Rijdende doodskist moest doorbraak forceren
Mitrailleurvuur maakt in de Eerste Wereldoorlog veel slachtoffers. Er zijn middelen nodig om het aantal doden en gewonden te verminderen en om snel op te rukken. In de jaren voor de oorlog doen Franse en Oostenrijkse constructeurs pogingen een voertuig te maken dat op een slagveld kan rijden en schieten. Overheden nemen deze ontwerpen echter niet over.
Tijdens de oorlog zijn de Britten de eersten die daadwerkelijk tanks inzetten. Op 15 september 1916 staan er 49 landschepen van het type Mark I klaar om deel te nemen aan een gevecht bij de Somme. De Mark I is een log voertuig met mitrailleurs aan boord. Met de rupsbanden kan het loopgraven oversteken. De Mark 1 gaat 6 kilometer per uur. Veel tanks gaan al voor de eerste slag kapot. Slechts enkele bereiken de frontlijn.
Tanks zijn zo gevaarlijk voor de bemanningen dat het rijdende doodskisten worden genoemd. In de cabine is het heet en bij een voltreffer is de overlevingskans voor de soldaten klein. Toch gaat de Britse regering door met de productie, en ook Frankrijk en Duitsland gaan ze maken. De Franse tank, een Renault, zal model staan voor latere generaties. In 1925 koopt Nederland er één. Het blijft tot de Tweede Wereldoorlog de enige Nederlandse tank. In de Tweede Wereldoorlog worden tanks massaal ingezet.