„Zorg dat er een rouwprotocol op school is.” Dat is het dringende advies van directeur M. J. Visser van de Graaf Jan van Nassauschool in Gouda. In vijf jaar tijd overleden twee leerlingen en een leerkracht. „Je kunt zo van slag zijn dat je gemakkelijk iets vergeet. Een goed voorbereid stappenplan voorkomt dat.”
Op de kast in de directiekamer staan de foto’s. Een van leerling Coen, overleden in 2013 op 11-jarige leeftijd. Een van leerling Renske, overleden in 2015 op 8-jarige leeftijd, en een van collega Van der Spek, overleden in 2017. De herinneringsbordjes in de gang van de school zijn tijdelijk weggehaald in verband met een opknapbeurt van het gebouw deze zomer. „Het is wel de bedoeling dat die weer teruggeplaatst worden”, vertelt Visser. „Het is niet alleen een zichtbare herinnering aan de overledenen, maar ook een indringende boodschap dat er aan het leven hier op aarde een keer een einde komt.”
Als zo’n overlijdensbericht komt, is de hele school van slag. Voor de directie brengt het naast emoties ook veel spanning met zich mee, zegt de directeur van de Goudse basisschool. „Het is zo ingrijpend, zo gevoelig en het vraagt zo veel zorgvuldigheid dat een leidinggevende zich afvraagt: Ga ik alle dingen wel goed doen? Ga ik geen fouten maken?”
Een rouwprotocol kan dat voorkomen en geeft enorm veel steun, zo heeft Visser ervaren. Dat van de Graaf Jan van Nassauschool is in 2013 ontwikkeld. Leerling Coen was ernstig ziek en het zag ernaar uit dat hij in de basisschooltijd zou overlijden. Om te zorgen dat in zo’n geval alles op school ordelijk zou verlopen, heeft het managementteam in samenwerking met enkele collega’s het protocol opgesteld.
Het bericht dat Coen overleden was, kwam kort voordat de school uitging. Visser: „Dan moet je snel schakelen. Zo’n bericht doet tegenwoordig, onder andere door sociale media, snel de ronde. Er staan ouders op het plein te wachten die er al van weten, dus hebben we besloten de hele school te informeren. Er is een sobere, feitelijke boodschap opgesteld die door de leerkrachten in alle klassen is verteld. Bij de afsluiting van de dag is er een rouwpsalm gezongen en zijn de kinderen naar huis gegaan. De boodschap van het sterven maakte stil en verslagen.”
Commissie
In tijden van rouw wordt er een commissie samengesteld. De commissie bestaat uit de directeur, de teamleider, de leerkracht(en) van de klas waar de leerling in zit en een intern begeleider. „Er is zo veel mogelijk één aanspreekpunt”, vertelt Visser. „Het is raadzaam dat een familie in rouw zo veel mogelijk afstemt met dezelfde contactpersoon. Dit contact kan ook eventueel via de begrafenisverzorger.”
Heel belangrijk in die afstemming met ouders is dat de wens van de familie vóór alles gaat. „Die moet te allen tijde gerespecteerd worden”, vindt Visser. „Ook als het gaat over de mate van betrokkenheid vanuit school.”
Wel kan het zijn dat de school zaken aanreikt en vraagt aan een familie in rouw. „Zeker als het gaat om een plotseling overlijden, is het voor de familie lastig om alles te overzien. De school kan bijvoorbeeld het idee aanreiken dat de betrokken klas op een apart tijdstip komt condoleren zodat de medeleerlingen in alle rust afscheid kunnen nemen. Ouders zijn geheel vrij om daarin een andere keuze te maken, daar moet geen enkele druk achter zitten.”
Aandoenlijk
Na het overlijden van Renske Rademaker in 2015 is de hele klas op een dinsdagmiddag wezen condoleren, vertelt haar moeder, Anja Rademaker-Trouwborst (47). „Al die kinderen om de kist van Renske. Het was heel stil en met elkaar hebben we Psalm 103:8 gezongen. Dat was heel aandoenlijk. We hebben het bezoek als heel goed ervaren op een voor ons bijzondere dag.”
Renske was die donderdag ervoor nog de hele dag op school geweest. ’s Avonds viel ze tijdens het spelen bewusteloos op de grond. In het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam bleek dat ze een zeldzame aangeboren hersenafwijking had: arterioveneuze malformatie (AVM). Zaterdagmorgen is ze nog wel geopereerd, maar die middag is ze overleden.
Betrokken
Vanaf het begin was de oudste thuiswonende dochter, Andra (24), woordvoerder richting school. „Zij heeft ons enorm veel werk uit handen genomen”, vertelt Rademaker. „Alle contacten, of het nu telefonisch was of per mail, liepen via Andra. Pas later heb ik al die mails teruggelezen en heb ik mij gerealiseerd hoe betrokken de school was en hoe fijn dat was. Ik ben de school nog dankbaar voor de manier waarop die het aangepakt heeft.”
