„Waar het Woord is, daar is verwachting.” Ineke van Dalfsen, vrijwilliger op de kinderclub op de evangelisatiepost Bij de Bron in Alkmaar: „Er is hoop voor Alkmaar.”
„In het evangelisatiewerk mag je als eerste dankbaar vaststellen dat er vrijwilligers zijn, dat er onderlinge liefde is, dat het een zegen is om samen Alkmaar te dienen en goed van de Heere te spreken. In dit werk zijn we in alles van Hem afhankelijk. Hij moet zorgen voor vrijwilligers, Hij moet kinderen op ons pad sturen, Hij moet geven dat de achterban actief meeleeft en voor ons bidt.
Er waren wel momenten dat ik bang was dat er op woensdagmiddag of zaterdagmorgen geen kinderen op de club zouden komen. Dan liet de Heere soms onderweg zomaar een regenboog zien, zo helder en stralend als ik nog nooit had gezien. En elke keer waren er weer kinderen, soms twee of drie, soms vier of vijf. Hij zal doorgaan met Zijn eigen werk, al weten wij niet altijd hoe Hij dat zal doen. Op de woensdagmiddagen bereik je via de kinderen ook de ouders. Die brengen hun kinderen naar de club, maar blijven er zelf bij zitten. Ouders vinden het ook weleens fijn om hun verhaal te vertellen of om wat aandacht te krijgen. En vaak komt het gesprek dan op een Bijbels thema.
In sommige gezinnen zijn er problemen. Pas vroeg ik aan een vader hoe het nu thuis ging. Hij zei, terwijl hij zijn jas al bijna aan had: „Het gaat eigenlijk heel goed. Maar daar hadden jullie toch ook voor gebeden? God heeft verhoord.” Dát is precies wat we in Alkmaar willen vertellen, dat God bestaat, dat Hij leeft en zorgt, dat Hij onze gebeden verhoren wil. Zo zien we biddend uit naar de uitbreiding van Zijn Koninkrijk.
Op tweede kerstdag mochten de kinderen allemaal een Bijbeltekst voorlezen. Een van de kinderen had een briefje met Johannes 3:16 gekregen: „Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwig leven hebbe.” Dat meisje had twee jaar geleden nog nooit van God gehoord, nu had ze die tekst zo goed uit haar hoofd geleerd, dat niemand haar die meer afneemt.
Een jaar lang hadden we Albert niet meer gezien. We hadden hem al vaak geappt, maar we kregen geen contact meer. Met Kerst was hij opeens weer bij de maaltijd. Albert vertelde dat hij twee dagen daarvoor aan God had gevraagd: „Heere, waar bent U, God, bent U er nog?” Nu had de Heere hem weer naar ons toegestuurd. God zorgt en Hij leeft. Dan bidden we samen of Hij Zijn Woord ook voor Albert wil zegenen. Er schijnt licht in deze wereld en er is hoop in deze tijd.”