De kerkuil: een juweeltje
De kerkuil dankt zijn naam aan het broeden in nissen van kerktorens. Ook geliefd als broedplaats zijn holle bomen, oude schuren en boerderijen met speciale oeleborden, zoals in Friesland. Door het verdwijnen van geschikte broedplaatsen liep het aantal kerkuilen sterk terug. Werkgroepen plaatsen nu speciale broedkasten op geschikte locaties.
Hoe meer veldmuizen, hoe meer kerkuilen. Een hoogtepunt was 2006, toen waren er ongeveer 3000 koppeltjes. De Tyto alba –z’n wetenschappelijke naam– jaagt hoofdzakelijk ’s nachts en verstaat de kunst om te vliegen zonder geluid te maken. Daarvoor zorgen zijn bijzonder zachte veren. Het prachtige goudbruin-gele verenkleed met grijze spikkeltjes maakt de vogel tot een juweeltje. En natuurlijk valt zijn hartvormige gezichtssluier op.