Er doen veel ondergangsverhalen de ronde, onder andere over kerk en klimaat. Voor christenen is terughoudendheid gepast. Houd je verhalen klein en open, zó dat ze niet vooruitlopen op God, die zelf de draadjes van de menselijke geschiedenis zal afhechten.
Een oude predikant steekt na afloop van mijn lezing zijn hand op. „Zal ik u eens vertellen wat secularisatie is?” Met schorre stem vertelt hij dat hij vier gemeenten heeft gediend, maar dat in alle vier de dorpen de kerk nu is gesloten. In de loop der jaren heeft hij honderden kinderen gedoopt. Maar voor zover hij weet, komen er van die honderden niet veel meer in de kerk. „Het is allemaal afgebroken, allemaal weg. Dát is secularisatie: een kaalslag waarvan het einde nog niet in zicht is.”
Wat een pijn gaat achter deze woorden schuil. Je zult je maar decennialang met hart en ziel hebben ingezet voor de kerk, om na je emeritaat te moeten concluderen: nergens heeft het zichtbare vrucht afgeworpen. Dit verklaart misschien waarom de predikant niet bijster hoopvol is gestemd. „Toen ik als jonge dominee begon, zaten de kerken ’s zondags vol. Maar nu groeit er een generatie op die niet weet hoe een kerk er van binnen uitziet.” „Wat verwacht u van de kerk in Nederland”, vraag ik hem? Peinzend kijkt de predikant mij aan. „Er zal een klein kuddeke overblijven.”
Grimmig
Later die avond, terug in de trein naar huis, lees ik Vrij Nederland. Even de gedachten verzetten. Maar dat valt tegen: ook VN trakteert mij op een grimmig toekomstvisioen. Het tijdschrift laat klimaatdeskundigen aan het woord over de zeespiegelstijging. Bij onverminderd gebruik van fossiele brandstoffen, lees ik, zou die stijging kunnen neerkomen op twee meter in onze eeuw en nog eens vijf meter in de eeuw daaropvolgend. Wat dat voor Nederland betekent? „Op termijn is het mogelijk dat we West-Nederland niet kunnen behouden”, zegt glacioloog Michiel Helsen. „We moeten een gecontroleerde terugtrekking op termijn gaan overwegen”, vult meteoroloog Michiel van den Broeke aan.
Ik kijk uit het treinraam naar het donkere polderlandschap en denk aan al die andere ondergangsverhalen die ik geregeld langs hoor komen. Wat komt er terecht van de zorg die is uitgeknepen en het onderwijs dat is uitgehold? En dan is er nog een politieke partij die Oswald Spengler, van ”Der Untergang des Abendlandes”, tot haar inspiratiebronnen rekent. Ik vraag me af: wat moet ik met al die bezorgde prognoses, die sombere verhalen, dat uitgesproken doemdenken soms?
Ergernis
Zou het louter om secularisatie gaan, dan zou ik het wel weten. Dan zou ik zeggen: ik begrijp waar het verhaal vandaan komt, maar ik deel het niet. Ik begrijp dat mensen die ingrijpende ervaringen van verlies hebben opgedaan, herkenning vinden in een verhaal dat verleden, heden en toekomst voorstelt als één lang proces van achteruitgang. Het verhaal zegt immers: dat sluiten van die kerkgebouwen is niet úw schuld, het is de trend, daar valt niets aan te doen. Bij alle verdriet heeft dat iets troostrijks.
Maar hoe begrijpelijk het secularisatieverhaal ook is, ik stoor me eraan. Als ik deze ergernis ontleed, geloof ik dat zij uit vier bronnen voortkomt. Allereerst wil ik recht doen aan complexiteit. Ja, er zijn kerken die krimpen. Maar er zijn ook interessante tegenbewegingen. Er zijn andere parameters dan cijfers. En hoe ziet de kerk eruit als we haar in Europees of wereldwijd verband bezien? Wie alleen maar verval ziet, laat veel buiten beschouwing.
Ik geloof, in de tweede plaats, dat trends van nu zich niet zomaar laten doortrekken naar de toekomst. De toekomst is open. We kunnen nog slechts gissen hoe de groei van China, migratie uit Afrika en klimaatveranderingen wereldwijd de kerk in Europa zullen beïnvloeden. En wie weet, zeg ik als christen, wat God in petto heeft!
Daarbij komt dat doemdenken niet vrijblijvend is. Ondergangsverhalen bieden niet alleen een zinvol kader aan ervaringen van verlies, maar beïnvloeden ook hoe wij de werkelijkheid waarnemen. Ze kunnen zelfs een ”self-fulfilling prophecy” worden als wij ons gedrag bewust of onbewust afstemmen op ons sombere beeld van de toekomst („laat maar zitten, dat nieuwe kerk-en-buurtproject, er is toch geen hond in geïnteresseerd”).
Ten vierde: ondergangsverhalen leiden gemakkelijk de aandacht af van waar het écht om gaat. Ik ga ’s zondags naar de kerk om mij te oefenen in mijn goddelijke roeping: God en de naaste te dienen. Maar als de lofzang van de gemeente wordt overstemd door klaagzangen over wat de kerk ontbreekt, dan staakt de godsdienstoefening. Dan word ik aangespoord, niet om God en mijn naaste te dienen, maar om mij te beklagen over alle lege plekken naast mij in de kerkbank. Is dat wat de gemeente van Christus wil uitdragen?
Objectief
Starend uit het donkere treinraam vraag ik me af in hoeverre deze kritiek ook van toepassing is op het klimaatverhaal dat ik net in Vrij Nederland heb gelezen. Hoe gepast is het om tegen een meteoroloog te zeggen: de wereld is complex, de toekomst is open, dus kijk uit met verhalen die ons doen geloven dat wij de laatsten der Mohikanen zijn?
Laat er geen misverstand over bestaan: dit zou een ongepaste reactie zijn. In het VN-artikel komen wetenschappers aan het woord die de stand van het onderzoek naar zeespiegelstijging samenvatten. Ze doen dat, zoals het wetenschappers betaamt, met de nodige slagen om de arm, voorzichtig en zo objectief mogelijk. Ze bieden een prognose, gebaseerd op variabelen als CO2-uitstoot, en zijn graag bereid deze prognose aan te passen als blijkt dat de mensheid meer of juist minder CO2 uitstoot.
Terwijl ik nuance en openheid in het kerkelijke spreken over secularisatie nog wel eens mis, zijn dit voor het VN-artikel nu juist kenmerkende trekken. Het stuk onderscheidt tussen historische trends en extrapolaties naar de toekomst, tussen sombere en minder sombere prognoses en tussen waarschijnlijke en minder waarschijnlijke scenario’s. Dat de uitkomst in alle gevallen verontrustend is, ligt dus niet aan blikvernauwing of determinisme. Integendeel, de voorzichtigheid waarmee de geïnterviewde deskundigen lijnen doortrekken van nu naar de toekomst zou ten voorbeeld mogen dienen aan ieder die over de Nederlandse kerken in 2030 wil spreken.
Ik zou daarom willen onderscheiden tussen voorspellingen en prognoses. Voorspellingen beweren: „Zo gaat de toekomst eruitzien.” Prognoses daarentegen zeggen: „Zo zou de toekomst er kunnen gaan uitzien zolang er geen variabelen veranderen.” Voorspellingen zijn dus als gestolde prognoses: de lucht is eruit, de openheid is weg. En precies dat is het probleem. Zou de predikant van hierboven een prognose van secularisatie hebben gemaakt, dan zou ik hem hartelijk hebben aangemoedigd zijn analyse nader uit te bouwen. In plaats daarvan deed hij een voorspelling, vatbaar voor alle kritiek die ik hierboven heb genoemd.
Lijdzaamheid
Toch is hiermee nog niet alles gezegd. Al zijn mijn eerste twee bezwaren tegen secularisatieverhalen niet van toepassing op klimaatprognoses, hoe zit het met bezwaar 3 en 4 (hun neiging self-fulfilling prophecies te worden en mensen af te leiden van hun roeping God en de naaste te dienen)?
Ik herinner mij een artikel van een Amerikaanse klimaatjournalist die zo depressief geworden was van de vele klimaatprognoses die hij had gelezen, dat alle hoop hem ontzonken was. Als hij jonge ouders feliciteerde met hun wolk van hun baby, kon hij slechts denken: dit arme kind zal niet oud worden. Het gaat een leven tegemoet vol klimaatoorlogen, vol strijd om schaarse hulpbronnen waarmee de mensheid haar bestaan op deze planeet probeert te rekken. En zie die ouders eens glunderen! Alsof ze niets beseffen van de catastrofe die ophanden is.
Zou zulk cynisme op grotere schaal het effect zijn dat klimaatprognoses sorteren, dan zouden mijn derde en vierde bezwaar tegen secularisatieverhalen ook op klimaatprognoses van toepassing zijn. Dan zou je ook van dit genre kunnen zeggen dat het mensen afhoudt van hun roeping God en de naaste te dienen – al was het maar door de cynische boodschap te verspreiden dat ”kinderen op de wereld zetten” anno 2019 onverantwoord is.
Maar hoe representatief is de Amerikaanse journalist? Eerlijk gezegd ontmoet ik cynisme en lijdzaamheid meer bij mensen die klimaatprognoses bagatelliseren dan bij mensen die door deze prognoses kritisch gaan nadenken over hun eigen consumentengedrag. Mensen die menen dat klimaatverandering „zo’n vaart niet zal lopen” of „mijn tijd wel zal duren”, sporen mij niet aan om God en de naaste te dienen. Integendeel, door onverminderd CO2 uit te stoten, vertellen ze mij dat het geen punt is om een loopje te nemen met deze roeping. Onze medemensen elders ter wereld en in de generaties na ons – ze zoeken het maar uit.
Dit brengt me bij een tweede reden waarom klimaatscenario’s en secularisatieverhalen niet op één hoop mogen worden gegooid. De gedragseffecten die zij teweegbrengen, kunnen heel verschillend zijn. Op mij althans heeft het VN-artikel het effect dat ik mij afvraag: hoe dien ik God en de naaste met mijn levensstijl? Als ik per vliegtuig naar lezingen en congressen reis, wegen mijn ontmoetingen dan op tegen de schade die ik toebreng aan het milieu? Ik geloof dat mijn toewijding aan God en mijn naaste gebaat zou zijn bij minder secularisatieverhalen en meer klimaatprognoses.
Vuistregels
Als ik uitstap op station Leiden en in het donker op zoek ga naar mijn fiets, probeer ik een balans op te maken. Hoe zou ik willen spreken over de toekomst van kerk en klimaat? Vier vuistregels zie ik voor me. Allereerst: vertel verhalen in het meervoud. In quasi-Bijbelse taal zegt klimaatwetenschapper Mike Hulme dat in onze cultuur vier soorten verhalen over klimaatverandering de ronde doen. Hij vat ze samen in de beelden van het verloren paradijs, de naderende apocalyps, de toren van Babel en het jubeljaar. Waarna Hulme zijn lezers op het hart drukt: koester ze alle vier, want allemaal laten ze op hun manier iets belangrijks zien.
Ook voor de kerk lijkt me dat een waardevol advies. Wie aandachtig luistert naar de dominee die over kerksluiting in Nederland vertelt én naar de wetenschapper die nieuwe statistieken over de wereldwijde groei van het christendom presenteert, voorkomt dat hij of zij in één verhaal gevangen raakt. Wees alert op wat afsterft, maar ook op wat opbloeit.
Ten tweede: houd je verhalen klein en open, zó dat ze de toekomst niet dichtsmeren en niet vooruitlopen op God, die zelf de draadjes van de menselijke geschiedenis zal afhechten. In Mattheüs 25 lees ik dat Gods winst- en verliesrekening verrassend kan uitpakken. Zelfs de rechtvaardigen, zegt Mattheüs, zullen ervan opkijken, net als Jezus’ discipelen, die niet hardop over de toekomst konden speculeren zonder door hun Meester terecht te worden gewezen. In het verlengde daarvan zou ik denken dat terughoudendheid voor christenen gepast is.
Ten derde: denk na over de mate waarin verhalen jezelf en anderen stimuleren in het dienen van God en de naaste. Wat geef ik mensen mee als ik mijn hoop of vrees met hen deel? Waar spoor ik hen toe aan als ik zeg dat de laatste kerkganger in 2050 het licht zal uitdoen of dat het met klimaatverandering zo’n vaart niet zal lopen?
En niet in de laatste plaats: situeer je eigen, kleine verhalen binnen het grote, Bijbelse verhaal van schepping, zonde, verlossing en voleinding. Theoloog Samuel Wells schrijft ergens: „De belangrijkste dingen zijn al gebeurd. De Messias is gekomen, ter dood gebracht en opgestaan; de Geest is gekomen.” Christus’ wederkomst zal de volgende grote gebeurtenis zijn. In de tussentijd mogen wij onze van God gekregen vrijheid gebruiken, ten goede of ten kwade. Het is niet om het even hoe wij met deze verantwoordelijkheid omgaan. Het kan ernstig misgaan, maar nooit dusdanig dat de wereld uit Gods hand valt. Dat is een bevrijdend perspectief.
De auteur is hoogleraar geschiedenis van de geesteswetenschappen aan de Universiteit Leiden en bijzonder hoogleraar secularisatiestudies aan de Rijksuniversiteit Groningen.