Mens & samenleving
Ex-dakloze in gesprek met CU-leider Segers over naastenliefde

Bijna elke dag passeert CU-leider Gert-Jan Segers een bedelaar. Hij geeft vaker niet dan wel wat geld. „Wat zou jij doen?” wil hij van ex-dakloze Andreas weten.

18 December 2018 11:37Gewijzigd op 16 November 2020 14:54
Andreas Manuela (r.) ontmoet ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers. „God laat moeilijke dingen in je leven meewerken ten goede. Ook jouw verdriet en gebrokenheid”, zegt Segers.beeld RD, Anton Dommerholt
Andreas Manuela (r.) ontmoet ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers. „God laat moeilijke dingen in je leven meewerken ten goede. Ook jouw verdriet en gebrokenheid”, zegt Segers.beeld RD, Anton Dommerholt

„Een gesprek met Segers is spannend, maar ook een uitdaging.” Dat zegt ex-dakloze Andreas Manuela voorafgaand aan de ontmoeting die hij in een restaurant in Amersfoort heeft met de fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Tijdens de brainstorm over deze bijlage heeft Manuela naastenliefde genoemd als belangrijk thema én de wens geuit hierover met Segers in gesprek te gaan.

Nadat Manuela de CU-leider de hand heeft geschud, wordt het onderwerp nog even geparkeerd. „Ik wil eerst je verhaal horen”, zegt Segers. In vogelvlucht belicht Manuela zijn jeugd en de periode waarin hij dakloos, verslaafd en crimineel was. „Ik heb 40, 45 jaar in duisternis rondgelopen.” Hij vertelt dat hij nu als voorlichter van stichting Ontmoeting zijn verhaal doorgeeft op onder meer reformatorische scholen.

„God laat moeilijke dingen in je leven meewerken ten goede”, reageert Segers. „Ook jouw verdriet en gebrokenheid. Ken je Henri Nouwen? Hij heeft een boek geschreven met de titel ”Wounded healer”, gewonde genezer. Jij kunt anderen helpen omdat je zelf geholpen bent. Zo kan God jou gebruiken. Het is een wonder dat je bent zoals je bent.”

Manuela, stralend: „Een Godswonder. Het verhaal van de verloren zoon die mag terugkeren naar de Vader is herkenbaar. Dat is sterk bij me binnengekomen.”

„Wat is de kern van jouw boodschap?” wil Segers weten. „Dat we veel te hard zijn voor onszelf en voor elkaar”, zegt Manuela. Segers: „Wat heeft jouw hart geraakt? Wat heeft je leven veranderd?” Manuela: „De liefde van christenen. God heeft me via hen een nieuwe bodem gegeven waarop ik kan staan.”

Op de vraag hoe Segers naastenliefde heeft ondervonden, noemt hij het gezin waarin hij opgroeide. „De basis in mijn leven is Gods genade en de liefde die mijn ouders mij van meet af hebben meegegeven. Daardoor heb ik kansen en mogelijkheden gekregen die jij, als ik je goed begrijp, niet had in het begin van je leven. Maar het mooie is dat dit niet het laatste woord is, want je staat recht op je benen en je vertelt je verhaal. Ik zie vrede in je ogen.”

Naastenliefde ervaart Segers ook in vriendschappen. „Vrienden kennen je zwakke punten en zwakke momenten. Dat ze je desondanks aanvaarden en trouw blijven, heeft iets genadigs. Dat ontroert me.”

In de samenleving komt Segers op allerlei plekken naastenliefde tegen. „Ik was een keer op werkbezoek bij het Leger des Heils in Amsterdam-West. In containerwoningen zaten mensen met een belast verleden. Er liep een man langs die ”goedemorgen” zei. Een hulpverlener vertelde me: „Als je die man een jaar geleden tegenkwam, schold hij je kapot. Langzaam maar zeker is hij rustig geworden en hij zegt nu goedemorgen. Dat is de grote overwinning die we hebben behaald.” Ik heb waardering voor hulpverleners die mensen in de ogen kijken, hun aandacht en liefde geven. Naastenliefde.”

Segers probeert zelf ook naar mensen om te zien. „Ik werk in een wereld waarin velen kijken naar status en positie, waarin de vraag is of je ertoe doet of niet. Zelf vind ik het altijd belangrijk om degene die voor me staat, wie het ook is, de belangrijkste persoon van de wereld te laten zijn. Hij is op dat moment degene die voor mij telt.”

Boetes voor daklozen

Manuela brengt een actuele kwestie naar voren. Hij heeft zojuist vernomen dat burgemeester Aboutaleb van Rotterdam wil dat boetes voor daklozen verdwijnen. „Krijgen mensen nog steeds boetes voor hun dakloosheid?” vraagt Segers verbaasd.

Manuela knikt. „Stel dat je op het verkeerde moment in een hoek staat te plassen omdat je niet anders kunt en geen kwartje hebt voor de wc. Als er een agent langs komt die net een slechte avond heeft gehad, kun je zo een boete van 30 of 50 euro krijgen.”

Zo’n prent voor mensen die geen geld en veelal schulden hebben, lijkt Segers „niet productief en behulpzaam. Dit wil ik graag samen met jou bespreken met staatssecretaris Blokhuis, die over de maatschappelijke opvang gaat. Misschien kunnen we daar actie op ondernemen. Een goed punt!”

Segers zegt dat hij zich moeilijk kan voorstellen wat het betekent om alles kwijt te raken. „Bijna iedere dag paseer ik iemand die muziek maakt, met de bedoeling er geld voor te krijgen, of iemand die bedelt. Ik kijk hen aan en groet hen, maar ik geef vaker niet dan wel geld aan mensen op straat. Toch denk ik iedere keer als ik langs hen loop: Wat zou Jezus doen? Ik moet de trein halen, maar Hij zou waarschijnlijk niet doorlopen, maar de tijd nemen. Ergens klaagt me dat aan. Dat vind ik lastig. Wat zou jouw advies zijn?”

