Strijd om terugkeer Palestijnen blijft Israël nog lang plagen
Altijd nog dromen Palestijnen van de terugkeer naar huizen en landerijen die ze zeventig jaar geleden kwijtraakten. Door de Onafhankelijkheidsoorlog in 1948 moesten hun voorouders hun huizen verlaten. Israël wil van dat recht op terugkeer niet weten. Dat zou immers het einde betekenen van Israël als staat voor Joden.
Momenteel is het elke vrijdag vaste prik. Duizenden Palestijnen uit de Gazastrook verzamelen zich aan de grens met Israël voor de Mars van de Terugkeer. Ze demonstreren tegen de ondraaglijke levensomstandigheden in de Gazastrook en voor het recht om terug te keren naar de plaatsen in Israël waar zij of hun familieleden vandaan kwamen.
De protesten begonnen op 30 maart. De bedoeling is dat ze doorgaan tot 15 mei. Dan is het ”Nakba”, de dag waarop Palestijnen het verlies herdenken van huizen en andere goederen tijdens Israëls Onafhankelijkheidsoorlog van 1948. Burgers planden de actie. Hamas en andere organisaties in de Gazastrook verlenen steun. De organisatoren zetten tentenkampen op in de buurt van de grens.
Tijdens protesten op de eerste drie vrijdagen vielen zeker dertig doden. Honderden Palestijnen raakten gewond. Het leger schoot met scherp op de demonstranten als ze te dicht in de buurt van de grens kwamen. Sommige demonstranten maakten gebruik van stenen of molotovcocktails tegen de soldaten. Ze staken ook autobanden in brand. Ziekenhuizen in Gaza werden overspoeld met gewonden.
Onder de doden was de journalist Yaser Murtaja en ten minste één andere journalist raakte zeer ernstig gewond. Het leger zei naderhand dat hij een drone gebruikte en lid was van Hamas. De internationale federatie van journalisten beschuldigde de Israëlische regering ervan „leugens te fabriceren om moord te rechtvaardigen.”
In de afgelopen weken bleek de animo voor de protesten af te nemen. Dat kwam mogelijk vanwege het grote aantal doden en gewonden aan Palestijnse zijde. Maar de bedoeling is dat de protesten half mei hun hoogtepunt bereiken. Dan moeten ook Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever naar de militaire controleposten marcheren.
Respons
Amos Yadlin, het hoofd van het Instituut voor Nationale Veiligheidsstudies, zegt dat tot nu toe beide zijden een overwinning kunnen claimen. Israël is erin geslaagd een doorbraak bij de grens met Gaza te voorkomen. Als Palestijnen over de grens zouden stromen, kunnen terroristen meekomen. Dat zou een serieuze bedreiging zijn voor de Israëlische burgers in de dorpen langs de grens. Het valt namelijk te verwachten dat onder de demonstranten terroristen schuilgaan. Israël kwam volgens Yadlin met een effectieve en afschrikwekkende respons. Het leger verijdelde ook pogingen explosieven te plaatsen bij het grenshekwerk en aan Israëlische zijde vielen geen doden.
Maar ook de Gazanen boekten succes. Voor het eerst in jaren kwamen Palestijnen weer prominent in het nieuws. De beschuldigende vinger gaat daarbij naar Israël, want de soldaten zouden op ongewapende burgers schieten. Als de VS niet achter Israël stonden, zou de VN de zoveelste commissie van onderzoek hebben ingesteld, die vervolgens een negatief rapport zou schrijven.
Ook in Israël zelf is er kritiek. Critici vragen zich af of het leger geen buitenproportioneel geweld heeft gebruikt. Ze vragen zich ook af of er geen niet-dodelijke middelen bestaan om te voorkomen dat de Palestijnse demonstranten Israël binnendringen.
Vier Israëlische mensenrechtenorganisaties hebben deze week een petitie ingediend bij het hooggerechtshof om soldaten te verbieden het vuur te openen op demonstranten als die geen gevaar vormen voor menselijk leven.
De petitionarissen stellen dat er geen verbod bestaat tegen het houden van demonstraties in de buurt van de grens. Geweldsincidenten of pogingen het hekwerk over te steken vallen volgens hen ook onder de protesten van burgers. Het schieten mag alleen als er onmiddellijk gevaar is voor mensenlevens.
Vraagstuk Palestijnse vluchtelingen verliest zijn eenvoud
De vraag hoe het probleem van de Palestijnse vluchtelingen was ontstaan, was vroeger eenvoudiger te beantwoorden dan vandaag. Israëlische onderzoekers hebben de traditionele visie hier en daar behoorlijk herzien.
De strijd begon na de beslissing van de Algemene Vergadering van de VN op 29 november 1947 om Palestina in een Joodse en een Arabische staat te verdelen. Gedurende vijftien maanden vochten Joodse strijdkrachten tegen Arabische ongeregelde troepen en na 15 mei 1948 met de legers van Egypte, Syrië, Irak en Jordanië. Na de oorlog was Israël echter groter dan het VN-verdelingsplan bepaalde.
Israëliërs dachten doorgaans dat de Arabische leiders de Arabische inwoners van Palestina in 1948 opriepen even aan de kant te gaan, zodat zij een einde konden maken aan de Joodse staat. Daarna zouden ze terugkeren. Palestijnse vluchtelingen waren dus zij die door eigen schuld gehoor gaven aan de oproep om weg te gaan. Zij die bleven werden de Arabische staatsburgers van Israël.
Palestijnen echter geloofden dat de Joodse milities hen de huizen uitdreven tijdens de „etnische zuivering van Palestina.” Wie niet weg wilde, kon worden gedood. Ze spreken van ”Nakba”, de catastrofe. De Nakbadag is op 15 mei. Dat is de dag na de dag in 1948 waarop David Ben Gurion de staat Israël uitriep.
Archieven
Beide zienswijzen hebben nog steeds hun aanhangers, maar naarmate Israël langer bestaat, zijn er meer historici die een ander beeld schetsen. Hoewel, afwijkende beschrijvingen zijn er altijd geweest. Maar de echte verandering van denken begon pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen gingen de archieven open en de Israëlische „nieuwe historici” kwamen met nieuwe publicaties over de gebeurtenissen in 1948. Professor Benny Morris van de Ben Gurion Universiteit toonde in zijn boek ”The birth of the Palestinian Refugee problem 1947-1948” en latere publicaties aan dat het niet mogelijk is één partij als de schuldige aan te wijzen.
Voor in het boek staat een kaart met de 369 Arabische dorpen en steden waaruit de bevolking vertrok. Ook staan er de redenen bij: sommige Arabieren werden weggedreven door Joodse strijdkrachten, anderen verlieten hun huizen op bevel van Arabische leiders, weer anderen verlieten hun huizen omdat ze bang waren voor een aanval. In sommige gevallen waren er verschillende oorzaken.
Ook publiceerde Morris een kaart van de Joodse dorpen die in 1948 en 1949 werden gesticht. Het ging om een ware gedaanteverandering van het landschap.
Oud-minister van Buitenlandse Zaken Shlomo Ben-Ami schreef in 2008 in Foreign Affairs Magazine op grond van Morris’ werk dat de Palestijnse vluchtelingen die zich in de Arabische landen bevonden, in 1948 niet waren weggedreven op instructie van het kabinet. Palestijnen werden veeleer verdreven op bevel van commandanten uit vrees voor militaire aanvallen. In enkele gevallen gaf David Ben Gurion persoonlijk er opdracht toe zonder dat het kabinet het wist.
De Knesset nam in 1950 een wet aan die bepaalde dat personen die na 29 november 1947 hun huizen verlieten, „afwezigen” zijn. De eigendommen van deze personen vielen in handen van de staat. In 1954 accepteerde de Knesset de „preventie van infiltratie”-wet, die moest voorkomen dat Palestijnse vluchtelingen zouden terugkeren.
UNWRA
De schatting is dat in 1948 700.000 tot 800.000 Arabieren uit hun huizen zijn gevlucht of verdreven. In de oorlog van 1967 volgden er nog 280.000 tot 350.000. Van deze laatste groep vluchtten er 120.000 tot 170.000 voor de tweede keer. De VN-organisatie die nog altijd de vluchtelingen in Jordanië, Libanon, Syrië, op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook opvangt, heet UNRWA (United Nations Relief and Works Agency). De UNRWA zegt dat het aantal vluchtelingen nu is uitgegroeid tot ongeveer 5 miljoen.
