Janny den Besten houdt van herkenbaarheid en humor
Janny den Besten begint te stralen als ze over haar kinderboekpersonages praat. Ze schrijft graag romans, maar geniet minstens zo veel van het maken van haar kinderboeken.
Heerlijk vindt ze het, om te schrijven over Jens en Jolien, de tweeling uit haar kinderboeken. Toen Janny den Besten (63) gevraagd werd om een van de actieboeken van de Christelijke Kinderboekenmaand te schrijven, was er geen twijfel mogelijk: het zou een deel worden in de nu vijfdelige serie over Jens en Jolien. „Hen ken ik. Van hen weet ik alles. Ik hoefde geen karakers en eigenschappen te bedenken. Die heb ik allemaal al in een bestandje staan. Jens houdt bijvoorbeeld van grapjes en is een beetje bazig. Jens en Jolien léven voor me”, aldus de auteur, die onafgebroken levendig en vol enthousiasme praat.
Dat blijkt even later, als ze vertelt dat Jens en Jolien in ”Superklas!” onenigheid met elkaar hebben. „Ze hebben eigenlijk nooit ruzie”, zegt de auteur, die in Nieuw-Lekkerland woont en lesgeeft aan groep 6 van basisschool De Wegwijzer. Om zichzelf meteen te verbeteren: „Ze hebben in de boeken nooit ruzie. Op andere momenten misschien wel.”
Was zo’n actieboek juist geen goede aanleiding om Jens en Jolien even te parkeren en een heel ander kinderboek te schrijven?
„Het manuscript van zo’n boek ligt al bij de uitgever, ik denk dat het volgend najaar verschijnt. Een boek over de eerste dagen van de Tweede Wereldoorlog, voor kinderen vanaf tien jaar. Eerder schreef ik een roman over de evacuatie vanuit de Grebbestreek naar mijn eigen streek (”Verborgen bloem”, MO) en ik dacht: daar kan ik ook wel een jeugdboek over schrijven.
Voor het actieboek wilde ik over Jens en Jolien schrijven. Niet omdat het makkelijk is – ik vind het zo léúk en ik heb er zo’n lol in.
Jens valt in het boek op zijn kinderfeestje in zijn eigen zakmes. Zijn vader belt 1-1-2 en zegt dat zijn zoon een steekwond heeft. Dat is echt gebeurd bij een jongen uit mijn klas. Apetrots vertelde hij de dag erna dat er drie politie-auto’s op zijn feestje waren geweest, en een ambulance.”
Vriendschap speelt een rol in bijna elk kinderboek. Hoe maakte u er toch een speciaal actieboek van?
„Ik wilde niet inzoomen op een van beide kinderen. Als ik dan Jolien had gekozen, zou het boek over een meisjesvriendschap gaan, dat wilde ik niet. Daardoor kwam ik uit op het thema vriendschap in de klas. Het is bekend dat de groepsgeest verandert als er een nieuw kind in de klas komt. In ”Superklas!” is dat Lara. Ze wil gemaakt goed in alles zijn, ze wil gemaakt vrienden zijn. Dat moet je niet willen – al heeft ze er wel haar redenen voor.
De sfeer in de klas verandert. Zo wilde ik spanning in het boek krijgen. Zou de meester de djembéles wel laten doorgaan als het steeds misgaat in de klas?”
U schreef een voor kinderen heel herkenbaar verhaal. Is dat het doel van uw boeken, die herkenning?
„Wat ik vooral wil is dat kinderen heerlijk genieten van een boek en er plezier in hebben. Als ik boeken voorlees in de klas, merk ik aan de reactie vanuit de klas meteen wanneer een boek aanslaat. ”Mees zonder vrees” van Corien Oranje, de Breiclubserie (van Judith van Helden, MO) en de boeken over SuperJoris (van Bram Kasse, MO) vinden de kinderen heel leuk. Daar zit veel humor in.
Ik wil graag grappige boeken schrijven die echt gebeurd kunnen zijn en die tegelijk heel leuk zijn. Over een gewoon gezin, waarin de vader en de moeder van de kinderen houden. Waar het gezellig is, maar waar soms ook wordt gezegd: dit kan niet.
In een van de eerdere delen koopt Jens stiekem een hamster. Ik wil dan geen preek in het boek; zo zijn de Jensboeken niet. Dus hoort Jens zo’n beetje de hele preek van zijn vader niet, maar vangt hij alleen een flard op: Eén ziet alles. Ik vind het wel belangrijk dat er zo’n moment van inzicht is.
In mijn romans komt het geloof duidelijker naar voren. Die komen zó vanuit mijn hart. En een leven zonder de Heere God kan voor mij niet.”