Binnenland

Ir. Arie van den Heuvel: dorpsjongen in de rotary van Veendam

Zijn broers kozen voor de handel, ir. Arie van den Heuvel (82) hongerde vooral naar kennis. Als enige in de familie volgde hij een academische opleiding, die de weg baande naar directiefuncties bij Billiton. Zijn eenvoudige komaf ervoer hij er nooit als een hindernis. „Als ik me een buitenbeentje voelde, was dat door mijn godsdienstige overtuiging.”

4 August 2017 18:43Gewijzigd op 16 November 2020 11:11
„Ik had een honger naar kennis, zonder dat me een bepaald doel voor ogen stond.” beeld Martijn Beekman
„Ik had een honger naar kennis, zonder dat me een bepaald doel voor ogen stond.” beeld Martijn Beekman

De kinderen van Arie en Joke van den Heuvel zijn allang uitgevlogen, maar het echtpaar woont nog steeds in de kloeke bungalow in Voorschoten. Van den Heuvel is aan het huis gehecht. En als er logés komen, is er ruimte in overvloed. Die luxe kende de gepensioneerde zakenman in zijn jeugdjaren niet. „Ik ben de oudste van elf kinderen. Met z’n dertienen woonden we in een niet al te groot huis op de grens van Barendrecht en Rijsoord, te midden van kleine tuinders en eenvoudige arbeiders. Mensen zonder kapsones. Barendrecht had één wijkje voor forensen, bij het station. Daar werd hoog tegen opgekeken. Behalve in de oorlog. Toen hadden zij niks te eten en die tuinders wel.”

Vader Jan Leendert verdiende de kost als groothandelaar in groente en fruit. „Dat klinkt indrukwekkend, maar hij maakte lange dagen voor niet al te veel geld. Het spul dat hij inkocht op de veiling van Barendrecht, verkocht hij in alle vroegte weer op het Noordplein in Rotterdam, aan lokale groenteboeren. Er werd contant betaald in een kroeg, onder het genot van een kop koffie.”

Het voorbeeld werkte aanstekelijk. Vrijwel alle jongens in het gezin kozen voor de handel, zij het op een andere schaal. „Jan, de broer onder me, was zeer ondernemend en begon al jong zijn eigen bedrijfje. Dat is uitgegroeid tot een internationale onderneming. Thijs, de jongste in het gezin, deed hetzelfde.”

Zenuwachtige tijd

Arie hield zich buiten de business. „Ik had er de ambitie niet voor en waarschijnlijk ook niet de capaciteiten. Als kind ging ik een enkele keer mee naar de veiling. Dan vond ik het wel aardig om naar die klok en die karretjes met monsters te kijken, maar echt warm werd ik er niet van.”

Op de lagere school van Rijsoord kon hij aardig mee, tenminste, na verloop van tijd. „De eerste jaren waren mijn resultaten niet om over naar huis te schrijven. Twee keer ging ik voorwaardelijk over. Dat had denk ik te maken met de oorlogsomstandigheden. Het was een zenuwachtige tijd. Twee keer gingen in ons huis de ruiten eruit, door een bombardement op de spoorlijn. Pas na de oorlog kwam ik tot enige bloei. Dusdanig dat werd besloten dat ik naar de mulo in Ridderkerk mocht, samen met één andere klasgenoot. De rest ging naar een huishoudschool, een tuinbouwschool of meteen aan het werk.”

Op de mulo bleek al snel dat de oudste zoon van de groentehandelaar uit Barendrecht meer in zijn mars had. „Ze hadden me beter naar de hbs of het gymnasium kunnen sturen, maar dat was voor kinderen van de lagere school uit Rijsoord niet aan de orde. In plaats daarvan mocht ik een klas overslaan.”

Eigen kamertje

De lessen vond hij allemaal even interessant. „Ik had een honger naar kennis, zonder dat me een bepaald doel voor ogen stond.” Support van thuis kreeg hij niet. „Eenzaam moest ik mijn weg zoeken. Mijn vader had vijf jaar lagere school, dat was alle opleiding die hij had genoten. Mijn moeder was naar de industrieschool voor meisjes geweest, een soort veredelde huishoudschool met wat artistieke activiteiten erbij, maar daar kwam ze met die elf kinderen niet aan toe.”

Zijn bijzondere positie in het gezin bleek wel uit het feit dat hij als enige een eigen kamertje had. „Piepklein, ik kon me er amper keren, maar ik had wel enige privacy. De vier zussen sliepen op één kamer. Ook m’n broers sliepen bij elkaar. Van enige jaloezie heb ik nooit iets gemerkt. Ze lieten mij m’n gang gaan.”

Toen hij na de hts naar de Technische Hogeschool in Delft wilde, destijds de enige technische universiteit van Nederland, trapte vader Van den Heuvel op de rem. „Hij vond dat ik met een hts-diploma prima m’n brood moest kunnen verdienen. Mijn moeder was mijn advocaat. Niet dat ze zo veel begrip had voor mijn wens, maar ze merkte hoe graag ik naar Delft ging. Mijn vader liet zich door haar ompraten. Als ik het dan per se wilde, dan moest het maar. Niemand snapte waar ik mee bezig was. Ook in de bredere familiekring en de kerk, de gereformeerde gemeente van Ridderkerk, studeerde geen mens door. Van mijn studieresultaten werd thuis nauwelijks nota genomen.”

Informele stijl

Tussen de hts en de Technische Hogeschool lag in die jaren nog een toelatingsexamen. „Tijdens de periode van militaire dienstplicht, die ik met niet al te veel vreugde heb vervuld, volgde ik een daarvoor ontwikkelde LOI-cursus. Met goed gevolg. Als ik het weekend thuis was, sliep ik bij mijn grootmoeder in Rijsoord, een kilometer verderop. Daar had ik de rust en de ruimte.”

In Delft belandde hij in een andere wereld. „Daardoor nam ik wat afstand van thuis. Niet dat ik een slechte relatie had met mijn ouders, maar er waren weinig raakvlakken. Bovendien werd ik meegesleept door het studentenleven. Meer dan eens heb ik onjuiste keuzes gemaakt, al behield ik het besef dat wat mijn ouders me hadden meegegeven, de waarheid was.”

Van de CSFR nam hij na een jaar alweer afscheid. „Er werd naar mijn zin te veel gehakketakt over kleine theologische verschillen.” Hij sloot zich aan bij de Delftsche Studenten Bond. „Daar heb ik tafelmanieren geleerd, en andere vormen van etiquette. Korte tijd ben ik assistent van een hoogleraar geweest, een zeer formeel man. Toen hij me met een studiegenoot uitnodigde voor een maaltijd, lieten we vooraf een boeket bezorgen. Het kon niet zo zijn dat de gastvrouw zich door onze komst onverwachts bezig moest houden met bloemen schikken, hadden we in een boekje gelezen. Het dienstmeisje dat ons ontving, toonde door middel van een papier op een zilveren blaadje de tafelschikking. Ik bleef later de voorkeur geven aan een informele stijl, maar dankzij de Delftsche Studenten Bond leerde ik me ook te bewegen in kringen waar de etiquette tot grote hoogte is doorgevoerd.”

Directeur

De studentenvereniging leverde hem behalve vrienden en etiquette een echtgenote op: de van huis uit vrijzinnige Joke Vrijer. „Ik leerde haar kennen door haar broer, die aan de TH bouwkunde studeerde. Joke was bezig met medicijnen. In haar milieu werd studiezin gestimuleerd.” Na het voltooien van de academische opleiding in Delft startte Van den Heuvel met promotieonderzoek, op kosten van mijnbouwmaatschappij Billiton. „Er was zo’n tekort aan scheikundigen dat je in het laatste jaar van de studie al aanbiedingen kreeg van allerlei bedrijven. Ik heb nooit van mijn leven gesolliciteerd.”

Binnen twee jaar vroeg Billiton hem voor een staffunctie op de titaandioxidefabriek in het Botlekgebied bij Rozenburg. „Daar hadden ze dringend een manager voor de chemische dienst nodig. Ik kreeg veertig man onder me, terwijl ik nog nooit aan iemand leiding had gegeven. Ik begon door aan al die mensen persoonlijk te vragen wat ze precies deden. Dat werd zeer gewaardeerd en het gaf mij een beeld van de gang van zaken. Van de promotie kwam niets meer terecht. Na twee en een half jaar werd ik benoemd tot bedrijfsdirecteur en had ik als 34-jarige 300 personeelsleden onder me.

In mijn vrije tijd was ik druk met cursussen voor alle nieuwe dingen die op mijn pad kwamen: cao-onderhandelingen, personeelsbeleid, management, het nemen van economische beslissingen… Dat vond ik ontzettend leuk. De wereld bleek veel breder dan het specialistische katalytische onderwerp waarop ik zou gaan promoveren. Aan de TH was ik uitsluitend met scheikunde bezig geweest. Van het bedrijfsleven had ik geen enkel benul.”

Rotary

In 1980 werd de reformatorische ingenieur overgeplaatst naar Veendam, waar hij verantwoordelijk was voor een zoutmijn en een nieuwe magnesiumoxidefabriek. „Die is onder mijn verantwoordelijkheid gebouwd en ik werd daar algemeen directeur. Er moest een compleet nieuw personeelsbestand worden opgebouwd. Ik was geen ouderwetse baas, maar een relatief democratische manager. Bij die stijl voel ik me thuis. We kregen regelmatig bezoek van delegaties die het bedrijf wilden bekijken en voor wie ik een praatje moest houden: gedeputeerden, ministers van Duitse deelstaten, directeuren van andere bedrijven, notabelen zoals Henk Vonhoff, destijds commissaris van de Koningin in Groningen…”

Elke dinsdag zat hij tussen de middag te tafelen met leden van de plaatselijke rotary. De serviceclub in Veendam telde zo’n vijftig leden, onder wie burgemeester Rudi Boekhoven. „Allemaal mensen van wie ik wat kon leren of voor wie ik iets kon betekenen. Dat maakte die ontmoetingen heel efficiënt. Veel zaken in de Veendamse gemeenschap werden niet in de formele gremia geregeld, maar binnen de rotary.”

Zijn eenvoudige komaf ervoer Van den Heuvel ook in dit gezelschap nooit als een hindernis. „Als ik me een buitenbeentje voelde, was dat door mijn godsdienstige overtuiging. Ik heb me overigens altijd gerespecteerd gevoeld. Er leefde binnen die rotary een breed gedragen normbesef. Na mijn verhuizing naar het westen van het land, om de fabriek in de Botlek te vernieuwen, ben ik een blauwe maandag lid geweest van de VRCL. Daar had ik het snel gezien. De sfeer was me te zeer naar binnen gericht.”

Latijn

Aan het slot van zijn loopbaan hield de scheikundig ingenieur zich bezig met het oplossen van een milieuprobleem bij de Billitonfabriek in Arnhem. Na zijn vervroegde uittreding begon hij een bureautje voor organisatieadvies. „In combinatie met wat commissariaten kon ik daar de dagen redelijk mee vullen. Toen een bloedziekte bij me werd vastgesteld, ben ik dat werk geleidelijk gaan afbouwen.”

De achterliggende zes jaar studeerde hij Latijn. „Een vrouw uit onze kerk, de gereformeerde gemeente van Leiderdorp, gaf aan een groepje liefhebbers privéles. De meesten haakten tussentijds af, ik heb een diploma op gymnasiumniveau behaald.” Elke ochtend leest hij na het ontbijt een stukje uit de Vulgaat, de door Hiëronymus gemaakte Latijnse Bijbelvertaling. „Dat vertaal ik hardop. Joke, die de Statenvertaling voor zich heeft, controleert of het een beetje klopt. Op de mulo had ik een gereformeerd vriendje. Die ging naar het gymnasium in Rotterdam en beweerde dat het weinig zin had om moderne talen te leren als je daarnaast geen Grieks en Latijn deed. De frustratie daarover ben ik nooit helemaal kwijtgeraakt. Het geeft een prettig gevoel dat ik die achterstand alsnog heb ingehaald. Tenminste, voor Latijn.”

Biografie

Naam: Arie van den Heuvel

Leeftijd: 82 jaar

Burgerlijke staat: gehuwd, vader van 3 kinderen en een pleegzoon en grootvader van 17 kleinkinderen

Kerkverband: gereformeerde gemeente te Leiderdorp

Beroep vader: kleinschalig groothandelaar in groente en fruit

Eigen beroep: oud-directeur van bedrijven van Billiton, vanaf 1973 onderdeel van Shell

zomerserie De sprong omhoog

Dit is het vierde deel van een serie over christenen die vanuit een eenvoudig milieu opklommen tot een vooraanstaande positie. Volgende week vrijdag deel 5. Zie ook rd.nl/sprongomhoog

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Sprong omhoog

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer