Ds. Ruff: Bijlmerramp raakte me tot in mijn ziel
Jarenlang verleende ds. Otto Ruff (59) slachtoffers van de Bijlmerramp pastorale hulp. Hij troostte niet alleen, maar leerde ook met zijn eigen zwaktes om te gaan.
Ruff zat tijdens de ramp op de bank in zijn woning in Haarlem naar Studio Sport te kijken. „Rond halfacht werd de uitzending onderbroken. Een nieuwslezer meldde dat een Boeing 747 zich in twee flats in de Bijlmer had geboord. Even later kwamen de eerste beelden. Ik zag een vuurzee, vluchtende mensen, slachtoffers met brandwonden en ik hoorde geschreeuw. Ik was verbijsterd en raakte van slag. Dat gapende gat in die flats. Verschrikkelijk. Heel Nederland was geschokt.”
Een paar maanden na de ramp werd ds. Ruff samen met ds. Corrie Zoutman door de Raad van Kerken aangesteld om pastorale hulp aan de slachtoffers te verlenen.
Getraumatiseerde gezinnen
Doordat het vliegtuig veel woningen had verpulverd, verhuisden heel wat slachtoffers naar omliggende plaatsen als Hoorn, Almere en Zaandam. „Via de talrijke kerken in de Bijlmer kwam ik met hen in contact. Ik belde eerst om te peilen of er behoefte was aan pastorale hulp. Voor velen was ik de zóveelste hulpverlener die belde, maar door herhaaldelijk interesse en bewogenheid te tonen, bouwde ik met een aantal slachtoffers toch een band op. Met hen sprak ik af om langs te komen.
Stap je bij die mensen binnen, dan tref je getraumatiseerde gezinnen. Ik kwam moeders tegen die één of meer kinderen verloren hadden. Ondanks dat ze wisten dat die kinderen er niet meer waren, wachtten ze nog elke dag op hun thuiskomst. Heel triest.”
In een paar maanden tijd verleende Ruff hulp aan een groep van vijftig slachtoffers. Met een aantal van hen is de stichting Nabij (Nabestaanden Bijlmerramp) opgericht. „Het leed van die mensen zal ik nooit vergeten. Ik sprak met een moeder die haar beide kinderen verloren had. Na de kerkdienst op 4 oktober 1992, dus vlak voor de ramp, liep ze nog lachend met haar zoon naar huis, vertelde ze mij jaren later. „Mijn zoon wilde per se patat eten in plaats van de maaltijd die zijn vader thuis had klaargemaakt. Hij wist mij over te halen en we gingen naar de McDonald’s. Hoe kon ik weten dat dát de laatste keer was dat ik met mijn zoon samen zou eten?””
Claustrofobisch
„Toen ze later die dag samen met haar man naar een kennis ging, stortte het vliegtuig neer op het huis waar haar twee kinderen waren. Ze was nog naar haar woning gerend, maar dat was niet meer dan een zwart gat met vuur en rook.
Zulke verhalen gaan je niet in de koude kleren zitten, maar ik kon er gelukkig thuis met mijn vrouw over praten. Dat scheelde veel voor mijn eigen verwerking. Ik kon wel verder met mijn leven; voor veel direct getroffenen was dat anders. Zelfs na een paar jaar leefden zij nog in angst.
Ik sprak twee jaar na de ramp met een vrouw die nog steeds moeite had met het aansteken van haar gasfornuis. Het vlammetje deed haar denken aan de vuurzee waar ze middenin zat. In haar nieuwe woning staan haar kamerdeuren altijd open. De enorme klap van het vliegtuig in de flat had de deuren van haar oude woning op slot gedaan. Ze kon er niet meer uit. Ze raakte in paniek. Ruim twee jaar na dato was ze daar nog steeds claustrofobisch van.
Ik leerde in die tijd dat rouwende mensen heel primaire behoeftes hebben: ze willen niet meer dan liefde, aandacht, een arm om zich heen. Alle dagelijkse rompslomp interesseert hen niet meer. Het belangrijkste is dus dat je er bent en een luisterend oor biedt. Wat zou je ook moeten zeggen tegen een moeder die haar beide kinderen verloren heeft? Dan is er stilte. Voor zulk leed zijn geen woorden.”
Crisispastoraat
„De ramp raakte me tot in mijn ziel. Tot de Bijlmerramp had ik ook wel met crisispastoraat te maken. In de gevangenis bijvoorbeeld. Dat raakte me ook, maar ik kon dat werk naast me neerleggen. Na de Bijlmerramp lukte me dat niet. De ramp, het verdriet, de pijn: het werd onderdeel van mijn dagelijks leven. Dat voelde toen als een zwakte, maar ik leerde dat het juist heel Bijbels is. Het zou onmenselijk zijn geweest als ik er persoonlijk niet zo door geraakt was.”
Menigeen in de Bijlmer, waar zich tal van migrantenkerken bevinden, worstelde na de ramp met geloofsvragen, merkte ds. Ruff. „Mensen waren boos op God. Ze vroegen zich af hoe God hun kinderen kon afnemen. Hoe kon het vliegtuig in een dichtbevolkte buurt neerstorten? Gelukkig leidde die boosheid doorgaans niet tot geloofsafval. Mensen klaagden hun nood bij God.
Ik probeerde mensen onder andere te troosten met het paasevangelie. In die geschiedenis zag ik een parallel met het leed van de slachtoffers. De vrouwen en de discipelen troffen op de paasmorgen een leeg graf. Hun Meester was er niet meer, maar verwees dat lege graf naar de dood van Jezus? Nee, juist niet. Het lege graf wees heen naar het leven, al was dat een leven met littekens.
Wanneer je mensen aanhoort en troost, kunnen ze weer verder met hun leven. Het is als een grammofoonplaat met een kras erop. Als de kras te diep is, blijft de naald erin steken. Als je de naald even aanraakt, gaat de plaat weer verder. Na de ramp hadden velen een kras op hun ziel. Soms kon het leven voor hen als het ware niet verder. Als je mensen dan vanuit de Bijbel kunt troosten, kunnen ze weer door met hun leven, al zal die kras steeds blijven terugkomen.”
Woensdag is bij het monument in de Bijlmer de herdenking van de ramp. De afgelopen weken sprak ds. Ruff weer wat vaker met de slachtoffers. „Na 25 jaar is het contact natuurlijk minder intensief dan in de beginperiode. Toen gingen we voorbeeld twee keer per jaar enkele dagen naar een klooster. Daar spraken de slachtoffers over hun gemis, ze gaven elkaar steun en praatten over de toekomst. Ik bracht hen ook regelmatig een bezoekje. Nu bellen we af en toe. Het verdriet blijft, maar de intensiteit ervan wordt minder.”
Dit is het laatste deel in een tweeluik over de Bijlmerramp, die zich 25 jaar geleden voltrok.
Baby zoek in chaos ramp
Ds. Johannes Welschen (57) hielp samen met zijn vrouw in de week na de Bijlmerramp overlevenden die in de noodopvang in Sporthal Bijlmerdreef verbleven. De dominee van de Evangelische Broedergemeente in de Bijlmer hoorde in die week talloze verhalen.
„Ik herinner me een jonge vrouw die op de avond van de ramp huilend naar me toe kwam. Haar vriend was die avond niet thuisgekomen. Hij was gaan sporten en kwam altijd via de doorgang onder Groeneveen, een van de getroffen flats, naar huis. Niet veel later bleek dat haar vriend op het moment van de ramp inderdaad onder de flat door reed en was omgekomen.
Die eerste avond was de onzekerheid of familieleden nog in leven waren heel groot. Mijn vrouw sprak met een jongen die weggevlucht was tijdens een Ghanese bruiloft. Daar waren zo’n twintig mensen aanwezig. Hij had geen idee hoeveel van hen er nog in leven waren.
Gelukkig liep het soms ook goed af. Een moeder die vlak bij de rampplek woonde, had na de klap direct haar baby gegrepen, op de arm genomen en was naar buiten gevlucht. In de chaos is ze dat kind toen verloren. De volgende ochtend werd ze gelukkig weer herenigd met de baby.”