Kerk & religie

Schoolmeester en pastoor van Scherpenisse beginnen iets nieuws

Op het eiland Tholen waren al vroeg sporen te vinden van de Reformatie. Scherpenisse en zijn laatste pastoor –Jan Versteech– speelden daarbij een belangrijke rol. Mevahor (Meester Van Houdt Rijssen) wijdde er zelfs een roman aan: ”Simon Gieke, de ketter van Scherpenisse”.

ds. M. van Kooten
31 May 2017 13:30Gewijzigd op 16 November 2020 10:40Leestijd 5 minuten
De Dorpskerk van Scherpenisse. beeld Sjaak Verboom
De Dorpskerk van Scherpenisse. beeld Sjaak Verboom

Wat ging er aan de vestiging van de gemeente vooraf?

Toen de Vlaamse schrijnwerker Gelein Jansz d’Hoorne als rondreizend predikant Walcheren moest ontvluchten is hij in 1560 naar Tholen vertrokken, waar hij enige tijd in Sint Maartensdijk verbleef. Er waren op Tholen kleine groepjes hervormingsgezinden. Vijftien jaar eerder waren er immers reeds gevangenen gemaakt omdat ze besmet waren met „la secta lutheriane.” Waarschijnlijk is Jan Versteech, de pastoor van Scherpenisse, door middel van d’Hoorne tot een ander inzicht gebracht.

Hoe kreeg de Reformatie gestalte?

Jan Versteech, die in 1565 als pastoor naar Scherpenisse was gekomen, werd samen met de plaatselijke schoolmeester Jasper Erasmusz van Vliet voor de ”nije leer” ingewonnen. In 1567 legde hij zijn ambt als priester neer. Samen met de schoolmeester en enkele anderen vormde hij een kerkenraad en huurde in het nabijgelegen Sint Maartensdijk een schuur ten behoeve van de ”nyeue predikatie”. Hij institueerde tevens gemeenten in Poortvliet en Tholen.

Na de komst van Alva en de aanvang van de Tachtigjarige Oorlog in 1568 vluchtte hij echter naar elders omdat het niet meer veilig voor hem was op het eiland. Uiteindelijk werd hij door de beruchte Raad van Beroerten op 10 november 1568 veroordeeld tot verbanning, samen met drie van zijn kerkenraadsleden. Hij was daarmee vogelvrij. Of hij ooit nog terug is geweest meldt de historie niet.

Hoe groot was de gemeente in de beginjaren?

Het aantal gemeenteleden uit de begintijd is onbekend. Wel weten we dat er aanvankelijk zes manspersonen op de zwarte lijst stonden van de inquisitie, inclusief Jan Versteech.

Wie was de eerste predikant?

De eerste voorganger die na de verdrijving van de Spanjaarden predikant werd in Scherpenisse was Johannes Florianus (1522-1585). Hij diende het dorp in combinatie met Sint Maartensdijk.

Florianus –de verlatiniseerde vorm van Bloemaerd– was van Vlaamse afkomst. Hij was aanvankelijk rector van een Latijnse school in Antwerpen en maakte zich als ‘talenknobbel’ verdienstelijk voor kerk en wetenschap.

Hij vertaalde werken van Ovidius uit het Latijn in het Nederlands en een aardrijkskundige beschrijving van Arabië uit het Latijn in het Italiaans. De fabel over Reynaert de vos –een parodie op de roomse geestelijkheid die destijds op de index van verboden boeken stond– vertaalde hij uit het Vlaams in het Frans, terwijl hij ook een vertaling van Calvijns commentaar op Johannes en Handelingen persklaar maakte. Op de synode van Middelburg vroeg men hem in 1581 een vertaling uit het Frans in het Nederlands te realiseren van Calvijns preken over Job.

Volgens het martelarenboek van Adriaen van Haemstede moest hij vanwege zijn publicaties die „dienden tot onderwijs en troost voor allen die de zaligheid van harte liefhebben en tot wederlegging van alle dwalingen des pausdoms” vluchten. Hij vertrok in 1560 naar Oost-Friesland en werd daar docent aan diverse Latijnse scholen. Daarnaast maakte hij zich verdienstelijk als cartograaf.

Primair was zijn roeping echter zielzorger te zijn. Vandaar dat hij de roep naar Scherpenisse in 1578 volgde. Een jaar later vertrok hij weer naar Oost-Friesland, diende daarna Spijkenisse en Hekelingen en trok in 1583 naar zijn geboorteland. Hij werd predikant te Brussel.

Toen in 1585 deze stad zich aan Parma overgaf, daar men anders de hongerdood had moeten sterven, kregen de predikanten gelegenheid om onder geleide naar Bergen op Zoom te vertrekken. Ondanks die toezegging werd Florianus gevangengenomen en veroordeeld tot de verdrinkingsdood in Beveren bij Antwerpen.

Bij de veroordeling zei hij: „Gijlieden verdoemt mij als een ketter, maar God Die een rechtvaardig Rechter is, zal daarover te Zijner tijd oordelen.” Toen men hem bij een moerassige put bracht om verdronken te worden zei hij: „Die zijn ziel vindt zal dezelve verliezen, en die zijn ziel zal verloren hebben om Mijnentwil zal dezelve vinden.”

In het martelarenboek lezen we vervolgens: „Toen hij bij de put nederknielde om zijn ziel in de handen des Heeren door het gebed aan te bevelen, werd hem een zak over het hoofd gesmeten en nadat die was toegebonden, werd hij in de put geworpen waar nauwelijks zoveel water in was, dat hij daarin bedekt kon liggen. Toen zij zagen dat hij zich nog lang bewoog, doorstaken zij hem eindelijk met een spies en aldus ontsliep hij in de Heere.” Hij liet zijn vrouw acht kinderen na, van wie zoon Jacobus predikant werd in Zuidland

Hoe ontwikkelde de gemeente zich verder?

Na het vertrek van Florianus zijn er drie predikanten gevolgd die of in Scherpenisse of een andere gemeente die ze dienden geschorst werden vanwege hun leer en/of leven. Gedurende de periode van Jacobus van Miggrode –zoon van de reformator van Zeeland– werd van 1598 tot 1600 de voluit gereformeerde leer verkondigd. Een van z’n directe opvolgers was Carolus de Maet, een van de revisoren van de Statenvertaling.

Dit is deel 16 in de serie Reformatie in de Nederlanden. Op 13 juni deel 17: Putten.

---

Lees ook in Digibron

Bij de kansel van: Scherpenisse (Oude Paden, 01-09-2011)

De dood van Johannes Florianus (De Wachter Sions, 06-08-1992)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer