Voormalige thuislezer blikt terug: van de keuken naar de kerk
Nog altijd telt Nederland ettelijke duizenden christenen die op zondag thuis dienst houden. Een deel van de thuislezers vond de weg naar de kerk. Hoe vergaat het hun daar? En hoe kijken ze terug?
Aan het eind van het avondvullende gesprek loopt Mina Griffioen geboren Van de Pol (62) naar de boekenkast. Ze keert terug met een stapeltje simpel ingebonden preken van opa Huib Melissen, destijds een bekendheid onder thuislezers in Barneveld en omstreken. Mina kende hem als geen ander. „Toen mijn ouders trouwden, gingen ze inwonen bij opa en oma op de boerderij. Daar hebben ze dertien kinderen gekregen; ik ben de tweede in de rij. We werkten allemaal mee; de jongens in de stal, de meisjes in huis. Kleren naaien, afwassen, op de jonge kinderen letten... Mijn moeder deed niet anders dan ons verzorgen, koken, kleren wassen en zwanger wezen.”
Op zondag werd er gerust van de arbeid. Dan had opa, „een heel zachtaardige, gelovige man”, de leiding. Voor zijn familieleden en een aantal belangstellenden hield de landbouwer ’s morgens en ’s middags een ”oefening”, achter een katheder in de grote keuken. „In mijn vroege jeugd ging hij soms ook uit preken. Dan vertrok hij al op zaterdag en kwam hij maandag terug. Veel preken zijn opgenomen en later uitgetypt.”
In zijn jonge jaren kerkte Melissen bij ds. J. P. Paauwe, toen nog hervormd predikant in Bennekom. Waarom hij daar wegging, weet Mina niet. Hij behoorde in ieder geval niet tot de volgelingen van Paauwe, maar trok zijn eigen spoor. Doordeweeks gaf de oefenaar zijn kleinkinderen catechisatie. ’s Avonds las hij hun vaak voor. „Uit de kerkgeschiedenis, ”De Christenreis” van Bunyan, dat soort boeken. Daar bewaar ik heel goede herinneringen aan. Op school voelde ik me een buitenbeentje. Als werd gevraagd waar ik naar de kerk ging, dacht ik: hoe praat ik me hier uit?”
Kerkstrijd
Op zaterdagavond hield Melissen een oefening ter voorbereiding op de zondag. Dan kwamen ook enkele families luisteren die er op zondag niet bij konden zijn, waaronder de Griffioenen uit Kortenhoef.
Geurt Griffioen (72), de tweede van negen kinderen, weet nog goed dat zijn ouders tot zijn zevende jaar in de gereformeerde gemeente van Hilversum kerkten. „Vijf kwartier lopen heen, vijf kwartier terug.” Door de kerkstrijd van 1953 kwam het gezin buiten de kerk te staan. „Voor mijn ouders was dat het eindpunt van hun kerkelijk leven.”
Het echtpaar trok voortaan op zondag met de kinderen naar een paauweaanse thuislezer. „Meneer Steenhuizen, die wat verderop in het dorp woonde. Op de schoorsteen bij ons thuis kwam een portretfoto van Paauwe te staan, als een soort icoon, maar op zondag werden preken van Engelse en Nederlandse oudvaders gelezen. Die raakten me in die tijd heel sterk. De volwassenen in het gezelschap lazen doordeweeks voor zichzelf preken van Paauwe, uit de serie ”Getuigenis der waarheid”.”
Nadat Griffioens oudste zus haar rijbewijs had gehaald, bezocht het gezin ook de doordeweekse samenkomst bij Melissen. In 1969 overleed de prekende landbouwer aan blaaskanker. Op het ziekbed dat zijn sterfbed zou worden, leerde hij de christelijke gereformeerde ds. R. Kok uit Nijkerk kennen, vertelt Mina. „Dankzij een dochter die soms bij Kok naar de kerk ging. Opa kreeg in hem een vriend erbij. De weg naar de kerk werd hierdoor voor ons op een wonderlijke wijze geopend.”
Doop
Het hele gezelschap dat jaren godsdienstoefeningen aan huis had gehouden, ging vanaf de begrafenis van hun geestelijke leidsman naar de christelijke gereformeerde kerk van Nijkerk. Mina vond het geweldig. Doordeweeks kreeg ze met de andere kinderen van de Melissen-groep catechisatie van ds. Kok.
