De opmerkingen die Blok vorige maand maakte tijdens een bijeenkomst voor Nederlanders die bij internationale organisaties werken, vielen verkeerd bij oppositie én coalitie. Hij stelde onder meer geen multicultureel land te kennen waar mensen vreedzaam samenleven en weet dat aan het onvermogen van mensen „om een binding aan te gaan met ons onbekende mensen”. Verder zette hij Suriname weg als een zogeheten mislukte staat en Oost-Europese landen als haarden van vreemdelingenhaat.

Blok herhaalt nog maar eens dat de gewraakte uitlatingen „deels erop gericht waren te prikkelen” en de discussie op gang te brengen. Hij betreurt dat hij ze heeft gedaan, maar zegt ook niet met zoveel woorden dat ze niet kloppen. Tegelijkertijd beklemtoont de minister dat zijn uitspraken niet zijn bedoeld „als vrijbrief voor racisme of uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen”. Ook wil Blok zich, net als het hele kabinet, sterk maken voor „de voorspoedige integratie van nieuwkomers”. Dat kabinetsbeleid onderschrijft hij „volledig”.

De VVD-minister probeert met zijn brief een bijna eensgezind verontwaardigde Tweede Kamer te sussen. De Kamer heeft Blok al laten weten hem na de zomerpauze meteen aan de tand te willen voelen.

Blok zei in juli ook dat Oost-Europese landen „nooit” zullen accepteren dat de Europese Unie vluchtelingen gelijkelijk over de lidstaten gaat verdelen. Daarmee leek hij het streven van het kabinet naar zo’n verdeling al op te geven. Maar Blok verduidelijkt dat hij wel een hard hoofd heeft in een „perfecte” verdeling, maar toch zover mogelijk wil gaan. Hij schrijft nu dat „het kabinet vertrouwen blijft hebben” er met Oost-Europa uit te komen.

De minister heeft zijn Poolse en Tsjechische collega’s ook laten weten dat hij zijn woorden „zorgvuldiger had moeten kiezen”. Eerder bood hij Suriname, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten al zijn excuses aan.