Op maandag kwam de directeur al langs, om te condoleren, maar ook om de wensen te inventariseren. De beide juffrouwen zijn ook in het ziekenhuis bij Renske geweest. „Zij waren er emotioneel ook zeer bij betrokken. Dat schept een band. Als we hen nu zien, dan weten we: jullie waren erbij.”
Drie andere kinderen uit het gezin die nog op de Graaf Jan van Nassauschool zaten, zijn heel goed opgevangen, vindt hun moeder. „Er was ruimte om te rouwen op hun eigen manier. Even naar de gang, even Renskes naam schrijven op een vel papier en dan de letters versieren. Die kopjes zaten vol met verdriet, daar kon op dat moment weinig leerstof bij.”
Gesprekken
In het kader van rouwverwerking zijn er voor de kinderen Rademaker op school diverse gesprekken geweest. Met schoolmaatschappelijk werkster A. C. Polinder-Segers en met de schoolbegeleider van het Ds. Kerstencentrum in Veenendaal. „Dat heeft voor het ene kind meer geholpen dan voor het andere. De een kon er goed over praten, de ander niet. Die laatste heeft het nu, drie jaar na het overlijden, nog steeds heel moeilijk mee.”
Het contact met school bleef. Op Renskes verjaardag kreeg de familie Rademaker de afgelopen drie jaar een kaart met alle namen van de medeleerlingen er op. Hetzelfde gebeurde op de overlijdensdatum.
Het gezin werd uitgenodigd voor de afscheidsavond van groep 8 op 12 juli dit jaar. „Als ouders vonden we dat emotioneel te zwaar, maar onze oudste dochters zijn wel geweest”, vertelt Rademaker. „Toen is de middag voor de afscheidsavond een van de jufs bij ons thuis geweest om een presentatie te laten zien die die avond vertoond zou worden over Renske. Op die manier waren we er in gedachten wel bij.”
Het afscheid nemen van de klas van Renske was voor Rademaker ook de afsluiting van een periode. „Die klas is nu uit elkaar gevallen. Er is geen klas van Renske meer.”
Organisatieboek dicht
Ook voor school was de afscheidsavond de afsluiting van de rouwperiode rond Renske. „De herinnering blijft levend door middel van haar foto en het herinneringsbordje”, zegt directeur Visser. „Maar wat betreft organisatie ging het boek dicht.”
Terugkijkend vraagt Visser zich af of hij zelf wel voldoende aan rouwen is toegekomen. „Zodra het overlijdensbericht binnenkomt, gaat er een knop om. Je gaat in de professionele modus, het rouwprotocol wordt uit de kast gehaald. De activiteiten daarvan lopen lang door, zodat je na lange tijd eigenlijk zelf pas aan rouwen toekomt. Dan is er inmiddels zo veel tijd voorbij dat herinneringen en gevoelens vervagen. Jij begint met verwerken terwijl anderen om je heen al verder in dat proces zitten. Dat vind ik weleens moeilijk.”
Orde van de dag
In het rouwprotocol van de Graaf Jan van Nassauschool staan twee punten vetgedrukt:
l Heel belangrijk: probeer het dagritme zo veel mogelijk aan te houden! Juist dát geeft de kinderen een veilig gevoel. Dit is ook het dringend advies van de deskundige die we op school uitnodigden in verband met de rouwverwerking.
l Datzelfde geldt het orde houden. We zijn geneigd de kinderen vanwege het verdriet wat te laten gaan, maar dat werkt juist niet goed voor de toekomst. Het terugkrijgen van de orde is dán des te moeilijker.
Directeur Visser: „Het was steeds een worsteling: hoeveel ruimte voor rouwverwerking geef je aan een klas en wanneer pak je het dagelijkse schoolritme weer op? Achteraf denk ik: Je kunt met goede bedoelingen ook te veel aandacht geven aan rouw. Dat leerkrachten en kinderen zo intensief met het onderwerp sterven bezig zijn dat het allesbeheersend wordt. Dan is er onbalans. Aan de ene kant moet er voldoende ruimte zijn om over het sterven en het gemis te praten, aan de andere kant is er het dagelijkse schoolwerk dat de aandacht vraagt.”
De directeur vindt dat er niet alleen in tijden van rouw aandacht moet zijn over het onderwerp sterven, maar ook daarbuiten. „Als er iemand overlijdt, is dat een concrete roepstem, maar we moeten áltijd bereid zijn. Weldaden die we dagelijks krijgen zijn ook roepstemmen waar we geneigd zijn niets mee te doen. Dat we nog leven is elke dag een roepstem van de genadetijd. Wat zou het bemoedigend zijn als door de sterfgevallen de vraag levend is gemaakt: Ben ík bereid om te sterven?”