Ook Geurt Griffioen, die intussen verloofd was met een hervormd meisje, genoot van de nieuwe situatie. Cees (64), zijn jongste broer, niet minder. „Er was toen harmonie in de familie.” Lang duurde de vreugde niet. „Zoals bij veel thuislezers waren de meeste kinderen niet gedoopt”, verklaart Mina. „Ds. Kok ging daar niet zo verstandig mee om. Het gevolg was dat een groot deel van die mensen weer thuis ging zitten. Onze familie ook.”
Op zondag las elk gezin nu voor zich. Bij de familie Van de Pol deed vader het gebed en las moeder de preek. „Die had een heldere stem.” De bijeenkomst op zaterdagavond werd na het wegvallen van Melissen geleid door Steven van de Brink uit Amersfoort, voor de kinderen Griffioen ”ome Steven”.
„Mijn moeder las een preek van opa”, zegt Mina, „daarna kwam Steven met een toepassing. Had opa in de preek opgeroepen tot geloof en bekering, die te vinden zijn in de Heere Jezus Christus, dan zei Steven: „En dat wíl nou de mens niet.” Het aanbod van genade werd door hem gelijk weer weggenomen.”
Rosbief
„Ome Steven was het tegenbeeld van Melissen”, beaamt Cees. „Toch werd hij op een voetstuk geplaatst. De laatste jaren van zijn leven ging mijn moeder op woensdagavond naar Amersfoort, om hem te verzorgen. Koken en zijn kleren wassen in een ketel.
Op zaterdagavond gingen ze naar Van de Pol, voor de samenkomst in de keuken. Aan het eind van de avond reed Steven mee naar Kortenhoef, om op zondag voor ons gezin te lezen. Preken van Boston, Van der Groe, de Erskines... Niks mis mee, maar de indruk werd gewekt dat alleen wij het bij het rechte eind hadden. Bij de maaltijd zat Steven aan het hoofd van de tafel in een armleunstoel. Terwijl wij brood met hagelslag en boterhamworst kregen, at hij prinsheerlijk de boterhammen met roomboter en rosbief die mijn moeder voor hem kocht.”
Geurt ging na de middelbare school zelfstandig wonen en zei het christelijk geloof vaarwel. Tot hij Cobie leerde kennen. „In mijn ogen een werelds meisje, maar ze hechtte er wel aan om op zondag naar de kerk te gaan. Dat hield me een spiegel voor.” In 1970 traden ze in het huwelijk. Zijn ouders wilden de trouwdienst in de kerk niet bijwonen. „Mijn moeder deed er alles aan om verkeringen met kerkelijke jongens of meisjes te verhinderen. Het thuislezen was een doel op zich geworden.”
Wereld verkennen
Broer Cees raakte verliefd op Mina. De belangstelling was wederzijds. Zodra ze de mogelijkheid hadden, traden ze in het huwelijk; Mina was nog maar achttien jaar. „We hadden nooit iets gehad of gezien. Sportdag, schoolreisje, schaatsen, zwemmen, naar een verjaardagsfeestje van een klasgenoot, het was allemaal verboden of niet nodig. Na ons trouwen gingen we de wereld verkennen.” Het bracht niet wat ze ervan hadden verwacht. „Als het licht uitgaat, is ook de vreugde weg”, ontdekte Cees. „De discotheek vonden we iets verschrikkelijks. Wat een herrie!”
Op zondag lazen ze in hun huisje in Hilversum een preek. Mina las, Cees luisterde. „’s Middags deden we wat met de kinderen. In anderhalf jaar tijd hadden we er drie, onder wie een tweeling.” In 1979 verhuisden ze naar Hoevelaken, waar het volk op zondag met drommen naar de verderop gelegen ”grote kerk” trok. „Zonder iets te zeggen, waren die mensen voor ons een voorbeeld.”
Op een zondag trokken ze de stoute schoenen aan en reden ze naar de hervormde kerk van Zwartebroek. Daar was ds. H. Roseboom, een familielid van Mina, destijds predikant. „Hij preekte uit de Heidelbergse Catechismus, over het licht en ongehoord oordelen. Dat sloeg bij ons naar binnen, want dat hadden wij dus altijd gedaan.”
Diaken
Op advies van haar christelijke gereformeerde tante zochten ze de kerk van de intussen overleden ds. Kok weer op. Het voelde als thuiskomen. „Ik had er de hele dag wel willen blijven”, blikt Mina terug, terwijl haar ogen zich vullen met tranen. „Er was daar iets van de hemel op aarde: de preek, het zingen, de hartelijkheid van de mensen. Met een paar dagen hadden we ds. Stehouwer al op bezoek. We kregen privécatechisatie en mochten op een gegeven moment belijdenis doen. In die dienst zijn zowel wij als de kinderen gedoopt. Dat was de meest bijzondere dag in mijn leven. Mijn ouders vonden het verschrikkelijk. Dat maakte me heel verdrietig, maar ik voelde dat ik niet langer hen maar de Heere moest volgen.” Ook bij Cees thuis werd hard geoordeeld over de stap die ze hadden genomen. „Mijn vader noemde alle dominees „piassen.” Terwijl hij er nooit één hoorde.”
