Pieter-Jan Belder: Muziek is voor mij het vertalen van emoties
Musiceren is voor hem het vertalen van emoties. „Als ik bijvoorbeeld een indrukwekkende film heb gezien die indruk op mij heeft gemaakt, dan moeten die emoties zich vaak uiten in een kwartiertje klavecimbel spelen”, zegt klavecinist en blokfluitist Pieter-Jan Belder.
In de werkkamer van zijn woonhuis in Arnhem zijn diverse fraai beschilderde klavecimbels te vinden. Talloze uren bracht de musicus er door met werk van de componisten Scarlatti en Soler, Rameau en Corelli, Bach en Telemann. Op zijn website zijn lovende kritieken over zijn spel te vinden: „Slim articulerend en handig timend stuurt Belder deze klaviermuziek met beheerste schwung de wereld in”, oordeelt een recensent over een opname van werk van de Engelse componist Byrd.
Het geheim? „Achter de uitvoeringspraktijk van oude muziek zit een retorische manier van denken en musiceren”, legt de musicus uit. „Reeksen zestiende noten van Bach worden vaak gespeeld als een mitrailleur – allemaal hetzelfde. Dat is diametraal tegenovergesteld aan hoe men dacht in die tijd. Ook klaviermuziek was altijd verbonden met het woord, met vocale muziek. Als ik vier zestiende noten op een rij zie, is er niet één hetzelfde. Dat bestaat gewoon niet.”
1. Ik heb altijd al musicus willen worden.
„Vanaf het begin was duidelijk dat ik iets met muziek wilde. Als kind ben ik begonnen met blokfluit en piano. Orgelles heb ik nooit gehad. En klavecimbel ben ik pas gaan spelen op het conservatorium, toen ik blokfluit ging studeren. Ik had altijd al wel interesse voor het klavecimbel gehad, omdat ik Bach en de Engelse klaviermuziek zo interessant vond. En op een piano is die muziek toch altijd een frustrerende bedoening. Op een andere manier lag het in mijn familie en omgeving niet voor de hand dat ik de muziek in zou gaan. Mijn vader had een schoenwinkel en zag liever dat ik een ‘echt’ vak zou leren. En hoewel mijn ouders mij er nooit van weerhouden hebben, heb ik er wel voor moeten strijden.”
2. Je moet heel goed zijn wil je als afgestudeerd musicus je brood kunnen verdienen.
„Natuurlijk, je moet goed zijn. Maar er zijn ook heel veel goede muzikanten die helemaal geen brood met muziek kunnen verdienen. Er zit een factor geluk bij: je moet op het juiste moment de juiste mensen tegen het lijf lopen. Toen ik nog studeerde aan het conservatorium kwam ik een keer op les, terwijl er net iemand van de radio naar mijn leraar belde; of hij naar Hilversum wilde komen om iemand te vervangen. Daar had hij geen zin in en stuurde mij in zijn plaats. Er ontstond een contact met de radio dat ik nog steeds heb. Ik kwam er Frans Brüggen tegen en speel daardoor in het Orkest van de Achttiende Eeuw. Dat soort geluk heb je echt nodig.”
3. Reacties uit het publiek en van collega’s zijn belangrijk voor mij.
„Reacties zijn belangrijk, maar ze bepalen niet wat ik doe. Natuurlijk is het mooi om bevestiging te krijgen. En met feedback probeer ik altijd wat te doen, of die nu positief of negatief is. Pas zei een man, nadat ik een sonate van Mozart met de violiste Rie Kimura had gespeeld, dat hij nooit geen fan van me was, maar dat ik hem vandaag wel had geraakt. Dan ben ik benieuwd wat het dan is dat hem raakte. De een vindt mijn Scarlatti-box geweldig, een ander zegt: Ik mis het verhaal, het Spaanse temperament. Een recensent vergeleek mij met de pianist Staier, die dat verhaal wel zou hebben. Je gaat dan nadenken: Wat is mijn verhaal? Wat hoort deze criticus bij Staier wat hij bij mij niet hoort? Al heeft dat nadenken niet tot gevolg dat je dingen rigoureus anders gaat aanpakken.”
4. Ik zet mijn tanden graag in grote muziek- en cd-projecten.
„Ja, dat klopt. Het heeft ook te maken met het label waar ik voor werk. Brilliant Classics brengt graag complete series uit. De consument vindt het interessant om verzamelde werken te hebben. Zelf vind ik het mooi om diep in een bepaalde stijl en tijd te duiken. Scarlatti heeft maar liefst 555 sonates geschreven. Als je gedwongen wordt om al die noten te bestuderen, leer je zo’n componist van haver tot gort kennen. En je wordt gedwongen om muzikale wegen te zoeken voor stukken die niet zo interessant zijn. Ik ben nu bezig met het Fitzwilliam Virginal Book, een Engelse verzameling van 299 klavecimbelwerken van verschillende componisten. Als dat project in het voorjaar af is, ga ik alle orgel- en klavecimbelwerken van de Franse barokcomponist Dandrieu opnemen, acht cd’s in totaal. Tegelijk ben ik bezig om alle klavecimbelwerken van Bach op te nemen. Zijn Engelse suites staan al heel lang op m’n lijstje.”
5. Jammer dat ik de opname van het project ”Bach in Context” vanwege geldgebrek moest staken.
„Het gaat in dit project om concerten en opnames waarbij de cantates van Bach worden uitgevoerd in een oorspronkelijke setting. Als je dan tijdens een concert 250 bezoekers hebt, kom je financieel niet uit. Je hebt altijd sponsors nodig. Het huidige subsidiebeleid is ontmoedigend. Toen we met het project begonnen, werd het helemaal gesubsidieerd. Bij de volgende subsidieaanvraag werd hetzelfde project afgeserveerd met de opmerking: een museale benadering kunnen we niet financieren. Op dit subsidiebeleid kun je niet bouwen. Ik hoop dat het project op enige wijze nog doorgang kan vinden, als er mensen financieel garant voor kunnen staan.”
6. Voor een musicus leveren Facebook en YouTube leuke contacten op.
„Inderdaad. Via Facebook leg je contacten met collega’s die je anders nooit gehad zou hebben. Leuk, en ook een beetje verslavend. Je zit in groepen met klavecimbelfanaten en hoort andere visies. Er zit ook een zakelijke kant aan: je bent zichtbaar, en dat is belangrijk. Als je niet op sociale media actief bent, leef je eigenlijk niet, tegenwoordig. YouTube vind ik lastiger. Video’s maken kost veel tijd en geld, al geven ze wel exposure natuurlijk, het zijn visitekaartjes.”
7. Geld geef ik graag uit aan een nieuw instrument in mijn collectie.
„Nou, liever niet, want het staat een beetje te vol hier. Natuurlijk, ik geef veel geld aan instrumenten uit. Als je met al die opnames bezig bent, moet je variatie hebben in de instrumenten die je laat horen. Zo zou ik graag nog eens een vroegromantische piano hebben. Maar ik houd ook van antiek, van Japanse kunst, of van keramiek. Mijn verlanglijstje is breder dan alleen instrumenten.”
8. Mijn bestaan is gevuld met muziek, maar zou zonder het christelijk geloof leeg zijn.
„Ik vind dat lastig om te zeggen. Veel van mijn collega’s zijn namelijk niet christelijk, en ik zou niet durven beweren dat hun leven leeg is. Voor mij persoonlijk is er veel in beweging, ook als het over het christelijk geloof gaat. Het geloof bepaalt voor een groot gedeelte mijn identiteit. Maar als ik Scarlatti speel, is mijn christelijke geloofsovertuiging minder evident. Je kunt zo’n sonate niet christelijk spelen. Misschien is het wel veel interessanter om hem onchristelijk te spelen. Als ik de Japanse dirigent Masaaki Suzuki hoor zeggen: Het is mijn taak om God te loven, denk ik dat hij dat vanuit het diepst van zijn hart meent, maar ik denk ook: Hoe ziet dat er dan uit?”
9. Op zondag laat ik mijn professionele houding van muziek maken thuis.
„Nee, er is voor mij geen onderscheid tussen een professionele en een niet-professionele dag. Afgezien van het feit dat ik op zondag ook gewoon concerten geef. Voor veel mensen is muziek een soort amusement, en dat zie je ook in kerken gebeuren. Of het nu om een bandje of om traditioneel orgelspel gaat – er is vaak een soort hitparade aan de gang waarbij mensen zich happy voelen. Hoewel ik zie dat mensen veel kracht en geloof putten uit bijvoorbeeld opwekkingsmuziek heeft dit soort muziek bij mij een totaal tegenovergesteld effect. Ik word er letterlijk onpasselijk van. Daar zit een enorm spanningsveld. Het is iets van deze tijd dat amusementsmuziek een plek krijgt in de eredienst. Er is altijd verschil geweest tussen het theater en de kerk, tussen het hof en de kroeg. Dat zijn verschillende werelden. Maar nu kom ik soms in een kerk waar ik me afvraag: Waar staat de biertap hier eigenlijk? Dat gevoel wordt door veel andere mensen niet gedeeld, en dat levert wel gevoelens van eenzaamheid op.”
10. Naast muziek vind ik mijn gezin belangrijk en heb ik tijd voor andere interesses en hobby’s.
„Weinig. Mijn vrouw reist graag en we bezoeken musea in allerlei steden. Parijs is favoriet. Volgende week ga ik met de violiste Rie Kimura naar Japan, voor concerten en een masterclass. Mijn dochter die Japans studeert gaat ook mee. We hebben dan nog een paar dagen over en bezoeken Kyoto en Hiroshima.”
—
Levensloop Pieter-Jan Belder
Pieter-Jan Belder werd geboren op 19 januari 1966 in Capelle aan den IJssel. Hij studeerde klavecimbel en blokfluit aan de conservatoria van Amsterdam en Den Haag. In 1990 behaalde hij het diploma uitvoerend musicus. In 1997 was Belder winnaar van de NDR-Musikpreis te Hamburg. En in 2000 zette hij het Internationale Bachwettbewerb Leipzig op zijn naam.
Vanaf 1989 was hij vaste medewerker van het Radio Kamerorkest, waar hij samenwerkte met Frans Brüggen, Ton Koopman, Masaaki Suzuki en Philippe Herreweghe. Daarnaast is hij als continuospeler actief in diverse ensembles zoals de Nederlandse Bachvereniging, Collegium Vocale Gent en het Gesualdo Consort. Sinds 1991 maakte Belder meer dan 145 cd-opnames waarmee hij internationale erkenning verwierf. Zo werkte hij mee aan een complete editie van alle klavecimbelwerken van Bach (13 cd’s), gevolgd door een opname met het complete klavecimbeloeuvre van Domenico Scarlatti (36 cd’s), en de klavierwerken van Soler (8 cd’s) en Rameau (3 cd’s). Momenteel werkt hij aan een uitgebreide selectie van het Fitzwilliam Virginal Book, Bachs Goldbergvariaties, een dubbel-cd met ostinatocomposities van diverse componisten en vioolsonates van C. P. E. Bach met violiste Rie Kimura. Pieter-Jan Belder is getrouwd met Angelique Traa en heeft drie kinderen.
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Volgende aflevering: zaterdag 23 december.