Kerk & religie

Vaarwel minitempel! Bijbels museum slaat nieuwe weg in

Ze zijn klein, lijden aan geldgebrek en krijgen nagenoeg geen subsidie. De twee oudste Bijbelse musea in Nederland laten zich hierdoor echter niet uit het veld slaan en zoeken naar nieuwe wegen om het christelijke verhaal aan de man te brengen.

4 May 2019 16:32Gewijzigd op 16 November 2020 15:56

Ze was nog maar net aangenomen als directeur van het Bijbels Museum in Amsterdam toen ze het slechte nieuws hoorde: de jaarlijkse subsidie die het museum van de gemeente Amsterdam kreeg, zou per 1 januari 2017 stoppen. Carolien Croon: „Dat besluit hakte erin.”

Het museum, dat een ontmoetingsplaats voor Bijbel, kunst en cultuur wil zijn, draaide grotendeels op gelden van de overheid. Het ontving per jaar een subsidie van 217.770 euro en had een verhoging van 11.000 per jaar gevraagd voor de komende vier jaren.

De reden voor het niet toekennen van de subsidie was dat het Bijbels Museum een eigen gezicht mist, zo gaf het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK) aan. Het AFK is de organisatie die alle subsidieaanvragen van Amsterdamse kunstinstellingen behandelt.

Het Bijbels Museum, dat in 1851 werd opgericht, deelt sinds 2013 het pand aan de Herengracht met het Amsterdam Museum. Dat laat bijzondere historische Amsterdamse verzamelingen op de benedenverdiepingen zien. Het Bijbels Museum zit op de derde en op zolder. Een toegangskaartje is het entreebewijs voor beide musea. Het is niet mogelijk om een afzonderlijk kaartje voor het Bijbels Museum te kopen.

De afgelopen jaren sneed de directie in de kosten. Twee vaste functies vervielen. Medewerkers van de beveiliging werden ontslagen. Maar het bleek niet voldoende.

Daarop nam het museum vorig jaar een rigoureus besluit: het stoot de hele eigen collectie, zo’n 30.000 objecten, af. De opvallendste stukken zijn de negentiende-eeuwse maquettes van de tabernakel en de Tempelberg in Jeruzalem. Verder zijn er Egyptische mummies, archeologische vondsten en bijzondere Bijbels, zoals de eerste druk van de Statenvertaling uit 1637.

Croon: „Wij moesten scherpe keuzes maken. Om de stukken goed te conserveren, is behalve toewijding geld nodig. Het museum telt ruim 8000 donateurs, maar dat is onvoldoende om de collectie te onderhouden.”

Dreadlocks

De argeloze bezoeker merkt nog weinig van de ingrijpende beslissing. Bezoekers Hans (72) en Lenie (70) staan bij een schaalmodel van de tabernakel, het pronkstuk van de collectie. Ze luisteren via een koptelefoon naar uitleg daarover. De tabernakel, voorzien van gordijnen, strikjes, haakjes, koeienvellen en planken van sittimhout, behoort tot de verzameling van dominee Leendert Schouten (1828-1905). Met de tentoonstelling van Bijbelse objecten wilde hij mensen laten kennismaken met de inhoud van Gods Woord.

De ophanden zijnde afstoting van de collectie doet de broer en zus, die samen een dagje uit zijn in Amsterdam, weinig. Hans: „Ik vind het maar een samengeraapt geheel.”

In een zaal naast hen hangt een levensgrote foto van een zwarte jongen met rastahaar dat recht overeind staat. Het is de 27-jarige Refelino, boegbeeld van de jongste tentoonstelling ”Dit is mijn verhaal”. Achttien jonge christenen vertellen hierin over een kantelmoment in hun leven en de rol die de Bijbel hierin heeft gespeeld.

Refelino, lid van een evangelische broedergemeente, identificeert zichzelf met de Bijbelse persoon Simson. „Ik heb ook lang haar en draag het in dreadlocks. Hoe langer mijn dreads, hoe sterker mijn persoonlijkheid. Toen ik zakte voor mijn examen, ervoer ik: het maakt niet uit. Ik heb nog steeds mijn dreads, ik heb nog steeds mijzelf.”

De expositie is tot eind oktober te bezichtigen in Amsterdam en reist daarna door naar Zwolle, Middelburg, Den Haag en Ter Apel. Het is dit soort reizende tentoonstellingen, met thema’s waarin de Bijbel verbonden wordt met de huidige cultuur, waar het museum de komende jaren op in wil zetten. „Als het publiek niet hier komt, gaan wij naar de mensen toe”, zegt Croon.