Zijn frustratie daarover kon hij delen met Geurt en Cobie. „Die hadden zich na hun verhuizing naar Soest aangesloten bij de hervormd-gereformeerde Ichthuskerk. „Dat waren we helemaal niet van plan”, bekent Coby, „maar omdat de dominee drie keer tevergeefs aan de deur had gestaan, gingen we toch maar een keer, uit beleefdheid. Die dienst sprak ons zo aan, dat we zijn gebleven. Ze hebben ons daar geweldig goed opgevangen.”
De eerste tijd zat Geurt met gemengde gevoelens in de kerkbank. Zeker na een bezoek aan zijn ouders. „Ik was ervan overtuigd dat ze het bij het verkeerde eind hadden, maar je hebt dat klimaat wel jaren ingeademd. In de kerk kwam geregeld de gedachte op die ik voorheen in de kroeg had: ik hoor hier niet. Toen ik mijn verkiezing tot diaken aanvaardde, vond mijn moeder dat erger dan het geboemel in mijn wilde jaren.”
Desillusie
Pas in Lienden, waar hij tot ouderling werd verkozen, verdween de thuislezer in zijn binnenste. Broer Cees maakte een soortgelijk proces door. Ook hij werd verkozen tot diaken. Vol verwachting ging hij naar de eerste kerkenraadsvergadering. „Ik meende dat het een heel geestelijk gezelschap was.” Het werd een totale desillusie. Dusdanig dat hij zich afvroeg of hij toch niet beter thuislezer had kunnen blijven. „Mijn beeld van het kerkelijk leven was veel te rooskleurig.”
Nu maakt hij deel uit van de commissie van beheer en dient hij met Mina de gemeente als koster. In de loop der jaren raakten ze met al hun vezels verbonden aan de kleine christelijke gereformeerde kerk, al raken ze hun verleden niet kwijt. Dat willen ze ook niet. „Wat we in kerkelijke kring vaak missen, is besef van de eeuwigheid die aanstaande is”, maakt Cees concreet. „Er is niet alleen een hemel, maar ook een hel. De ernst van de eeuwigheid en van Gods heiligheid werd ons bijgebracht.”
„Opa benadrukte sterk de zondigheid van de mens”, bevestigt Mina. „Juist daardoor maakte het des te meer indruk als hij de Heere Jezus kwam uit te schilderen in al Zijn genade. Dat heb ik later nooit meer op zo’n manier gehoord.”
Koninklijke begrafenis
Twaalf van de dertien kinderen uit het ouderlijk gezin van Mina sloten zich in de loop der jaren aan bij een gemeente. „Van verschillende kerkverbanden, maar dat speelt voor ons geen rol. Het gaat erom dat je als zondaar het eigendom van Jezus Christus wordt. Daarin begrijpen we elkaar heel goed. Ondanks al de tekorten in dat thuislezen hebben we toch veel meegekregen.”
Vorig jaar overleed vader Van de Pol, op zijn geboortedag, na een gezegend sterfbed. De in zichzelf gekeerde man getuigde voor de kinderen vrijmoedig van de heerlijkheid van Christus en spoorde zijn nageslacht aan de Zaligmaker te voet te vallen. „Op verzoek van vader is de begrafenis geleid door ds. Roseboom, die hem regelmatig opzocht. Kort voordat vader stierf, hebben ze samen nog gezongen: ’k Zal dan gedurig bij U zijn. Omdat de menigte niet in een aula paste, is de rouwdienst in een kérk gehouden. Waar mijn vader nooit kwam, dat vond ik wel heel opmerkelijk. Het was een koninklijke begrafenis.”
Bij het gezin Griffioen vonden vijf van de negen kinderen de kerk. Vier zussen bleven thuislezen. Voornamelijk preken van Huib Melissen. Op zaterdagavond gaan ze nog altijd naar de moeder van Mina, die tot nu toe de preken leest. Het contact tussen de kerkelijk geworden broers en de thuislezende zussen verbeterde in de achterliggende jaren. „We worden allemaal ouder”, verklaart Geurt. „Je blijft als kinderen van eenzelfde gezin aan elkaar verbonden. De gesprekken houden we oppervlakkig. Over het geestelijk leven praten is heel lastig, dat is verdrietig.”
