Rutte III moet vertrouwen publieke sector snel herwinnen
Eigenlijk zitten we gebeiteld, moet toenmalig minister-president Piet de Jong na de Algemene Beschouwingen van 1967 hebben verzucht. Donkere wolken leken zich boven zijn regeringsploeg samen te pakken. Twee van de vier coalitiefracties, ARP en KVP, waren intern fors verdeeld over het regeringsbeleid. Toch hield het kabinet de gelederen gesloten. Oppositiewoordvoerders van naam, zoals bijvoorbeeld Joop den Uyl en Hans van Mierlo, dropen na twee dagen debatteren af.
Of zittend premier Mark Rutte na de Algemene Politieke Beschouwingen die woensdag begonnen dezelfde woorden in de mond kan nemen als De Jong, is nog maar de vraag. De dinsdag gepresenteerde Miljoenennota is vrijdag, als de krachtmeting tussen kabinet en Tweede Kamer wordt voorgezet, ongetwijfeld zijn sterkste troef.
Met verwijzing naar de op Prinsjesdag gepresenteerde begroting sprak de koning dinsdag hoopvolle woorden. De werkloosheidscijfers zijn lager dan ooit. Er is geld om het sterke Nederland met gerichte investeringen „stap voor stap beter te maken” en er prijkt een begrotingsoverschot van 8 miljard euro op de betalingsbalans.
Dat een feestbegroting voor regeringspartijen lang niet altijd een voorbode is van goede tijden weten veel oud-bewindslieden echter maar al te goed. Ook in 2001 sprak koningin Beatrix in haar Troonrede over een spectaculaire groei van de werkgelegenheid, over inkomens die over de hele linie stegen en over publieke voorzieningen en een economie waarin op ruime schaal werd geïnvesteerd.
In de verkiezingscampagne die enkele maanden later losbarstte, werd de toon tegen alle verwachtingen in echter gezet door ene Pim Fortuyn, die PvdA en VVD trakteerde op een historisch pak slaag. Een periode van economische hoogconjunctuur en een kiezersrevolte kunnen dus samengaan.
De opmars van Fortuyn stond allesbehalve los van het misnoegen dat in 2002 heerste in de publieke sector en dat door de paarse kabinetten onvoldoende werd geadresseerd. Het maatschappelijk debat ging destijds niet over de koopkrachtplaatjes, maar over het asielbeleid en de wachtlijsten in de zorg. Aan de gepolariseerde discussies daarover gaven de kabinetten-Kok destijds geen leiding. Het ontbrak ze daarvoor aan moreel gezag, en een wezenlijke vraag is of de realiteit van 2018 erg veel verschilt van die van destijds.
Dinsdag was er het vertrouwde getrappel van de paardenhoeven, het leve de koning, kortom het gebruikelijke feestgedruis op het Binnenhof. Maar ook het gemor uit de zorg, het onderwijs en de politie, waar nog flink wordt gezucht onder een blijvend hoge werkdruk, ondanks nieuwe cao’s. Dat plaatst het kabinet voor een urgente opgave: het vertrouwen van de publieke sector zien te herwinnen.
Schermen met gunstige koopkrachtplaatjes is prachtig, maar niet genoeg.