NSB populair bij vrijzinnigen en bevindelijk gereformeerden in het Westland
tekst Jan van Reenen beeld Collectie Het Leven
Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog waren nogal wat inwoners van het Westland lid van de NSB. Kerkelijk behoorden ze vooral tot de Nederlandse Hervormde Kerk, en dan met name de vrijzinnige stroming en de bevindelijke richting.
Dat concludeert drs. Philip van den Berg in zijn begin deze maand verschenen boek ”Kring 71. De NSB in het Westland. De weerspiegeling van een regionale NSB-afdeling in de ”Glazen Stad””. Het beschrijft de opkomst van de NSB in het begin van de jaren 30 tot en met het einde van de beweging aan het slot van de Tweede Wereldoorlog. Voor dit onderzoek doorzocht hij 200 persoonsdossiers uit het archief van de Bijzondere Rechtspleging die in 1945 werd opgezet om landverraders voor de rechter te brengen.
In de uitgave worden de bevindingen van het Westland vergeleken met uitkomsten van landelijk onderzoek naar de rechtse partij. Op lokaal en regionaal niveau bestaan volgens de schrijver nog veel witte vlekken over de beweging van Anton Mussert die nadere invulling behoeven. Op diverse punten blijkt volgens hem dat nieuwe bevindingen niet overeenstemmen met eerder onderzoek.
Een van de conclusies van de historicus is dat de NSB vrij snel voet aan de grond kreeg in het Westland, het gebied tussen Rotterdam, Den Haag en Delft. Ook andere rechts-autoritaire partijen in deze regio boekten succes bij de verkiezingen.
Een andere gevolgtrekking is dat het overgrote deel van de Westlanders beschouwd kan worden als gematigde nationalistische criticasters die zich afzetten tegen de toenmalige maatschappij. Het waren veelal mensen die maatschappelijk in de knel gekomen waren. Ze herkenden zich niet meer in de vertegenwoordigers van de maatschappij, en daarom richtten ze hun blik op het rechts-autoritaire gedachtegoed. „De groep vertegenwoordigde mensen uit alle lagen van de bevolking, waarvan de meerderheid met enthousiasme, betrokkenheid en inzet wilden investeren in een samenleving die noch rechts noch links was.”
Een opvallende conclusies van het boek betreft de plaats van de kerken in dit alles. De houding van de drie grootste kerkgenootschappen is volgens de schrijver van grote invloed geweest op de groei en ontwikkeling van de NSB. Hij noemt enerzijds Gereformeerde Kerken en de Rooms-Katholieke Kerk met een soms „strenge en liefdeloze houding” ten opzichte van de „foute broeders en zusters.” Door hun lidmaatschap van de NSB verviel een aanzienlijk aantal partijleden in bittere armoede doordat ze niet meer in aanmerking kwamen voor diaconale steun.
Anderzijds noemt de schrijver de meer neutrale Nederlandse Hervormde Kerk. Relatief veel hervormde kerkleden kozen voor de NSB, en een naar verhouding groot deel van die NSB’ers bestond uit vrijzinnigen en bevindelijk gereformeerden.
De laatstgenoemden kwamen voor het merendeel uit de hervormde gemeente van Monster. De predikant P. P. F. A. Pop had een pro-Duitse houding, al was hij geen lid van de NSB of een aanverwante organisatie. Volgens de auteur blijkt uit verschillende bronnen dat het aantal NSB-leden minstens zestig personen bedroeg, veel meer dan tot nu toe werd aangenomen. Ook het aantal hervormden dat zich had aangemeld voor de Waffen-SS ligt met een aantal van minimaal vijftien volgens hem „beduidend” hoger dan tot nu toe gedacht was.
De schrijver concludeert ten slotte dat er ook nu in het Westland belangstelling bestaat voor rechts-autoritaire partijen. Hij vindt een dergelijk uitkomst, „mede gezien de mentaliteit en de houding van deze streek en haar inwoners”, niet vreemd of verbazingwekkend. Het Westland lijkt een vijver voor rechts-autoritaire partijen te zijn.