Evangelische Alliantie verlangde in negentiende eeuw naar eenheid christenen
Een internationaal congres van protestanten in Amsterdam in 1867 leek een stimulans te vormen voor het zoeken van kerkelijke eenheid in Nederland. Toch kwam daarvan weinig terecht. Welke lessen en parallellen kunnen 150 jaar later getrokken worden uit en met de situatie in de 19e eeuw?
Het was een bijzonder moment: de gezamenlijke avondmaalsviering in de remonstrants gereformeerde kerk in Amsterdam, op 27 augustus 1867. In het kerkgebouw –het huidige debatcentrum De Rode Hoed– zaten afgevaardigden uit bijna alle Europese landen aan de avondmaalstafel. Vanaf de drie galerijen keken conferentiegangers toe. De aanwezigen ervoeren een diepe geestelijke eenheid. Die werd ook beleden en bezongen. Tijdens de conferentie werd gebruikgemaakt van een viertalige liedbundel. De staatsman mr. G. Groen van Prinsterer bijvoorbeeld, die, hoewel hij niet op de officiële sprekerslijst stond, een rede mocht houden over de godsdienstige identiteit van Nederland in relatie tot de Evangelische Alliantie, werd bij het verlaten van het spreekgestoelte toegezongen uit Psalm 134:3.
Engelse oorsprong
De in 1845 in Engeland ontstane Evangelische Alliantie (EA) leek in de eerste jaren na haar ontstaan protestantse christenen uit heel Europa te kunnen verbinden. Op internationale conferenties werden de banden keer op keer aangehaald. Toch raakte de beweging binnen twee decennia over haar hoogtepunt heen. Niet alleen door internationale spanningen, maar ook door kerkelijke verwikkelingen. Het congres in 1867 in Amsterdam vormde dan misschien een geestelijk hoogtepunt, maar terugkijkend kwam het niet veel verder dan dat.
In Nederlandse Reveilkringen waren aanvankelijk reserves tegen de Engelse beweging. Toch probeerden vertegenwoordigers uit de orthodoxie, de opwekkingsbeweging en de oecumenisch gezinden elkaar te bereiken, constateert hoogleraar religiegeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam prof. dr. Fred van Lieburg. „Vandaar dat de organisatoren zich inspanden om het congres van 1867 tot een succes te maken.”
Hoezeer men zich ook één voelde tijdens de bijeenkomst in Amsterdam, pogingen tot verdere eenwording werden in de kiem gesmoord. Het organiserend comité probeerde gevoelige thema’s als kerkherstel en kerkregering te vermijden. Onderzoeker Ardjan Boersma, die tijdens een symposium volgende week (zie kader) over de conferentie van 1867 een lezing verzorgt, concludeert dat er vooral veel gesproken werd over maatschappelijke thema’s. Bovendien werden het ongeloof, de liberale theologie en het rooms-katholicisme als gezamenlijke vijand gezien.
De eenheid die ervaren werd, was niet geheel op gevoel gebaseerd. De negen uitgangspunten van de Engelse Evangelische Alliantie werden door het Nederlandse comité overgenomen. De organisatie stelde bovendien vast dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis het fundament vormde voor alles wat tijdens de conferentie besproken werd. De keuze voor die confessie was niet toevallig. Waren in plaats daarvan de Drie Formulieren van Enigheid gekozen, dan hadden de vijf artikelen tegen de remonstranten een verhindering kunnen vormen voor de remonstranten om deel te nemen, terwijl de Heidelbergse Catechismus de lutheranen had uitgesloten.
Vrijblijvend
Dat de conferentie in Nederland niet tot iets concreets hoefde te leiden, kwam in zeker opzicht goed uit. Vanwege allerlei kerkelijke spanningen vormde het congres op die manier juist een gelegenheid voor prominenten om vrijblijvend in gesprek te gaan.
De vergadering in Amsterdam duurde van 18 tot 27 augustus 1867 en trok gasten uit heel Europa en zelfs de Verenigde Staten. De conferentie begon op zondag 18 augustus met een toespraak van de hervormde predikant J. J. van Oosterzee in de Nieuwe Kerk. In de week daarna werd in vier secties vergaderd. Sectie I handelde over de godsdienstig-kerkelijke toestand in de landen van herkomst van de deelnemers. Sectie II was gewijd aan het thema christendom en maatschappij, terwijl Sectie III zich bezighield met christendom en filantropie. In Sectie IV werd gesproken over zending. De conferentie werd afgesloten met een rede van de remonstrants-gereformeerde predikant M. Cohen Stuart, de stuwende kracht achter de organisatie.
Boersma, die onder begeleiding van Van Lieburg onderzoek deed naar de bezoekers van de conferentie, concludeert dat de voorzichtige aanpak van de organisatoren ertoe leidde dat de bijeenkomst misschien wel een van de laatste keren vormde dat vertegenwoordigers van een zo breed palet aan protestantse stromingen intensief met elkaar van gedachten wisselden. Na 1867 werd de kerkelijke wereld in West-Europa, en zeker in Nederland, steeds meer langs confessionele breuklijnen ingericht.
