Zonder preken leven valt de gemeente van Scherpenzeel zwaar
In het Gelderse Scherpenzeel verloopt de Reformatie moeizaam. De laatste pastoor van het dorp, Henrick Mom, wordt tegen wil en dank de eerste predikant.
Wat gaat er aan de vestiging van de gemeente vooraf?
Het Gelderse dorp Scherpenzeel is in de zestiende eeuw een rooms dorp. Allerlei reformatorische beroeringen hebben weinig vat op de dorpsbewoners en daarom is er geen beeldenstorm in de veertiende-eeuwse kerk, er zijn geen hagenpreken en geen martelaars. De beweging van de geuzen slaat er nauwelijks aan; als er in 1568 onderzoek gedaan wordt naar ‘verdachte personen’ in het dorp, kan de pastoor slechts twee namen noemen van opstandelingen.
Komt dat mede door de invloed van de geestelijke Henrick Jansz Mom? Hij doet sinds 1559 dienst en heeft de steun van de heer van Scherpenzeel. Die krijgt hij als hij eerst belooft zijn ambt eerlijk en goed te bedienen „tot eer van God almachtig” en daarnaast de heer van Scherpenzeel dienstbaar en trouw te zijn in alle „behoorlijke zaken.” Verder mag hij zich niet te buiten gaan aan overmatig drankgebruik, maar moet hij ijverig studeren en uit de Schrift de rooms-katholieke leer verkondigen. Hij mag geen vogelnetten of visnetten uitzetten en zonder toestemming van zijn heer mag hij ook niet vertrekken. Pastoor Mom schikt zich in deze eisen.
Hoe krijgt de Reformatie in Scherpenzeel gestalte?
In 1580 breekt er een grote brand uit in Scherpenzeel. De geuzen, die rond die tijd het dorp aandoen, plunderen er niet zoals in dorpen in de omgeving. Is er soms niets meer te halen? Opvallend is verder dat later allerlei liturgisch vaatwerk wordt verkocht. Omdat er geld nodig is? Of omdat er toch geen eredienst meer gehouden kan worden en het kerkgebouw niet meer in gebruik is? Het zijn vragen waarop geen afdoend antwoord is te geven.
De jaren verstrijken, pastoor Henrick Mom blijft dienstdoen. Aan zijn bediening kleven volgens een verslag uit 1592 van de ”hervormer van Gelderland”, Johannes Fontanus, vele bezwaren. Weliswaar bedient hij de mis niet, maar in Scherpenzeel „domineert het gruwelijke pausdom” meer dan in enige andere plaats. En Mom wordt openlijk van „toverij” en het „zegenen” van onder meer „beesten” beticht.
Hij heeft er vrede mee als hij uit zijn ambt ontslagen wordt, mits er door „alimentatie” in zijn levensonderhoud voorzien wordt. Dat gebeurt niet. Hij blijft nog tot 1594. Dan preekt hij afscheid van de gemeente – zijn vertrek kan beschouwd worden als het begin van de Reformatie in Scherpenzeel.
Hoe groot is de gemeente in de beginjaren?
Scherpenzeel wordt in 1597 „een goede, grote gemeente” genoemd, maar cijfers ontbreken en een schatting van het aantal kerkgangers voldoet niet omdat de inwoners van naburige dorpen „vanouds gewoon zijn om hier ter kerke te komen en Gods Woord te horen.”
De preken zullen evenwel uit de mond van dominees uit de omgeving moeten komen, want de gemeente blijft vacant. Hoewel daarover de meningen verschillen. Sommigen houden Carolus Gallus (1530-1616), een man die nog in Genève onder Calvijn en Beza heeft gestudeerd, voor de eerste predikant van Scherpenzeel. Hij gaat na de studie onder andere voor in Deventer, ook dient hij een paar jaar als legerpredikant en hij brengt het zelfs tot hoogleraar in Leiden – totdat hem in 1592 ontslag wordt aangezegd. Als hij nergens verlangd wordt als voorganger, beroept Scherpenzeel hem in juni 1594. Vervolgens gelast het hof van Gelderland hem om erheen te gaan. Als hij inderdaad in het dorp werkzaam is geweest, heeft dat niet lang geduurd want nog hetzelfde jaar blijkt hij aan de gemeente te Nijbroek verbonden te zijn.
Wie is de eerste predikant?
Als Carolus Gallus niet de eerste dominee van Scherpenzeel is, dan komt de oude pastoor Henrick Mom ervoor in aanmerking, want hij sluit zich in 1597 zowaar aan bij de Reformatie. Al gaat het niet van harte. Maar de gemeenteleden vragen erom. Het valt hun namelijk zwaar om zonder predikatie te leven, en daarom is het verzoek of Mom toch nog niet een keer op de kansel mag staan om hun Gods Woord te leren. Zelf zullen de kerkmeesters erop toezien dat hij alleen zal verkondigen wat in overeenstemming is met Gods Woord en naar de inhoud van het Nieuwe Testament.
Het zijn de predikanten van Arnhem die contact met de vragers opnemen. Ze willen Mom eerst examineren. Dat doen ze, maar de uitslag is negatief. De heer van Scherpenzeel schiet de dorpsbewoners evenwel te hulp. Hij beveelt de opzieners de belangen van de gemeente van Scherpenzeel aan, opdat daardoor „de straf des Heeren” wordt weggenomen en „de arme mensen” door het Woord van God onderwezen mogen worden, want die leven en groeien nu helaas in „al het boze.”
Dat helpt. Henrick mag op het paasfeest preken, mits hij „overeenkomstig Gods Woord dat zelve zuiver zal leren” en de kinderdoop overeenkomstig het gebruik van de gereformeerde kerken bedienen zal. Het blijft niet bij die ene keer. Tot zijn dood in 1600 is Mom dominee van Scherpenzeel. Daarbij houdt hij zich strikt bij zijn eigen dorp; meerdere kerkelijke vergaderingen bezoekt hij niet. Of dat komt door zijn ouderdom of doordat hij niet van harte voor de gereformeerde godsdienst is ingewonnen, is niet bekend. Vermoedelijk het laatste.
Hoe ontwikkelt de gemeente zich verder?
De gemeente te Scherpenzeel ontwikkelt zich moeizaam. Het blijft problematisch om voorgangers te vinden; kandidaten worden afgeschrikt door het lage traktement en wellicht ook door het twijfelachtige gereformeerde gehalte van de leden. In de periode tot 1610 staan er dan ook achtereenvolgens vier dominees in het dorp. Moeizaam komt de Reformatie tot stand, moeizaam is haar verloop.
Dit is deel 26 in de serie Reformatie in de Nederlanden. Op 31 oktober deel 27: Staphorst. rd.nl/reformatieNL