Reina schonk Spanjaarden de Berenbijbel
Ingewikkeld is de geschiedenis van de Spaanse klassieke Bijbelvertaling niet. Wel veelbewogen, evenals het leven van de vertaler, de gevluchte monnik Casiodoro de Reina. Het is 450 jaar geleden dat zijn Berenbijbel in 1569 in Basel van de pers kwam.
Gaan we – of niet? De monniken van het klooster van San Isidoro in Santiponce (bij Sevilla) overleggen in het diepste geheim. Iemand heeft hun overgebriefd dat de inquisitie een overval beraamt. Het klooster staat onder verdenking van ketterse sympathieën. De geestelijken zouden een Bijbel in de landstaal en geschriften van de West-Europese hervormers bestuderen. Dat klopte inderdaad. Twaalf monniken vluchten in het holst van de nacht het klooster uit. Onder hen zelfs de prior en ook de invloedrijke Casiodoro de Reina. Die was omstreeks 1520 in die regio geboren en had in Sevilla letteren en waarschijnlijk Hebreeuws gestudeerd.
Voor alle veiligheid kiezen ze elk een eigen route, maar de afgesproken bestemming is Genève. Ondanks de gevaren onderweg, zijn ze na een jaar toch allemaal veilig in Genève. Die stad is niet voor elk van hen het gedroomde paradijs. Vooral de verzoeningsgezinde Reina, die overtuigd calvinist is, vindt de opstelling van stadsbestuur en predikanten (niet van Calvijn!) vaak te radicaal. En hij kan, zegt de anekdote, de plek waar zijn landgenoot Servet nog maar onlangs verbrand werd, niet voorbijlopen zonder dat de tranen hem in de ogen springen. Overigens zonder de leer van Servet ook maar in het minst bij te vallen. Veel meer zal Reina zich thuis voelen bij de irenische Bucer in Straatsburg, diens leerling Johannes Sturm en Bullinger.
Genève weigert aanbevelingsbrieven te schrijven en de luthersen verwijten hem zijn „calvinistische leerstellingen” als Reina verder Europa in trekt: Frankfurt, Londen, Montargis, Antwerpen, Straatsburg, Basel en weer Frankfurt. Zijn werk in Londen moet hij opgeven omdat Filips II hem vals laat beschuldigen van onzedelijkheid. „De slang, aller vromen vijand, heeft deze man en zijn werk Engeland, ja de Kerk van Christus niet gegund”, zou Sturm later schrijven.
Als matroos verkleed
Reina’s vrouw Ana López, met wie hij nog maar kortgeleden getrouwd is, reist hem als matroos verkleed via Vlissingen achterna. Nog steeds op de vlucht voor Filips II, trekt hij via Frankrijk weer naar Frankfurt. Maar zijn nieuwe arbeidsterrein als predikant wordt Antwerpen, waar de Franssprekende luthersen hem, de calvinist, beroepen.
De vreselijke verdeeldheid tussen de calvinisten en de luthersen in deze stad is een bittere pil voor Reina. Het kan niet uitblijven dat Gods oordelen Antwerpen treffen, aldus Reina. Toch laat hij zijn vrouw en hun kinderen ook naar de stad komen, omdat hij voelt dat God hem tot dit werk heeft geroepen.
Vrijspraak
Vlak voordat Reina het beroep naar Antwerpen had aangenomen, was hij in 1579 weer even naar Londen gereisd. Een onderzoekscommissie, onder leiding van niemand minder dan aartsbisschop Edmund Grindal van Canterbury, had zich langdurig met zijn zaak beziggehouden en sprak hem vrij van alle vroegere beschuldigingen over leer en leven.
In Antwerpen geeft hij zich met hart en ziel aan het kerkenwerk en hij is er bij velen geliefd, ondanks de aanhoudende kritiek. Na de val van Antwerpen gaat Reina naar Frankfurt terug. Daar werkt hij, zoals ook vroeger een aantal jaren, in de zijdehandel, om zo in het onderhoud van zijn grote gezin te kunnen voorzien. Totdat hij, op verzoek van tal van burgers, benoemd wordt tot copredikant in de Franssprekende lutherse gemeente. Doch luttele maanden later overlijdt hij, in maart 1594, na 37 jaar ballingschap buiten Spanje. Zijn zoon Marcos volgt hem in 1596 op als predikant van deze gemeente.
Aan zijn Bijbelvertaling, waaraan hij begint omdat hij een brandend verlangen heeft om zijn volksgenoten met het Woord van God in hun eigen taal bekend te maken, is Reina twaalf jaar bezig geweest. Onder aftrek van ziekte, reizen en andere „wegens onze verbanning en armoede” noodzakelijke beslommeringen „hebben wij er ruim negen jaren constant aan zitten schrijven”, rekent Reina ons voor.
Het valt niet mee om een drukker voor een Spaanstalig manuscript te vinden. Uiteindelijk wordt het Thomas Guarin (Guérin) in Basel, die er een jaar aan werkt. Johannes Sturm schrijft er een lange opdracht in, waarmee hij de vertaling opdraagt aan de Engelse koningin Elizabeth en onderstreept dat Reina inmiddels gezuiverd is van alle blaam; Reina zelf geeft een uitgebreide verantwoording van zijn werkwijze.