19e eeuw
Dat een conferentie van anderhalve eeuw geleden nog een boodschap voor vandaag in zich heeft, is omdat het nadien bergafwaarts is gegaan in de ontmoeting over kerkmuren heen, zo zegt prof. dr. Henk Bakker. De bijzonder hoogleraar baptisme op de McClendon Chair aan de Vrije Universiteit Amsterdam stelt dat kerkelijk Nederland na 1867 in zichzelf verdeeld is geraakt en naar de verzuiling toewerkte. „Nu zitten we met de brokken. We weten niet meer wat onze identiteit is, zowel wat samenleving betreft als kerkelijk. We houden ons nog vast aan de traditie van onze eigen kerkelijke stroming, maar het is de vraag of die stevig genoeg is om als identiteitsdrager te functioneren. Ik beschouw tradities die niet gefundeerd zijn in het Evangelie als krukken die 150 jaar geleden al in de haard geworpen hadden moeten worden.”
Ook Van Lieburg denkt dat het protestantisme in Nederland nog steeds sterk beïnvloed is door de 19e eeuw. „De gerichtheid op de aanwezigheid van de kerk in de wereld en het missionair besef zijn meer thema’s uit die tijd dan uit de 16e of 17e eeuw. Je ziet dat er een breed draagvlak is voor samenwerken rond die onderwerpen. Toch is het opvallend dat de tijd van de Reformatie en de eerste tijd daarna, zeker in een herdenkingsjaar als 2017, veel meer als ideaal gezien worden. Terwijl terugkeer naar de kerkelijke situatie van toen me geen realistisch streven lijkt.”
Grondvlak
Van Lieburg constateert dat waar het niet snel tot institutionele eenheid zal komen, er op het grondvlak van de kerken wel veel gebeurt. „Enerzijds zie je dat er de officiële kerkelijke structuren zijn. Neem de Protestantse Kerk in Nederland. Natuurlijk spelen binnenkerkelijke organisaties als de Gereformeerde Bond, de Confessionele Vereniging en de vrijzinnigen nog een zekere rol. Maar daarnaast zijn er grondvlakbewegingen die los van de kerkelijke structuur opereren, zoals het Evangelisch Werkverband. De lijn doortrekkend vanaf de 19e eeuw, kun je stellen dat de ‘drie o’s’ van orthodoxie, opwekking en oecumene meer het kompas vormen waarlangs protestanten zich laten leiden dan allerlei organisaties.”
Wat deze drie stromingen in 1867 bond –volgens Van Lieburg: basale ervaring van eenheid en rechtzinnigheid–, is ook vandaag de dag een realistisch uitgangspunt bij het zoeken van elkaar, aldus de historicus. „Als je in landelijk verband die thema’s op de agenda zet, zorgt dat er meestal voor dat christenen elkaar lokaal opzoeken en een stap verder zetten. Neem alleen al het samen zingen bij de nationale synode, zoals die de afgelopen jaren is georganiseerd in Dordrecht. Dat werkt aanstekelijk, net als het viertalige zingen tijdens het congres van 1867. Daardoor kan het besef gevoed worden dat de kerk niet van mensen, maar van God is, en dat dus ook de toekomst aan Hem is.”
Bakker ziet graag dat christenen in Nederland een stap verder komen dan aan elkaar snuffelen. „We moeten in gesprek blijven over wat essentieel is voor het christelijk geloof en wat niet. Laat ik het bij mijn eigen achtergrond houden: het zou mooi zijn als organisaties die zich evangelisch noemen, vaker daarover met elkaar zouden spreken. Ik denk dat je rustig kunt zeggen dat dit meer dan in de 19e eeuw noodzakelijk is. Toen begon het secularisme op te komen. Anderhalve eeuw later noemt de meerderheid van de Nederlanders zich geen christen meer. Het is daarom belangrijk dat de kerk zich afvraagt wat opgeefbaar is. Doe je dat niet, dan houd je vast aan dingen die je binnen een generatie uit handen geslagen kunnen worden.”
De baptistenhoogleraar noemt het „geen probleem om je als kerk te stileren naar de 16e of 18e eeuw”, maar bepleit ook het nadenken over een vertaalslag daarvan naar het heden. „Recent heeft prof. dr. W. van Vlastuin vanuit de reformatorische kerken een moedige poging daartoe gedaan in zijn boek ”Katholiek vandaag. Een gereformeerd gesprek over katholiciteit”. Er zijn meer voorbeelden te noemen. Het is goed om in gesprek en in gebed te gaan rond de vraag wat ons bindt, om Christus’ wil.”
Evangelische Alliantie verlangde naar eenheid
Aan de basis van de Evangelische Alliantie (EA), in 1845 opgericht in Engeland, lag een verlangen naar eenheid onder christenen. Anders dan de naam doet vermoeden, had de beweging een brede protestantse achtergrond. Waar in Engeland de oprichting van de alliantie mede een reactie vormde op de toenemende invloed van het rooms-katholicisme op de Anglicaanse Kerk, waren er in Nederland heel andere zorgen. Ons land had nog maar net de Franse tijd achter de rug, met de scheiding van kerk en staat, al kwam de Rooms-Katholieke Kerk daaruit ook sterker terug. Kerkelijk rommelde het na de Afscheiding van 1834 nog steeds. Bovendien stond Nederland na het onafhankelijk worden van België aan de vooravond van staatkundige vernieuwingen. Toch was er ook in Nederland een voedingsbodem voor bezinning op eenheid onder christenen. Niet alleen binnen het Reveil gebeurde dat. Ook binnen de op initiatief van ds. O. G. Heldring gestarte vergaderingen van de Christelijke Vrienden werd gepoogd confessionele protestanten met elkaar te verbinden. In 1853 kwam het tot de oprichting van de ”Nederlandsche Evangelisch-Protestantsche Vereeniging” onder aanvoering van Abraham Capadose. Een jaar eerder hadden hervormde predikanten de broederkring ”Ernst en Vrede” opgericht, in reactie op het verval binnen de Nederlandse Hervormde Kerk. Geen van beide organisaties sloot zich echter aan bij de Engelse EA.
Bij de startvergadering van de EA in Engeland werd er geen geloofsbelijdenis opgesteld, maar kwam het tot het formuleren van negen artikelen, die het uitgangspunt vormden van de organisatie. De artikelen waren gebaseerd op de hoofdpunten uit de Apostolische Geloofsbelijdenis. Daarna werden tussen 1851 en 1896 internationale conferenties belegd. Ondanks het zoeken naar eenheid waren er allerlei twistpunten, zoals de verhouding van de vrije kerken tot de volkskerk, de rassenleer en de inspiratie van de Heilige Schrift. Daarnaast stond de tweede helft van de 19e eeuw bol van internationale spanningen. Een ander zwak punt van de EA was dat ze geen aansluiting wist te vinden bij het gewone kerkvolk. Bij de Amsterdamse alliantievergadering in 1867 werd dat zichtbaar toen er in de stad aparte samenkomsten werden belegd voor het gewone publiek. Zij waren bij de conferentie zelf niet welkom: daar vergaderde de elite.
De kurk waarop de alliantie bleef drijven, was de Week van Gebed, die in 1846 voor het eerst werd gehouden en die tot op de dag van vandaag bestaat. Ook toen het de eerste jaren na de conferentie van 1867 in Nederland niet tot een afdeling kwam van de internationale organisatie, zorgde het organiserend comité van de conferentie er nog jarenlang voor dat de Week van Gebed ook in Nederland op de kerkelijke agenda bleef staan.
Pas in 1907 kwam het tot de oprichting van een officiële Nederlandse tak van de Evangelische Alliantie, onder leiding van de Utrechtse predikant ds. L. W. Bakhuizen van den Brink. Als grondslag koos de Nederlandse afdeling de negen geloofspunten van de internationale alliantie. De doelstelling luidde: „De openbaring van de eenheid der geloovigen in Jezus Christus; de instandhouding en bevordering van de Week der gebeden; de handhaving van het gezag van Gods Woord; de bevrijding van vervolgde Christenen; de bevordering van godsdienstvrijheid en de ondersteuning van Evangelisatie-arbeid.”
De afdeling leidde in de jaren twintig en dertig een bloeiend bestaan. De nadruk lag tijdens in de jaarlijkse conferenties op de mystieke eenheid in Christus. De alliantie zag meer heil in verbetering van de persoonlijke betrekkingen tussen christenen dan in organisatorisch te bevorderen eenheid. Onder invloed van de ontzuiling en de oecumenische beweging werd de Nederlandse afdeling in 1948 opgeheven.
Het huidige MissieNederland, eveneens voortgekomen uit een organisatie die zich Evangelische Alliantie noemde, heeft andere wortels. Deze organisatie werd in 1979 opgericht, in een reactie op het van kleur verschoten zendingsbeleid van de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland. De EA wilde daar „een bewogen zijn voor elkaar vanuit de liefde voor Christus” tegenover plaatsen. Toch is er wel weer een link naar de 19e-eeuwse organisatie: ook MissieNederland maakt deel uit van de toen gestarte beweging, die tegenwoordig de World Evangelical Alliance heet.
Symposium
MissieNederland en de Stichting Réveil Archief organiseren woensdag een symposium over de betekenis van het congres van de Evangelische Alliantie in 1867 in Amsterdam. Het symposium heeft plaats in de doopsgezinde Singelkerk in Amsterdam en duurt van 13.30 tot 16.45 uur. Aanmelding vooraf via de website missienederland.nl is noodzakelijk.