Eis van terugkeer blijft Israël nog lang plagen
Het „recht op terugkeer” houdt in dat Palestijnen die in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 en in de Zesdaagse Oorlog van 1967 huizen en land zijn kwijtgeraakt, het recht hebben terug te keren. Dat recht geldt niet alleen voor hen, maar ook voor de nakomelingen. Zij die geen gebruik wensen te maken van dit recht, moeten compensatie ontvangen.
Israël verwerpt het recht van terugkeer. Uitvoering ervan zou namelijk betekenen dat het voortbestaan van Israël als Joodse staat gevaar loopt.
Israël heeft daarom een eigen wet op terugkeer. Deze bepaalt dat Joden en hun naaste familieleden het recht hebben te immigreren. Palestijnse vluchtelingen moeten volgens Israël worden opgenomen in de landen waar ze zich bevinden. Tot nu toe heeft echter alleen Jordanië de Palestijnse vluchtelingen geïntegreerd.
Israël zegt ook dat het de 800.000 tot 1 miljoen Joden heeft opgenomen die de Arabische landen hebben verlaten. Dat gebeurde tussen 1948 en het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze Joden zijn echter niet in alle gevallen weggedreven. Soms wilden ze zelf ook graag naar Israël verhuizen.
Voorstanders van het recht baseren zich op verschillende documenten. Daaronder vallen de resoluties 194 van 11 december 1948 en 3236 van 22 november 1974 van de Algemene Vergadering van de VN. Resolutie 194 zegt dat „vluchtelingen die naar huizen wensen terug te keren en in vrede met hun buren willen leven, moet worden toegestaan dat te doen op de vroegst praktische datum.”
Zij die niet willen terugkeren, moeten compensatie ontvangen van de regeringen of autoriteiten die verantwoordelijk zijn. Resolutie 3236 spreekt van „het onvervreemdbare recht van de Palestijnen terug te keren naar hun huizen en eigendom van waar ze zijn verplaatst en ontworteld.”
Ook halen voorstanders de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan uit december 1948, waarin staat dat iedereen „het recht heeft elk land te verlaten, inclusief zijn eigen land, en om terug te keren naar zijn eigen land.” Resolutie 242 van de Veiligheidsraad van 22 november 1967 is echter minder rigoureus. Deze spreekt van een „juiste oplossing” van het vluchtelingenprobleem.
Inwilligen
Als er ooit een vredesakkoord komt tussen Israël en de Palestijnen, dan zal dit ook een regeling voor de Palestijnse vluchtelingen bevatten. Maar het is onwaarschijnlijk dat een van beide partijen helemaal zijn zin krijgt. Tussen het volledig inwilligen van het recht op terugkeer en het volledig ontzeggen van dit recht in, bestaan verschillende andere mogelijkheden.
Zo bestaat er een belangrijk verschil tussen het recht op terugkeer naar het land van herkomst en naar de plaats van herkomst. Als Israëliërs en Palestijnen het eens worden over de oprichting van een Palestijnse staat naast Israël, dan kan Israël ermee akkoord gaan dat de Palestijnen het recht krijgen in terug te keren naar de Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. Mogelijk ook zou een beperkt aantal Palestijnen terug kunnen keren naar Israël in het kader van familiehereniging.
Zo schreef Bill Clinton in zijn „parameters” voor een vredesoplossing dat beide zijden het recht erkennen dat de vluchtelingen terugkeren naar hun thuisland, als ze niet voor een derde land kiezen. Dat kan volgens hem de Palestijnse staat zijn of Israël. Maar daarbij tekent hij wel aan dat Israël kan aangeven slechts „enkele vluchtelingen” te absorberen in overeenstemming met eigen „soevereine beslissing.”
Waarschijnlijker echter is dat er geen vredesoplossing komt en dat het Palestijnse vluchtelingenprobleem nog tientallen jaren bestaat.