Schijnbaar conform Trente
Bij zijn werk aan de Berenbijbel heeft Reina zich gebaseerd op de masoretische tekst van het Oude Testament en de Textus Receptus van het Nieuwe Testament. Behalve de Vulgaat en de Septuagint raadpleegt hij ook veelvuldig de Latijnse Bijbel van Sanctus Pagninus en de joods-Spaanse Bijbel van Ferrara. Voor het Nieuwe Testament had hij moeten kunnen teruggrijpen op eerdere vertalingen door landgenoten, maar daarvan zijn nog slechts de laatste zes Bijbelboeken voorhanden, omdat de inquisitie de meeste exemplaren heeft verbrand.
Om te voorkomen dat zijn eigen vertaling hetzelfde lot treft, neemt Reina ook de apocriefe boeken op en plaatst die, net als in de Vulgaat, tussen de andere boeken van het Oude Testament. Verder drukt hij enkele decreten van het concilie van Trente af waaruit de lezer moet kunnen opmaken dat de kerk een vertaling in de volkstaal onder bepaalde voorwaarden aanvaardt.
Het mag allemaal niet baten. De Bijbelvertaling van Reina plus zijn andere werken worden opgenomen in de index van verboden boeken. En in 1562 wordt „aartsketter” Reina, evenals Valera, bij een autodafe in Sevilla in beeltenis verbrand. Dramatisch is dat de oorspronkelijke Berenbijbel en de revisie grotendeels ten prooi zijn gevallen aan de jacht van de inquisitie. Vele exemplaren zijn vernietigd. Pas drie eeuwen later, halverwege de 19e eeuw, kan voor het eerst in Spanje zelf deze vertaling gedrukt worden, en dan nog slechts het Nieuwe Testament.
„Getrouwelijk overgezet”
De vertaling van Reina en onze Statenvertaling komen bijzonder sterk met elkaar overeen. Een bewijs te meer dat zowel de Spanjaarden als de Nederlanders uiterst zorgvuldig met de grondtalen zijn omgesprongen en die „getrouwelijk overgezet” hebben. Ook taalkundig heeft de Berenbijbel de eeuwen door de hoogste lof geoogst, zelfs van uitgesproken roomse deskundigen.
Waarom Berenbijbel?
De Berenbijbel (”Biblia del Oso”) is vernoemd naar de illustratie op het voorblad, die alleen voor de eerste druk wordt gebruikt. Is het om de inquisitie om de tuin te leiden dat de Baselse drukker Thomas Guarin niet zijn eigen drukkersmerk neemt, maar een vignet leent van zijn collega Biener (Apiarius)? Het vignet vormt een mooie illustratie van de Duitse naam voor ”bijenhouder”. Biener heeft het eerder toegepast in een commentaar op Ezechiël door Oecolampadius. We zien een grote boom met een gat in de stam. Daaromheen vliegen bijen die honing uit een opengeslagen Bijbel naar het gat brengen. Een beer die op zijn achterpoten staat, probeert de honing te roven. De grote hamer die aan een tak vlak boven zijn kop hangt, belet hem dat echter.
De Spaanse posterijen brengen nu een herdenkingszegel uit. Dat wordt de eerste zegel die in Spanje ooit gewijd is aan een protestant of een protestants onderwerp.
De revisie door Valera
De 2600 gedrukte exemplaren van de Berenbijbel zijn snel uitverkocht. Na Reina’s overlijden zet Cipriano de Valera (ca. 1532-ca. 1602), die met hem uit het klooster gevlucht is en naast zijn bezigheden in Engeland nog kans heeft gezien om te promoveren tot doctor in de theologie, zich aan een correctie en revisie. Daar is hij twintig jaar mee bezig geweest, maar zeker niet constant. Want tussendoor doet hij veel pastoraal werk en schrijft hij boeken. Uit zijn voorrede blijkt dat hij slechts in uiterste noodzaak iets wilde wijzigen in de tekst van zijn oudere tijdgenoot en hooggeachte geestverwant Reina. Des te meer raadselachtig is het voor historici dat hij deze revisie laat uitbrengen als ”Bijbelvertaling door Cipriano de Valera”, hoewel hij de inleiding van Reina intact laat. Valera spreekt zich duidelijk uit tegen het gezag van de apocriefen en voegt ze als aparte bijlage bij zijn revisie. De Bijbel wordt, naar het drukkersmerk, de Kruikenbijbel genoemd. Toch is de versie van Reina-Valera nadien altijd de Berenbijbel blijven heten.
De revisie is in 1602 bij Laurens Jacobs (Lorenço Jacobi) in Amsterdam gedrukt. Het drukproces dreigt even te stagneren. Maar de predikanten Arminius (die dan in Amsterdam staat) en Uytenbogaert schieten te hulp. Dat Valera contacten had met deze remonstrantse predikanten wil niet zeggen dat hij geen calvinist was. Want juist Valera is, anders dan bijna al zijn landgenoten, nooit bekritiseerd om enige afwijking van het calvinistische standpunt.
Integendeel, eerder al heeft hij het vertrouwen van veel Europese hervormingsgezinden gewonnen door de ”Institutie” van Calvijn in het Spaans te vertalen, omdat hij dat de beste samenvatting van de Bijbelse leer vindt. Van zijn eigen werken zijn vooral de grondige en messcherpe ”Twee verhandelingen over de paus en over de mis” bekend geworden. Zijn humor laat hem daarin niet in de steek. Hij noemt bijvoorbeeld de jezuïeten talloze malen Jebusieten. Echt pastoraal is de toon in zijn ”Troostbrief” aan door Turken in Barbarije (=Noord-Afrika) gevangengehouden Spaanse protestanten.
Van de revisies na Valera is de editie 1960 altijd de meest verkochte gebleven.