voorbeeld komt uit de Duitse deelstaat Beieren, waar de christen-democratische CSU in 2018 fors verloor. De partij had in de campagnetijd een behoorlijk rechts geluid laten horen, in een poging de concurrentie met de uiterst-rechtse partij Alternative für Deutschland (AfD) het hoofd te bieden. Praktiserende kerkleden die bij de verkiezingen de partij de rug toekeerden, bleken echter niet naar de AfD te zijn vertrokken, maar veel meer naar de linkse Groenen.
Het is een voorbeeld dat onderzoeker Tobias Cremer van de Universiteit van Cambridge noemt in een blog over christelijke kiezers en populisme. In dezelfde lijn concluderen Franse onderzoekers dat christelijke kiezers minder geneigd zijn uiterst-rechts te stemmen, naarmate ze trouwer naar de kerk gaan. In landen als Denemarken en Groot-Brittannië is het beeld hetzelfde. Uitgangspunt in deze gevallen zijn de leden van de grote kerken, zoals de Rooms-Katholieke Kerk en de mainstream protestantse kerken. Mogelijk is het beeld onder leden van kleinere, conservatieve, kerken genuanceerder.
Cremer verklaart de uitkomsten met de stelling dat rechtse populisten in het Westen het christendom vooral gebruiken om het verschil tussen ”wij” en ”zij” te onderstrepen, waarbij ”zij” met name de moslims zijn. „In werkelijkheid is rechtse populistische politiek vaak enkel ”christelijk” in zoverre het anti-islam is”, stelt Cremer. Naar het geluid van de kerken rond immigratie luisteren populisten al helemaal niet.
In dezelfde lijn redeneert de Franse socioloog Oliver Roy, die samen met vakgenoten een boek uitbracht onder de veelzeggende titel (vertaald): ”Het volk moet gered: hoe populisten religie kapen”. Roy stelt dat populisten het christendom veranderen in „een soort folklorische set van tribale symbolen”, maar dat ze liberale uitgangspunten rond seksualiteit, feminisme en abortus in de strijd tegen de islam juist verdedigen als westerse verworvenheden.
Er is overigens wel verschil tussen westerse populisten en mannen als de Poolse oud-premier Jaroslaw Kaczynski of de Hongaarse president Victor Orban. Zij zijn volgens Cremer eerder religieuze populisten dan populisten die het christendom voor hun doel gebruiken. Hun politiek wordt breder gesteund door kerkelijke autoriteiten en krijgt dan ook brede steun van religieuze kiezers.