Manuela: „Je moet eerlijk blijven. Als je geld geeft, maar niet vanuit je hart...”

Segers: „Ik wil iemand wel helpen, maar dan geef ik liever brood of koffie. Als ik geld geef, gaat dat misschien op aan een verslaving.”

Manuela: „Grote kans dat dit zo is, maar ik geef vaak wel 2 of 3 euro. Ik denk aan het woord van Jezus: Wat je voor de ander doet, doe je voor Mij. Dat vind ik belangrijk. Als iemand vervolgens drugs gaat halen, is dat niet mijn verantwoordelijkheid. Die gedachte geeft mij vrede. Hopelijk straal ik dat uit naar die persoon en haalt hij dan toch een broodje in plaats van wiet.”

Segers: „Dat vind ik een mooi advies. Sowieso is het goed om meer tijd voor iemand te nemen. In mijn tijd in Egypte heb ik ook langere tijd met iemand opgetrokken. Dat je tussen alle drukte even kunt stoppen en iets kunt betekenen voor die man of vrouw die op straat zit.”

„Ik zag aan zijn ogen dat hij om me gaf”

Als het over naastenliefde gaat, denkt Ed van Hell aan de Heere Jezus. „Hij zegt: Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.”

„Ik probeer me het een beetje voor te stellen, dat God mens is geworden en dan zegt: „Ik ben niet gekomen om gediend te worden.” Christus cijferde Zichzelf helemaal weg, ten dienste van de ander. Hij zocht het verlorene. Daar zijn geen woorden voor. En dan stopt het niet, maar krijgt deze uitspraak ook nog een positieve wending: „Ik ben gekomen om te dienen.” Onvoorstelbaar. Dan denk ik: „O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk!””

In het dagelijks leven wordt naastenliefde allereerst zichtbaar in kleine dingen, zegt Van Hell. „Ik herinner me een leerkracht op de middelbare school. Hij was streng en toch merkte ik heel duidelijk bij hem: ik mag er zijn. Als hij me strafte, deed hij dat omdat hij het goede met me voorhad. Ik zag aan zijn ogen dat hij om me gaf.”

De vraag hoe hij zelf naastenliefde laat blijken, vindt Van Hell lastig te beantwoorden. „Ik zou bijna zeggen: Vraag het aan de mensen in de buurt.” Oog hebben voor mensen om hem heen vindt hij belangrijk. „Dat zit hem soms in een knipoog of een belangstellende vraag aan kinderen van wie de ouders gescheiden zijn: Hoe gaat het met je? Toen iemand uit de buurt overleed, gingen mijn vrouw en ik naar de crematie. De weduwe zei later dat ze dit gewaardeerd heeft, want „volgens mij mag dat eigenlijk niet van jullie kerk.””

„Ik kreeg elke dag brood en melk bij een arme oom en tante”

Een rijk familielid weigerde hem onderdak, maar een arme oom en tante boden hem een gastvrij onthaal. De houding van die laatsten maakt voor burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam tastbaar was naastenliefde inhoudt.

„Naastenliefde kost niets, maar is onvoorstelbaar kostbaar. Ze redt zelfs levens.” Dat is het eerste wat bij de Rotterdamse burgemeester bovenkomt als het over naastenliefde gaat.

„Het doet mij goed om te zien dat veel mensen voor anderen opkomen, vrijwilligerswerk doen of betrokken zijn bij goede doelen. Die warmte moeten we koesteren”, zegt Aboutaleb (57), sinds 2009 burgemeester van de Maasstad.

Zelf heeft hij duidelijk naastenliefde ervaren toen hij zijn geboortedorp in Marokko moest verlaten om naar de middelbare school te gaan in een grote stad buiten de regio. „Te ver om heen en weer te reizen, en geld voor de bus was er niet. Een rijk familielid met vastgoed in de stad weigerde mij onderdak, ook al bood mijn vader aan om voor kost en inwoning te betalen. Uiteindelijk kreeg ik een hartverwarmend onthaal bij een oom en tante die zelf nauwelijks geld hadden om het hoofd boven water te houden. Mijn oom werkte als parkeerwachter en was afhankelijk van wat automobilisten hem gaven. Maar voor mij was er ’s ochtends altijd brood en melk, en ’s avonds een bord warm eten. Dat zal ik nooit vergeten.”

Hoe geeft Aboutaleb zelf invulling aan naastenliefde? „Mijn drukke agenda laat het helaas niet toe dat ik voldoende aandacht aan mijn naasten kan geven. De schaarse vrije tijd breng ik door met mijn gezin, familie en vrienden. We hebben goede contacten in de buurt en houden een oogje in het zeil bij onze alleenstaande, oudere buren. Ook mijn eigen ouders zijn de jongsten niet meer, ik ga regelmatig langs om hen te helpen.”

„Als burgemeester gaat het lot van dak- en thuislozen mij aan het hart. De afgelopen jaren hebben veel dak- en thuislozen individuele begeleiding, huisvesting, een inkomen en zorg gekregen. Door meer te bieden dan alleen opvang is er voor deze kwetsbare mensen perspectief op een normaal leven.”

Het tonen van naastenliefde staat voor Aboutaleb niet los van zijn –islamitische– geloofsovertuiging. „Mijn geloof maakt deel uit van mijn identiteit. Maar hier valt mijn persoonlijke opvatting over barmhartigheid samen met de opdracht die ik als bestuurder voel om te handelen zoals we in Rotterdam al jaren doen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Van de straat

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer