Kerk & religie

Hoogleraar Marjo Buitelaar focust op de gewone moslim

Moslims alledaagser maken voor niet-moslims. Dat probeert prof. dr. Marjo Buitelaar (1958) te doen door hen een gezicht te geven. Dinsdag sprak de hoogleraar hedendaagse islam aan de Rijksuniversiteit Groningen haar oratie uit.

16 January 2018 15:23Gewijzigd op 16 November 2020 12:25
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

De RUG benoemde Buitelaar per 1 september 2016. Haar focus ligt op de islam in het dagelijks leven van moslims.

Wat fascineert u aan de islam?

„Mijn vader werkte bij Philips en kreeg in Saudi-Arabië een baan aangeboden. Ik ben niet meeverhuisd, omdat ik net het huis uit was vanwege mijn studie. Maar wel zocht ik mijn ouders snel op en viel ik voor de prachtige taal. Ik ben toen Arabisch gaan studeren. Langzaam maar zeker richtte ik mij steeds meer op de islam. Ik vind het boeiend hoe mensen godsdienst gebruiken om antwoord te geven op levensvragen.”

Welke aspecten van de islam bestudeerde u zoal?

„Ik studeerde af op de betekenis van publieke badhuizen in Marokko. Daarna promoveerde ik op een proefschrift over de ramadan. Voor beide onderzoeken woonde ik een tijd in Marokko. Nu onderzoek ik welke betekenis Nederlanders van Turkse en Marokkaanse komaf geven aan de hadj, de bedevaart naar Mekka.”

Hoe ervaarde u de omslag in het denken van de Nederlandse samenleving over de islam?

„Veel mensen zeggen dat de beeldvorming over moslims na de aanslagen van 11 september 2001 ingrijpend is veranderd. Hét kantelpunt vind ik echter het jaar 1979. Khomeini volgde toen de sjah op en riep de Islamitische Republiek Iran uit. In 1989 deed Khomeini opnieuw van zich spreken, toen hij in een fatwa schrijver Rushdie vogelvrij verklaarde omdat die de voor moslims onwelgevallige roman ”De duivelsverzen” had geschreven.

Voor het Westen was dit een wake-upcall. Steeds meer westerlingen gingen toen hun aandacht op de moslimachtergrond van migranten richten in plaats van op andere kenmerken. Na de aanslagen in Amerika intensiveerde die aandacht. Opvallend was dat toen eigenlijk voor het eerst moslims zelf in de media uitlegden hoe zíj aankeken tegen moslimterreur.

De kennis over de islam is toegenomen. Toen ik 1991 voor het eerst een lezing gaf, moest ik nog alles uitleggen. Hoewel de toegenomen kennis op zich positief is, zit er ook een maar aan. Vaak denken mensen precies te weten hoe iets zit en dat iets opgaat voor alle moslims. Ten onrechte. Moslims gaan net zo divers met hun religieus erfgoed om als christenen met de Bijbel.”

Verschilt de hedendaagse islam van de islam zoals die tot ons komt in Koran en Hadith?

„Deze vraag suggereert dat er een objectieve islam bestaat. Maar dan vergeet je dat mensen hun eigen betekenis geven aan teksten en rituelen. De islamgeschiedenis en ook de verschillende moslimculturen bewijzen dat er allerlei interpretaties en toepassingen mogelijk zijn. Neem het bezoeken van graven van belangrijke moslims uit het verleden. Zeker voor sjiieten is dit een vast onderdeel van hun pelgrimage. Maar geestelijken uit Saudi-Arabië gruwen hiervan.”

Velen zijn bang voor de islam.

„Begrijpelijk, gelet op alle aanslagen. Maar helaas voeden veel politici en journalisten die angst, omdat ze het vrijwel uitsluitend over radicalisering hebben.

Veel mensen realiseren zich onvoldoende dat de overgrote meerderheid van de moslims niets van terreur moet hebben. Als antropoloog zie ik het als mijn taak de plek van het geloof van moslims in het leven van alledag voor het voetlicht te brengen. Ik wil moslims een gezicht geven en niet- of andersgelovigen het besef bijbrengen dat ze veel meer met moslims delen dan ze denken.”

Prof. Paul Cliteur zei pas dat er op universiteiten een dominante monocultuur heerst. Zo ontbreekt het aan hoogleraren die PVV stemmen. Hij vindt dat kwalijk, omdat bepaalde meningen niet klinken.

„Laat ik mij beperken tot mijn vakgebied. De sociale wetenschappen trekken doorgaans maatschappelijk betrokken mensen die de zaken van allerlei kanten belichten, oog hebben voor de complexiteit van vragen en de nuance zoeken. Zulke wetenschappers zullen zich niet snel aangetrokken voelen door politieke partijen die maatschappelijke vraagstukken eenvoudig voorstellen.

Maar er is aan onze faculteit wel degelijk pluriformiteit aan standpunten en ideeën. Zo’n 60 procent van de medewerkers komt uit het buitenland. Onze onderzoekers komen uit alle windstreken. En dan hebben collega’s van buiten onze faculteit vaak ook een stevige mening over godsdienst. Dat leidt regelmatig tot felle discussies.”

Wat hoopt u te hebben bereikt met uw leerstoel als u met pensioen gaat?

„Dat projecten die de veelzijdigheid van de islam belichten met succes zijn afgerond en nieuwe opgestart, en dat islamstudies in Groningen op de kaart staat. Ook hoop ik dat tegen die tijd het islamdebat minder verhit wordt gevoerd dan nu.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer