De zaterdag in zijn woonplaats Zeist op 97-jarige leeftijd overleden SGP-politicus ir. H. van Rossum stond aan het Binnenhof bekend als goedlachs, principieel en zeer deskundig op het terrein van Verkeer en Waterstaat.
Van Rossum was het eerste SGP-Kamerlid ooit dat een initiatiefwet indiende en die ook met succes door de Tweede en Eerste Kamer loodste. Het wetsvoorstel ging over de watervoorziening van landbouwgronden. Opmerkelijk was dat de wet vooral rooms-katholieke boeren in het zuiden van het land ten goede kwam. Ook opvallend: toen de Eerste Kamer het wetsvoorstel in 1968 aannam, was het voor het eerst in twaalf jaar dat er aan het Binnenhof een initiatiefwet was aanvaard.
In 1981 volgde Van Rossum ds. H. G. Abma op als fractievoorzitter in de Tweede Kamer en als partijleider. Het was toen voor het eerst in de geschiedenis van de SGP dat in de Tweede Kamerfractie geen predikant zitting had.
De civiel ingenieur Van Rossum, die vóór zijn Kamerlidmaatschap werkte bij de Unie van Waterschappen en bij de Cultuurtechnische Dienst te Utrecht, schreef in wel meer opzichten geschiedenis. Zo werkte hij in 1968 mee aan een televisiedocumentaire over de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Deze ruimhartige medewerking van een SGP-Kamerlid aan een tv-uitzending was in die tijd nieuw.
Als fractievoorzitter kwalificeerde boerenzoon Van Rossum, afkomstig van het platteland van Flakkee, in 1985 in een debat over de zogeheten RSV-affaire minister Van Aardenne (Economische Zaken) als „aangeschoten wild.” Die term zou later aan het Binnenhof veel vaker gebruikt worden voor bewindslieden die weliswaar net niet hadden hoeven aftreden, maar die in politieke zin wel onherstelbaar beschadigd waren geraakt.
De „man met de meest aanstekelijke lach van de Tweede Kamer” (aldus oud-Kamervoorzitter Dolman) liet zich als politicus typeren als nuchter, zakelijk, hardwerkend en een tikje laconiek. Het was zijn stellige overtuiging dat de SGP zich in de politiek niet alleen moest onderscheiden door een helder Bijbels getuigenis, maar ook door kundige en praktische bijdragen op zo veel mogelijk beleidsterreinen.
Van Rossum was in zijn woonplaats Zeist jarenlang ouderling en ook 36 jaar scriba van de gereformeerde gemeente. De jaaroverzichten die hij voor zijn kerkelijke gemeente schreef, waren –aldus ds. J. J. van Eckeveld in het in 2003 uitgekomen boekje ”Ingenieur in de politiek”– „complete brochures van veertig tot vijftig pagina’s (...) waarin het hele wereldgebeuren tot in de kleinste details aan de orde kwam.” Vele malen maakte Van Rossum deel uit van het moderamen van de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten.
Bij zijn afscheid als Kamerlid in 1986 schreef een fractiemedewerker dat Van Rossum „in de gulheid van zijn hart aan ieder dat grote loon toewenste dat is gelegen in het onderhouden van Gods geboden.”