Hoe beleef je dankdag voor gewas en arbeid, als de mais op het veld is verdroogd en er al in de zomer een flink gat is geslagen in de voorraad wintervoer voor je koeien? Twee boeren uit de Achterhoek, in het extreme jaar 2018 een van de droogste stukjes van Nederland, zien redenen genoeg om te danken.
De Achterhoek kleurt groen. In de weilanden doen koeien zich te goed aan het gras, dat nog volop groeit. Bijzonder voor november. Van begin juni tot diep in augustus was het heel anders: toen waren de weilanden bruin en verpieterde de mais. Veel koeien stonden wekenlang noodgedwongen op stal.
Zomer 2018 was bijzonder heet en droog. Het neerslagtekort –het verschil tussen de hoeveelheid regen en de verdamping door de gewassen op het veld– liep in het hele land snel op tot boven het record van 1976, een jaar waar oudere boeren nog altijd met ontzag aan terugdenken.
De neven Carel Massink (55) en Herbert Evers (49) melken in Zelhem 185 koeien. Zo krap als in 1976 werd het dit jaar niet. En dat is, wonderlijk genoeg, mede te danken aan het weer van 2017. „Dat was juist een bijzonder groeizaam jaar”, zegt Evers. „We hebben toen zes snedes (grasoogsten, TR) van het land gehaald, één meer dan normaal. Daardoor hadden we na de winter nog heel wat kuilvoer over.”
Vroeg maaien
In maart, rond biddag, was het koud en guur. Maar het werd snel warmer en de gewassen ontwikkelden zich „supergoed”, vertelt Evers. Maar van warm werd het heet en regen viel er lange tijd niet meer. „Door de combinatie van zon en wind was de verdamping gigantisch groot. Bij akkerbouwers zag je mooie gewassen inzakken, die hebben meer schade dan wij.”
Massink en Evers kunnen ongeveer een kwart van hun 70 hectare land beregenen. De installatie draaide vrijwel continu maar veel zoden aan de dijk zette het niet. Evers: „Het gras blijft groen en daardoor voorkom je dat onkruid de overhand krijgt. Maar groeien doet het niet meer. Van half juni tot half augustus moesten we de koeien voeren van de wintervoorraad. Nooit eerder hebben onze dieren in de zomer zo lang op stal gestaan.”
De twee boeren maaiden dit jaar maar drie snedes gras. De snijmais –een ander onderdeel van het rantsoen dat de koeien krijgen voorgeschoteld– verdroogde. Massink: „De oogst is zeker een derde kleiner dan normaal.”
Voor de melkveehouderij is 2018 ook het jaar van de fosfaatrechten. Die heeft het ministerie van Landbouw ingevoerd om de mestproductie aan banden te leggen. Boeren mogen niet meer koeien houden dan in de zomer van 2015 minus een korting van 8,3 procent. Vorig jaar gold er al een overgangsregeling.
Veel melkveehouders hebben koeien naar het slachthuis moeten brengen, ook de twee neven uit Zelhem. Massink: „We hadden onze stal pas uitgebreid. Eind 2016 molken we 245 koeien, nu nog 185. We hebben bezwaar aangetekend omdat we naar onze mening te weinig fosfaatrechten hebben gekregen. Maar eigenlijk is de gedwongen inkrimping deze zomer een zegen voor ons geweest. Als onze veestapel nog net zo groot was geweest als in 2016, hadden we veel meer voer moeten aankopen.”
Vandaag zitten de twee veehouders in de kerkenraadsbank van de gereformeerde gemeente van Doetinchem. Massink is diaken, Evers ouderling. Emeritus predikant ds. A. B. van der Heiden zal zeker aandacht besteden aan de droogte, verwachten ze. Ook in de zomermaanden was er in de voorbede regelmatig plaats voor het extreme weer.
Sulawesi
Is het danken moeilijker dan andere jaren? Massink: „Nee. We hebben nog zó veel goeds ontvangen. Tijdelijke zegeningen, maar ook dat Gods Woord steeds verkondigd mocht worden. Ik wil niet klagen. Op Sulawesi spoelde de grond onder de voeten van de mensen weg en in Griekenland raakten anderen bij bosbranden al hun bezittingen kwijt.” Evers vult aan: „De droogte doet wel pijn, maar het is pijn ”in het achterhuis” –in het bedrijf. Onze gezinnen zijn gespaard.”
Beiden beseffen dat zij, meer dan de meeste Nederlanders, dicht bij de natuur staan. Massink: „Wij lazen aan tafel over het verbond met Noach. De Heere belooft in Zijn Woord dat zaaiing en oogst alle jaren door zullen gaan. Dat is Zijn trouw.”
Evers: „Wat hebben wij dat we niet hebben ontvangen? Laten we dat voor ogen houden. Wij hebben geen boterham minder gegeten dan anders. Het is misschien goed als de koelkast eens wat minder vol zou zijn. We weten ons niet meer afhankelijk.”