Het Bijbels Museum exposeerde de afgelopen jaren behalve in het eigen gebouw in een hogeschool, een boekhandel, diverse monumentale kerken en een rechtbank. En met succes, zegt de directeur. Het museum ontvangt in Amsterdam circa 45.000 bezoekers per jaar. „Met de tentoonstelling Zondvloed nu, waarin negen jonge fotografen de opdracht kregen het verhaal van de zondvloed te verbeelden, wisten wij dat aantal te verdubbelen. Het gaat dan vaak om mensen die ons in Amsterdam niet snel zullen opzoeken.”

Tijdelijk exposeren op een locatie heeft volgens Croon nog een voordeel. „Jonge mensen en fondsen zijn nauwelijks warm te krijgen om structureel donateur te worden van het museum, maar zijn wel bereid om een project eenmalig te steunen.” Het museum zit nu volop in de overgangsfase van „een museale plek met bijzondere Bijbelse collecties naar een flexibele projectorganisatie”, zegt Croon. De collectie wordt „op zorgvuldige wijze” ondergebracht bij andere erfgoedorganisaties.

Ze ziet de toekomst van het museum hoopvol in. „Dat er voor een traditioneel christelijk museum geen draagvlak meer is, betekent niet dat er geen aandacht in de samenleving bestaat voor de Bijbel of het christelijk geloof. Ik zie een ontwikkeling dat mensen die het christendom in hun jeugd aan de wilgen hebben gehangen, terugkeren naar hun wortels.”

Feest van Licht

Ruim 120 kilometer van Amsterdam vandaan staat een ander oud Bijbels Museum: Museumpark Orientalis. Het park in Nijmegen zit in hetzelfde schuitje als het Bijbels Museum. Het heeft een kleine staf, kampt met geldgebrek en ontvangt nagenoeg geen subsidie. Orientalis begon ruim honderd jaar geleden als devotiepark voor rooms-katholieken die niet in staat waren naar Palestina te reizen. In het museum zijn Bijbelse situaties op ware grootte nagebouwd.

Tien jaar geleden werd het museumpark maar net van de ondergang gered. Er waren ernstige financiële problemen en het park ging in 2010 voor twee jaar dicht. In 2012 dreigde zelfs definitieve sluiting.

Langzaamaan kruipt het openluchtmuseum uit het dal. In vijf jaar tijd verdubbelde het aantal bezoekers van 36.000 in 2013 naar 72.000 in 2018. Grootste aanjager van het hernieuwde succes is het Feest van Licht dat elk jaar in de kerstperiode wordt georganiseerd. Het evenement met een jaarlijks wisselend thema geldt als een van de grootste trekpleisters in de regio in de kerstdagen.

Ook het scholenproject draait goed, zegt directeur Erna van de Ven. „We ontvangen veel schoolklassen, onder andere uit Duitsland, die geïnteresseerd zijn in het christelijke verhaal. De wandelroute ”In de voetsporen van Jezus” slaat bij hen aan. Tijdens deze tour maken kinderen een reis door het leven van Jezus en ontdekken ze Zijn boodschap. In de week voor Kerst vorig jaar vertelden we aan ruim 700 basisschoolkinderen het kerstverhaal.”

Met een kleine gemeentelijke subsidie van 19.000 euro per jaar draait het museum net quitte. Om het park winstgevend te maken, moet Orientalis meer bezoekers trekken. Het bestuur presenteerde daarom eind vorig jaar een ambitieus toekomstplan. Orientalis moet veranderen in een museumpark met een nieuwe ingang, interactieve belevingsattracties en zelfs overnachtingsmogelijkheden.

Het museum gaat werken met een ”circle-of-life-concept”, zegt Van de Ven. „Nu vind je bij ons een joods, een islamitisch en een christelijk dorp, maar in de toekomst willen we meer de verbinding zoeken tussen de drie religies. Iedereen maakt in zijn leven dezelfde fases door. Die levensweg wordt de rode draad door het park.”

Nieuwe naam

Met de nieuwe opzet krijgt het museum ook een nieuwe naam: Cultuurpark Heilig Land. „De naam Orientalis refereert aan de Orient, het Midden-Oosten, de bakermat van het jodendom, christendom en de islam, maar veel mensen begrepen deze naam niet. Ze dachten aan oriënteren of aan een Chinees restaurant. Dat was funest voor de bezoekcijfers. Als je een kaartje koopt, moet je weten wat je gaat zien.”

Achttien rijksmonumenten die te maken hebben met het leven van Jezus krijgen een plek in de nieuwe programmering. „We hebben in het verleden onze positionering verbreed, maar het christelijke verhaal is nog steeds een belangrijke reden voor mensen om het park te bezoeken.”

Het bestuur hoopt na de vernieuwing net als in de gloriedagen jaarlijks 120.000 gasten te verwelkomen. De totale renovatie kost 2,9 miljoen euro. Eigen vermogen heeft het museum niet. Als basis voor de facelift wordt 570.000 euro van de gemeente Berg en Dal gevraagd. „Het overige geld hopen we via fondsen, de provincie en het Rijk bij elkaar te krijgen.”

Ze vertrouwt erop dat het bedrag bij elkaar komt en het park kan blijven bestaan. „Een museum als het onze is belangrijk voor de maatschappij. Kerken lopen leeg, maar de christelijke cultuur blijft. Kinderen leren hier over Kerst of over Abraham als stamvader van joden, christenen en moslims.”

Vaarwel minitempel! Bijbelse museum slaat nieuwe weg in

Het Bijbels Museum en park Orientalis zijn niet de enige musea die moeten vechten voor hun voortbestaan. Veel kleine musea in Nederland hebben het zwaar, zegt Andreas Blühm, bijzonder hoogleraar kunstgeschiedenis, musea en maatschappij aan de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van het Groninger Museum.

Als subsidies teruglopen, zoals de laatste jaren het geval is in de cultuursector, zijn kleine musea volgens hem snel de dupe. „Musea snijden in de kosten, perken de budgetten voor marketing in en snijden zichzelf daarmee in de vingers. Minder pr lijdt tot minder bezoekers. Een vicieuze cirkel.”

Musea die het financieel moeilijk krijgen, proberen veranderingen door te voeren om nieuwe doelgroepen aan te boren. Met de naamswijziging in Orientalis beging het Bijbels Openluchtmuseum in 2006 een klassieke fout, zegt Blühm. „Het museum verloor daarmee zijn oude doelgroep, maar kreeg er geen nieuwe bij. Iets soortgelijks zie je bij dierentuin Emmen die zijn naam veranderde in Wildlands. In plaats van meer bezoekers ontvangt ze nu nog minder gasten.”

Het organiseren van tijdelijke tentoonstellingen en evenementen zoals beide Bijbelse musea doen, ziet de bijzonder hoogleraar als een goede strategie om het tij te keren. „Er zijn weinig musea die kunnen leven van hun vaste collectie. Bezoekers komen daar als ze die eenmaal hebben gezien niet voor terug. Met tijdelijke exposities kun je steeds nieuwe gasten trekken.”

Of de christelijke identiteit een rol heeft gespeeld bij de perikelen van de Bijbelse musea vindt Blühm lastig te zeggen. „Het kerkbezoek in Nederland daalt, dat kan ermee te maken hebben. Er is meer onderzoek nodig voordat je daar conclusies uit kunt trekken.”

Dat kleine musea het nog redden is te danken aan gemotiveerde vrijwilligers en aan gemeenten die financieel bijspringen, omdat ze de waarde van een museum voor de plaats of streek inzien. „Als een museum failliet gaat, komt het nooit meer terug. Voor Amsterdam is het Veenkoloniaal museum niet van belang, maar voor Groningen wel.”

Met zijn eigen Groninger Museum gaat het goed. Voldaan achterover leunen, is er echter niet bij. „Als middelgroot museum blijft het vechten voor je bestaan. Dat heeft als voordeel dat mijn werk nooit saai is.”

„Er is nog volop ruimte voor een Bijbels museum in Nederland”

Het Statenbijbelmuseum in Leerdam is pas sinds 2009 open, maar doet het in tegenstelling tot de andere twee Bijbelse musea goed. Directeur Wim van ’t Zelfde: „Wij geven geen cijfers, maar we hebben voldoende bezoekers om zonder subsidie te draaien. Financieel gezien hebben wij geen klagen.”

Het museum is gespecialiseerd in Bijbels met illustraties zoals etsen, staal- en kopergravures, houtsnedes, steendrukken en landkaarten –al dan niet handgekleurd– uit de periode 1500 tot 1900.

Als concurrent voor de andere musea ziet Van ’t Zelfde zich niet. „In het Bijbels Museum bestaat slechts een klein onderdeel van de collectie uit Bijbels. Orientalis ziet zichzelf als een ontmoetingsplaats tussen drie culturen. Dat trekt heel ander publiek aan dan ons museum. De mensen die hier komen, zijn gewoon geïnteresseerd in de Bijbel.”

Het Statenbijbelmuseum is het enige museum in Nederland dat helemaal over de Bijbel gaat en voor iedereen toegankelijk is, stelt hij. „Als evangelische jongeren een geestelijk lied tokkelen op de gitaar, vind ik dat prima. Dat kan hier allemaal.”

Hij ervaart nog volop ruimte voor een Bijbels museum in Nederland. „Uit alle delen van de wereld komen mensen naar ons museum om meer over de Bijbel te weten te komen. Vorige week leidde ik nog een groep Chinezen rond die zeer geïnteresseerd waren. Ook per mail ontvang ik wekelijks tientallen vragen.”

In de afgelopen jaren is het museum volgens Van ’t Zelfde uitgegroeid tot een kenniscentrum dat wordt geraadpleegd door wetenschappers en particulieren uit de hele wereld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer