Christendom China niet meer te stuiten
Keert China terug naar oude tijden nu christenen in het zuidoosten van het land christelijke symbolen moeten vervangen door een portret van president Xi Jinping? Daarvoor is het te laat, zegt prof. Fenggang Yang.
Er kan geen misverstand over bestaan dat Chinese autoriteiten de laatste tijd vaker en harder optreden tegen religieuze uitingen. Tussen 2014 en 2016 zijn in de regio Zhejiang bijvoorbeeld 1500 kruisen van kerken gehaald, terwijl de islamitische Oeigoeren onderdrukt worden in het uiten van hun geloof.
„Ja, de meeste christenen in China maken zich zorgen om die toegenomen druk”, zegt prof. Fenggang Yang, directeur van het Centrum voor Religie en Chinese Maatschappij van de Amerikaanse Purdue Universiteit in Indiana. De repressie neemt volgens hem verschillende vormen aan: van politieke vervolging tot economische maatregelen en levenslange pesterijen. „De problemen blijven aanhouden en zullen in de toekomst wellicht nog toenemen.”
Toch verwacht Yang geen terugkeer naar de tijden van Mao Zedong. „Tussen 1966 en 1979 werden alle kerken, boeddhistische tempels en moskeeën gesloten en waren alle erediensten verboden. In die tijd is het aantal protestanten volgens de officiële Chinese statistieken echter verdrievoudigd van 1 tot 3 miljoen, terwijl de rooms-katholieken stabiel bleven op 3 miljoen leden.” Ofwel: het christendom laat zich eenvoudigweg niet wegdrukken, en dat heeft de Communistische Partij ook begrepen.
Sindsdien heeft de groei van het christendom alleen maar doorgezet en het ziet ernaar uit dat die beweging nog niet ten einde is. „In 2030 leven er waarschijnlijk meer christenen in China dan in de Verenigde Staten of welk ander land ter wereld dan ook”, zegt Yang.
Hij erkent dat de maatregelen rond de verwijdering van christelijke symbolen op het eerste gezicht doen denken aan de cultus rond Mao Zedong, maar die voorstelling gaat volgens hem voorbij aan het feit dat religieuze betrokkenheid in China „een niveau heeft bereikt dat onomkeerbaar is.”
Yang wijst erop dat de partij in de zuidoostelijke regio Yugan de christenen moest toestaan hun christelijke afbeeldingen elders in huis op te hangen. Zijn verwachting is bovendien dat die weer snel op hun oude plaats hangen. „Nadat de foto’s zijn gemaakt, of na een paar maanden, zal alles weer worden zoals het was: de functionarissen zullen zich weer wijden aan hun bureaucratische bezigheden, terwijl ook de christenen weer gewoon hun leven leiden.”
Dr. Mary Ma, kenner van het christendom in China en verbonden aan Calvin College in het Amerikaanse Grand Rapids, durft geen uitspraken over de toekomst te doen, maar denkt in dezelfde richting als Yang. China is volgens haar voor terugkeer naar oude tijden te zeer geïntegreerd in de wereldwijde economie. „Pogingen om christelijke groepen dwars te zitten zullen doorgaan, maar zullen niet keihard zijn.”
Yang denkt intussen dat de acties in Yugan niet zijn georkestreerd vanuit Peking. „Er zijn veel ambitieuze lokale functionarissen die van alles proberen om hun superieuren te plezieren”, stelt hij. „Dergelijke experimenten kunnen falen of slagen, en dat kan consequenties hebben voor de carrière van zo’n man.” Hij wijst er fijntjes op dat de partijbons in de regio waar de kruisen moesten verdwijnen niet in zijn kennelijke opzet lijkt geslaagd. Hij verloor zijn machtige positie in Zhejiang en is „in feite met pensioen.”
Ma tekent wel aan dat lokale initiatieven navolging kunnen krijgen in andere regio’s en dat het Chinese nationalisme rond de persoon van Xi een nationale ontwikkeling is. Maar terugkeer naar een soort maoïsme, maar dan rond Xi? Nee.