Bed violen
Net als broer Cees en schoonzus Mina ervaart hij het als Gods leiding in zijn leven dat hij bij een kerkelijke gemeente mag behoren. Wat hij van het verleden koestert, zijn de herinneringen aan het preeklezen in zijn vroege jeugd. „En je hebt een bak Bijbelkennis meegekregen”, zegt Cobie. „Zoals Siebelink die mensen neerzet in ”Knielen op een bed violen”, dat doet ook mij pijn, terwijl ik geen thuislezersverleden heb.”
Mina las de bestseller van Jan Siebelink, een oomzegger van opa Huib Melissen, met stijgende verbazing. „De oefenaar in het boek heet Huib Steffen. Dat is natuurlijk een samenvoeging van Huib Melissen en Steven. Er wordt avondmaal gevierd op de deel, terwijl die mensen het avondmaal helemaal niet kenden. En je gelooft toch niet dat opa door een gat in de heg kroop, als hij ergens uit preken ging? Het idee dat tante Annie met oom Jan de liefde bedreef op een bloembed in de tuin, is helemaal te gek voor woorden.”
Na de kerkscheuring in 2004 kerkten Geurt en Cobie een periode afwisselend hervormd en hersteld hervormd. Cobie vond dat lastig. „De hersteld hervormde gemeente was mijn Hervormde Kerk niet meer. Dat gevoel herkent Geurt niet.”
„Ik ben in de loop der jaren wel kerkelijker gaan denken”, nuanceert Geurt. „Lees ik nu iets van Paauwe, dan is het vooral om mezelf ervan te overtuigen dat zijn kerkelijke opvattingen niet deugen. Ja, dat laat misschien zien dat ik er toch nog niet helemaal los van ben.”
Thuislezers in allerlei soort
Naast een veelheid aan kerkverbanden kent de gereformeerde gezindte ettelijke duizenden christenen die op zondag dienst aan huis houden. Een deel is van mening dat de leer van de reformatoren en nadere reformatoren in de kerk vrijwel niet meer is te horen. Daarom lezen ze thuis uit nagelaten werken van oudvaders. Binnen deze groep nemen de volgelingen van ds. J. P. Paauwe (1872-1956) een aparte plaats in. Net als Paauwe zijn ze van mening dat de Geest volkomen is geweken van de kerken. Op zondag lezen ze preken van ”de dominee”, zoals ze hun overleden leidsman noemen, of van predikanten die in hun rechtvaardigingsleer overeenstemmen met Paauwe. Een derde categorie kwam buiten de reformatorische kerken te staan door hun baptistische standpunt. Een kleine groep is gegrepen door de vrije predikers Dirk Rustige (1889-1963) en Teunis Cabaret (1918-1985) en leest of beluistert op zondag preken van deze voorgangers. Een voorheen grote maar intussen marginale groep is lid van een kerkelijke gemeente, maar leest op zondag thuis vanwege het afwijzen van het gebruik van auto of fiets op Gods dag. En dan zijn er de thuislezers die buiten de kerk raakten omdat ze het daar door hun karakterstructuur met iedereen aan de stok kregen.
Van thuislezeres tot predikantsvrouw
Jetty Luiten groeide op met het idee dat het in de kerken niet pluis is. Nu is ze predikantsvrouw. Met overtuiging, maar ze grijpt nog geregeld naar Van der Groe.
Omdat een zoon in de woonkamer orgelstukken instudeert voor zijn conservatoriumstudie, wijken we uit naar de keuken van de pastorie. Rekening houden met anderen is voor Jetty den Ouden-Luiten (48), moeder van zeven kinderen, geen opgave. Dat leerde ze al in haar jeugd, als oudste van zestien kinderen. „We hadden het heel goed met elkaar. Het was druk maar gezellig.”
Op zondag vormden ze een kleine huisgemeente. „Ik was vier toen mijn ouders op initiatief van mijn vader de Gereformeerde Gemeenten verlieten.” Incidenteel ging het gezin nog ter kerke bij ds. Du Marchie van Voorthuysen of ds. Taverne. „Na onze verhuizing naar Zeeland, waar mijn vader een administratiekantoor begon, was het definitief gedaan met de kerkgang.” Pas op het Calvijn College in Goes ging ze beseffen anders te zijn dan de anderen. „Gepest werd ik niet, maar je voelde dat medeleerlingen op een bepaalde manier naar je keken. In de puberteit ben je daar gevoelig voor.”
Aan het preeklezen op zondag heeft ze geen negatieve herinneringen. „Sommige broers en zussen wel, maar ik kijk er positief op terug. Van de preek die hij las, maakte mijn vader kopieën. Om de beurt lazen we een deel. ’s Middags gaf hij ons catechisatie, met heel veel toewijding. Meer dan eens heb ik gezegd: „U zou een goede ouderling zijn.” Op zaterdagavond deden we Bijbelstudie, met verschillende Bijbelverklaringen erbij.”
Wisselingen
In de preken die hij koos, ging vader Luiten steeds verder terug in de tijd. Van de nadere reformatoren en puriteinen via de reformatoren naar de kerkvaders. „Was hij door een bepaald onderwerp gegrepen, dan zocht hij daar preken bij. Eerst was de rechtvaardiging van de goddeloze het een en het al, toen het verbond en de doop, daarna het duizendjarig rijk en gebedsgenezing. Die wisselingen maakten me onzeker. Wat is nou waar?”
Met haar jongere zus ging ze doordeweeks soms naar een dienst van de gereformeerde gemeente in Middelburg. „Dat verbood mijn vader niet, maar het was eigenlijk onmogelijk dat we er iets goeds hoorden. Dat doet iets met je. Na thuiskomst pakte ik meteen boeken uit de kast om de preek te checken. Dit klopte niet, dat zeggen de oudvaders anders... Soms wachtte ik een dominee zelfs op, om hem te corrigeren. Je begon al met een vooroordeel te luisteren, al heb ik nooit de weerstand tegen de kerk gevoeld die mijn vader had. Mijn opa van moeders kant was ouderling in de gereformeerde gemeente van Andijk. Daar ging ik heel graag logeren, vooral vanwege de kerkgang op zondag. Daar genoot ik van.”
Hebreeuws
Omdat vader Luiten de grondtekst wilde raadplegen, ging hij met zijn oudste dochter oude talen studeren, aan het door dr. C. A. Tukker gestichte International Theological Institute. „Mijn vader deed Grieks, ik Hebreeuws.” De kerk kwam voor de thuislezer ineens heel dichtbij toen zijn oudste dochter verkering kreeg met Nelis den Ouden, destijds student theologie, na een maandenlange correspondentie over geestelijke en kerkelijke zaken. „Ik ben hem netjes om de hand van zijn dochter wezen vragen”, lacht de hersteld hervormde predikant uit Leerbroek. „Het klikte wel tussen ons. Hij kon met mij theologische discussies opzetten. Dat deed hij graag, tot diep in de nacht.”
Op de Bijbelstudies bij zijn schoonouders kijkt hij positief terug. „Hoe kun je de zaterdagavond beter besteden dan rond het Woord?” Omgekeerd voelde Jetty zich meteen thuis in de evangelisatie van Lekkerkerk, waar haar schoonvader bestuurslid was. „Hij las de preken die mijn vader in mijn vroege jeugd koos. Dat voelde vertrouwd. De sfeer bij mijn schoonouders was veel bevindelijker dan ik gewend was. Voor mijn vader was het vooral belangrijk dat de dingen theologisch juist werden verwoord. Op zondagavond kerkte ik met een paar andere leden van mijn schoonfamilie bij ds. J. R. Volk, die toen in Lekkerkerk stond. Hij heeft ons later ook getrouwd, in de Koorkerk in Middelburg.”
Checken
Na de trouwdag, in 1996, kostte het haar weinig moeite om in te groeien in het kerkelijk leven. „Ik genoot van de prediking van mijn man; alleen aan die toga moest ik erg wennen.” De eerste jaren had ze wel de neiging om de preken van haar echtgenoot theologisch te checken. „Als hij uit de catechismus had gepreekt, las ik daarna de verklaring van die zondag door Ursinus.” In de loop der jaren leerde ze meer onbevangen te luisteren. „Niet in de eerste plaats met mijn verstand maar met mijn hart.”
In het voetspoor van Jetty werden veertien broers en zussen Luiten kerkelijk, het merendeel hersteld hervormd. „Ik vind het echt een zegen dat we bij de kerk zijn gaan behoren. Daar vind je de levende bediening van Gods Woord en worden de sacramenten bediend. Wel wijs ik onze kinderen geregeld op het belang van het lezen van goede boeken.”
Daarbij denkt ze als vanzelf aan de oudvaders. Haar man pakt ook weleens een werk van Bonhoeffer of een andere eigentijdse schrijver. „Voor hem is dat zinvol, maar ik houd het maar bij mensen als Flavel of Erskine. Dan weet je zeker dat je goed zit. Als ik tijd heb om wat te lezen, pak ik liever Van der Groe dan Lloyd-Jones. Daarin speelt ongetwijfeld mijn verleden een rol.”