Psychiater Dirk De Wachter strijdt tegen ikkigheid en nikserigheid
Door zijn boek ”Borderline times” werd prof. Dirk De Wachter in één klap de bekendste psychiater van België. Hij tekent daarin het ziekmakende van de moderne, egocentrische maatschappij. „Samen spreken over de dingen die lastig zijn, zou ons veel psychiatrische consultaties besparen.”
Een doorsnee-hoogleraar is Dirk De Wachter niet. Hij heeft geen secretaresse en het verlangen om te scoren met artikelen in wetenschappelijke tijdschriften is hem vreemd. Zijn academische functie combineert hij met een praktijk aan huis: in het souterrain van een statig pand aan de Jan van Rijswijcklaan in Antwerpen. Bij het afdalen van de trap worden bezoekers geconfronteerd met een tekst op de muur voor hen. ”Aus der Tiefen rufe ich, Herr, zu dir”.
„In deze ruimte bespreek ik met de mens die mij bezoekt de duisternissen en bekommernissen van de ziel”, glimlacht de Vlaamse psychiater als we zijn spreekkamer hebben bereikt. „Met ”Borderline Times” heb ik die in de context van de maatschappij geplaatst. Wat mensen me vertellen, heeft te maken met hun hersenweefsel, hun synapsen, dopamine, serotonine en noem maar op, maar ook met de wereld waarin ze leven. Natuurlijk zijn we meer ons brein dan onze galblaas, maar wel het brein in onze omgeving en onze tijd. We staan in de blik van de ander, zoals de Joodse filosoof Levinas zegt. Het brein is daarvoor slechts het instrument; de connectie is de essentie. Die opvatting past heel goed bij mijn werk als systeemtherapeut.”
Uw jongste boek, ”De wereld van De Wachter”, begint met de zin: „Om de bedreigingen van het menselijk verdriet uit het dagelijks leven te bannen, heeft de westerse mens de psychiatrie uitgevonden.” Kunt u dat toelichten?
„Door de verlichting ontstond er iets nieuws in de menselijke beschaving: het individu. Sindsdien zijn het niet meer de wetmatigheden van God, zoals het onderscheid tussen rijk en arm, die je leven bepalen. Ieder is zelf verantwoordelijk voor de invulling van het leven. Als dat niet goed lukt, word je daarop afgerekend.
Het eerste psychiatrisch ziekenhuis in Parijs was een vluchthuis voor mensen die buiten de boot vielen. Ze werden er opgeborgen omdat de betere burger alles wat vuil en afwijkend was niet meer wenste te zien. De idealistisch gedreven dokters die in zo’n vluchthuis gingen werken, kwamen niet alleen syfilis en andere lichamelijke ziekten tegen, maar ook rare manifestaties van het brein. Die gingen ze beschrijven. Zo ontstond de psychiatrie. In de 19e eeuw werd er heel biologisch naar gekeken. Het echte werk begon voor de psychiater als de patiënt dood was. Dan kon hij diens hersenen ontleden.
Aan het begin van de 20e eeuw zorgde Freud voor een enorme verschuiving door zijn theorie waarin niet het brein maar de geest centraal stond. Dat leidde tot de opkomst van de psychoanalyse. De ontdekking van de neuroleptica gaf vanaf de jaren 50 van de 20e eeuw een herleving van de biologische psychiatrie. Hopelijk gaan we nu eindelijk inzien dat het fysiologische brein in een context functioneert. Daarom zijn we er in de psychiatrie niet met het toedienen van medicamenten waarmee we het peil van neurotransmitters kunnen beïnvloeden.”
Zowel uw Nederlandse collega Jim van Os als u kreeg soms het verwijt de antipsychiatrie te vertegenwoordigen.
„De beweging van de antipsychiatrie was heel naïef, op het onnozele af. Je kunt kwetsbare mensen niet in de wereld zetten met de opdracht: „Vooruit, trek uw plan.” Eerst moet je een context creëren waarin ze kunnen gedijen. Dat is de kern van de sociale psychiatrie, die ik voorsta. Ik ben niet tegen biologische behandeling, maar daar mag het niet bij blijven.”
Met wat voor klachten komen mensen bij u?
„Met alles wat te vinden is in de DSM, het diagnostische handboek voor psychiaters. Ik heb me nooit willen specialiseren in één pathologie, omdat ik vind dat de mens meer is dan een pathologie. Wil je op academisch niveau scoren, dan moet je je binnen de dwangneurosen richten op de noradrenerge hersenbanen in de frontale cortex, om maar wat te noemen. Dat brengt een prachtig doctoraat met zich mee, en vele internationale publicaties. Die vind ik interessant om te lezen, maar in het contact met de mensen die hier komen, kan ik er niets mee. Daarom kies ik voor het therapeutisch werken met de menselijke relatie als basis, niet de menselijke afwijking.”
Mensen worden volgens u nodeloos gepsychiatriseerd en gediagnosticeerd.
„Ik ben niet tegen diagnostiek. Veel mensen komen door een diagnose tot rust. Nu weten ze eindelijk wat ze hebben, maar psychiatrische diagnoses blijven hypothesen. Wérkhypothesen. Het probleem is dat ze tot waarheden worden gemaakt, waardoor de mens op den duur samenvalt met zijn diagnose. Als ik nieuwe patiënten vraag wat hun probleem is, hoor ik meer dan eens: „Dokter, ik ben borderline.” Ze zeggen nog net niet: „Ik ben 301.83”, de code in de DSM.
„Dat ken ik niet, borderline”, antwoord ik dan.
„Maar u hebt er toch een boek over geschreven?”
„Ja, daarom juist.”
Die diagnose is voor mij niet meer dan een startpunt. Als mensen ermee komen, zeg ik: „We zetten 301.83 nu opzij. Vertel me eens, hoe is het met u? Hoe is het met uw vader, uw moeder, uw geliefde? Wat doet u graag in het leven?””
Dat klinkt heel basaal. Wat kunt u als psychiater meer dan een betrokken buurvrouw?
„Het gevaar van een hoog intellectualistische, academische, wetenschappelijke psychiatrie is dat ze de menselijkheid verleert. Ik wil inderdaad terug naar de betrokken buurvrouw. Het woord is van u, maar ik vind het heel gepast. Dertig jaar ervaring met therapeutisch werk hebben me geleerd dat de wereld van vandaag een geweldig gebrek aan betrokkenheid heeft, waardoor de kwetsbare en de gekwetste mens buiten de boot vallen. Die moeten niet alleen bij mij, maar ook bij de buurvrouw een horend oor vinden. Mijn studie, mijn intellect en mijn ervaring gebruik ik om dat onder de aandacht te brengen.
Onze diagnoses, die hun nut hebben in het medische model, dreigen zeer contraproductief te worden in het maatschappelijke leven. Omdat ze stigmatiserend en auto-stigmatiserend werken. Neem mensen met kwetsbaarheid voor borderline. Die worstelen met hun identiteit. Wie ben ik? De diagnose kan –heel paradoxaal– een houvast worden. Ik ben borderline en identificeer me met deze niet vrolijke identiteit en de bijbehorende symptomen. Het is in ieder geval een identiteit. Ik behoor nu ergens toe.”
U signaleert een sterke toename van psychische klachten. Waardoor komt dat?
„Er wordt veel meer geëtiketteerd dan vroeger. Brammetje is een beetje druk, gaat een testje doen en krijgt een afkorting. Omdat Brammetje nu een afkorting heeft, slikt hij voortaan dagelijks een klein pilletje en gaat een lieve juf heel veel spelletjes met hem doen. Allemaal met de beste bedoelingen, maar er lopen intussen zo veel mensen met een afkorting rond dat we een zelfhulpgroep moeten maken voor de mensen zonder afkorting. „Wat is dat toch met ons, wij hebben niets.”
De tweede reden is het overprikkelende en veeleisende van onze samenleving. We moeten allemaal fantastisch, leuk, succesvol, slim, knap en jeugdig zijn. Die twee fenomenen versterken elkaar. Gaat het niet zo goed met mensen, dan wordt er een nieuwe afkorting bedacht, waardoor de DSM alleen maar dikker wordt. Die ontwikkeling wordt gestimuleerd door de farmaceutische industrie, die suggereert dat er voor alles een pilletje bestaat.”
Mensen moeten volgens u weer leren een beetje ongelukkig te zijn.
„Ja, het leven is niet altijd leuk. Soms is het lastig, maar daarmee scoor je niet op Facebook en Instagram. Daar verwacht iedereen een opgestoken duim. Als je er met je bekommernissen aankomt, word je ontvriend. Daarom gaan mensen met hun lastigheid naar de psychiater. Ze willen een pil om het ongeluksgevoel weg te nemen. Terwijl ze moeten leren ermee te leven.”
Zou acceptatie van de rafelranden van het leven en meer onderlinge verbondenheid een afname van psychische klachten geven?
„Absoluut, dat is de kern van mijn betoog. Samen spreken over de dingen die lastig zijn, zou ons veel psychiatrische consultaties besparen. Dan zijn we weer bij de betrokken buurvrouw. Maar we kennen de buurvrouw niet. We zitten achter de computer en hebben contact met vrienden die we nooit zien. Mensen die alleen maar vrolijke foto’s sturen, die de werkelijkheid verbloemen. Het doet mij goed dat mijn boodschap wordt opgemerkt en herkend. Niet alleen door generatiegenoten, maar evenzeer door twintigers. Die beseffen blijkbaar ook dat geïsoleerd in een studio zitten, achter een scherm met enkel virtuele vrienden, de dood van de menselijkheid is.”
Typerend voor de huidige samenleving is volgens u het gevoel van leegte en zinloosheid.
„Dat kenmerk van borderline heb ik in mijn boek ”Borderline Times” bewust voor het laatst bewaard, omdat daarin het kernprobleem van de moderne mens ligt. Over alle diagnostische categorieën heen hoor ik patiënten vragen: „Wat doe ik hier?” Door het wegvallen van vaste maatschappelijke structuren en –nog belangrijker– door de secularisatie is een leegte ontstaan. De religie was generaties lang het fundament van de zingeving. Ik zeg niet dat we terug moeten naar de tijd waarin de kerk met haar autoritaire, hiërarchische structuren allesbepalend was, maar hebben we met het badwater niet het kind weggegooid? Naakt en eenzaam staan we in een kosmos die we niet begrijpen. Hoe moeten we seculier, modern en met de stand van de huidige wetenschap over ons bestaan denken? Dat is de grote uitdaging. Voor mij is de filosofie van Levinas daarbij heel dienstig. Daarin heeft de idee van de zorg voor de Ander, met een hoofdletter, een belangrijke plaats.”
Kun je zeggen dat in dit zoeken naar zingeving de hulpbehoevende naaste de plaats van God inneemt?
„Dat is een beetje te simpel uitgedrukt. In het werkelijk ontmoeten van de ander, de unieke mens die het moeilijk heeft, komt de menselijkheid bij ons binnen. Door de blik van de ander ontsnap ik aan de gevangenis van de zelvigheid, de ikkigheid, de nikserigheid. De mens is veroordeeld tot het zoeken naar betekenis.”
Zonder zin worden we ziek, schrijft u.
„Ja, in de fundamentele, existentiële betekenis van het woord. Ik zie dat sommige mensen zieker zijn dan zij die bij mij op consultatie komen, omdat ze anderen ziek maken met hun zielloosheid. We hebben het materieel beter dan ooit, en toch voelen velen zich somber. Dat heeft alles te maken met het gebrek aan zin.”
Waarom confronteert u uw bezoekers met het Bijbelwoord ”Aus der Tiefen rufe ich, Herr, zu Dir”?
„Het is de titel van een cantate van Bach, die ik zeer bewonder. Ik ben niet tegen de seculiere wereld, maar het weggooien of zelfs beschimpen van een traditie die onze cultuur heeft gestempeld, werkt zeer contraproductief. We moeten op z’n minst nadenken over de vraag: waaraan ontleen ík vandaag de zin van mijn leven?”
Is het niet moeilijk om zin te geven aan het leven als een externe norm ontbreekt en ik alles zelf mag of moet bepalen?
„Dat is zo. Met het doorgeschoten individuele, ook in de ethiek, lopen we vast. Ethiek heeft altijd te maken met de ander. De liberté is uitvergroot ten koste van de egalité en de fraternité. Dat is de oorzaak van veel hedendaagse problematiek, ook psychische problematiek. De mens is een verbonden wezen, dat zijn we vergeten. Gebrek aan hechting is hét probleem waarmee kinderpsychiaters worden geconfronteerd. Voor mij gaat zingeving over zorg voor de ander, over verbinding.”
Geluk zoeken mag volgens u geen doel op zich worden. Is die houding niet logisch wanneer mensen het in het hier en nu moeten maken?
„Geluk moet een gevólg zijn. Het actief zoeken van geluk is, zeker wanneer het heel materieel en individueel wordt ingevuld, de brede weg naar de nietsigheid. Als we verbinding maken, zorgzaam zijn, de ander zien en waarderen, komt het geluk via de achterdeur binnen. Het kleine, vervullende geluk. Een vredige volheid. Niet de wow-ervaring die weer wordt gevolgd door leegte.”
„Naast het aanreiken van pillen moeten geneesheren ook kunnen praten, denken en bidden”, schrijft u in uw jongste boek. Neemt de psychiater de rol van de pastor erbij?
„Met bidden bedoel ik hoopvol aanwezig blijven, ook als het slecht gaat met de patiënt. Wanneer de tien door de verzekeraar bekostigde sessies voor een behandeling voorbij zijn, en die mens ziek blijft, begint de zorg pas echt. Niet alleen voor mij, maar ook voor de buurvrouw. Met zo’n houding is iedereen gebaat. Die geeft zin aan het leven en maakt dat eigen lastigheid een grond krijgt.”
Prof. dr. Dirk De Wachter
Dirk De Wachter (1960) is hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Daarnaast is hij als systeem- en gezinstherapeut verantwoordelijk voor het dagactiviteitencentrum Sint-Maarten van het Universitair Psychiatrisch Centrum van Kortenberg. De Vlaamse psychiater verkreeg brede bekendheid door zijn in 2012 verschenen boek ”Borderline Times”. Daarvan werden meer dan 100.000 exemplaren verkocht in zowel Vlaanderen als Nederland. De westerse samenleving voldoet volgens De Wachter aan alle negen criteria van borderline en veroorzaakt daardoor veel psychische problematiek.
Zinvoller en goedkoper
Dit is het tweede deel van een driedelige serie over de nieuwe ggz.