Goede Vrijdag: God gaf Zijn Zoon op Golgotha
In een serie berichten op Instagram stond het Reformatorisch Dagblad de afgelopen veertig dagen stil bij de lijdenstijd. Alle afleveringen van de serie zijn hier gebundeld.
1. Vasten
De veertigdagentijd begint. Voor christenen over heel de wereld is dit een periode van boete doen, tot inkeer komen, vasten. „Scheurt uw hart en niet uw klederen”, roept de profeet Joël ons toe. Alleen dan is er vergeving en genade te verwachten. Omdat God genadig, barmhartig, geduldig en „groot van goedertierenheid” is. Voor vergeving, vrijheid en eeuwig leven ben je bij Hem aan het juiste adres. Hij wil geëerd worden door mensen die Hem alles geven. Want Hij gaf ook alles. Zijn Zoon Jezus. Op Golgotha.
Lezen: Joël 2:12-18
2. Benauwdheid
Tegenstrijdiger kan het niet. Omdat ik at van de boom van kennis van goed en kwaad in het paradijs, moest Jezus vasten. Veertig dagen was Hij alleen in de woestijn. Daarna kwamen de verzoekingen. Ik kon de verleiding niet weerstaan, maar Jezus heeft de kracht om te zeggen: „Ga weg, satan.” Hij kende de belofte van zijn Vader: „Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren.” Op die zekerheid kun je bouwen.
Lezen: Genesis 3:1-19, Psalm 34, Psalm 91 en Mattheüs 4:1-11
3. Heerlijk
De Heere Jezus wordt wel de Kruiskoning genoemd. Zijn lijden en Zijn koningschap zijn daarmee in één woord samengebald. Het kruis, een martelwerktuig, was voor Jezus het middel om verzoening tot stand te brengen. Juist als Hij lijdt, schittert Christus als Heerser over zonde en dood. Want nu duurt het nog maar even totdat het Pasen is. Dan staat de Kruiskoning op als Paasvorst en mogen wij uitroepen: “O HEERE, onze Heere! Hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!”
Lezen: Psalm 8, Hebreeën 2:8-9
4. Liefde
We hoeven niet te wachten tot we goede mensen zijn. We kunnen er niet op wachten, want buiten Christus om worden we het nooit. Daarom stierf Jezus „toen wij nog zondaars waren”, en nodigt Hij ons uit: Kom tot mij, allen die vermoeid en belast zijn. Vermoeid, omdat het leven drukt, omdat ik mezelf steeds weer tegenval. Belast met duizend tekortkomingen, tienduizenden zonden. „En Ik zal u rust geven”, belooft Hij er liefdevol achteraan.
Lezen: Mattheüs 11:28-30, Romeinen 5:8
5. Uw wil
De Heere Jezus had het Zijn discipelen al geleerd om te bidden: Uw wil geschiede. En nu bidt Hij het Zelf, zodat Hij de wil van Zijn Vader volledig kan uitvoeren. De Zaligmaker voegt Zijn wil bij die van Zijn Vader. Hier gaat het ons duizelen, want tegelijk kent Hij de aanvechtingen en zelfs de verzoekingen die er op de loer liggen. Toch blijft daarboven staan dat Hij de wil van God wil uitvoeren. Het centrum van de wereldgeschiedenis nadert. Omdat Jezus de beker leegdrinkt, mogen wij leven en ademhalen. Toen Zijn adem stopte aan het kruis, was de schuld betaald.
Lezen: Mattheüs 6:5-13, Mattheüs 26:39-42
6. Navolging
Volg mij. Het zijn woorden die de Heiland zo vaak heeft uitgesproken. Woorden die zijn zogeheten volgelingen zo makkelijk in de wind slaan. Een uitstapje is zo gemaakt, een zijweg zo ingeslagen. Volgeling blijven kun je alleen dankzij Hem. Want volgen betekent je kruis dragen. Achter Hem aan. Niet naar anderen kijken, maar op Jezus zien. Hij volgde het bevel van Zijn hemelse Vader op. Hij diende tot in de dood, zodat wij in de liefde mogen wandelen. Navolgen uit genade.
Lezen: Lukas 9:57-62, Johannes 21:22, Efeze 5:1-8
7. Tranen
Petrus huilt zijn tranen alleen. In zelfgekozen eenzaamheid, omdat hij zijn Meester de rug heeft toegekeerd. „Ik ben bereid om met U de dood in te gaan”, pochte hij nog tijdens de paasmaaltijd. Maar Jezus wist beter en verzekerde hem: „Ik heb voor je gebeden dat je geloof niet ophoudt.” Van dat gebed moet je het hebben als je, net als Petrus, merkt hoe het ervoor staat. Als je ziet dat het jouw zonden zijn waarom Hij moet lijden. Bittere tranen wil Hij zoet maken. En Hij verzamelt ze in Zijn fles.
Lezen: Lukas 22:31-34, Psalm 56:9
8. Vrucht
Wij willen Jezus wel zien, zeggen een paar Grieken tegen de discipelen. Zijn ze nieuwsgierig geworden naar een wonderdokter? Of verlangen ze naar de verlossing die Hij biedt? Tarwe moet in de aarde sterven om vrucht te kunnen dragen, antwoordt de Heiland. Niemand die er iets van begrijpt, het lijkt niet eens een antwoord op de vraag te zijn. Maar Jezus zie je pas echt als Hij aan het kruis hangt. Daar sterft de Zaligmaker om verlossing tot stand te brengen. Je weet niet wat je ziet.
Lezen: Johannes 12:20-26
9. Jeruzalem
Het is de stad waarheen “de stammen opgaan”, de stad van David, het centrum van de heilsgeschiedenis. Jeruzalem. Hier bracht de Heere God verzoening aan voor Zijn volk. Een verzoening waarin alle volken mogen delen. Huil niet over Mij, maar huil over jezelf, zegt Jezus tegen de vrouwen die Hem volgen tijdens Zijn gang naar het kruis. Hij voorzegt hen vreselijke oordelen. Maar het grootste oordeel ondergaat Hijzelf. Niet als willoos slachtoffer, maar als Borg en Middelaar.
Lezen: Psalm 122, Jesaja 66:10, Lukas 23:28-30
10. Offer
God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, antwoordde Abraham toen zijn zoon vroeg waar het lam was dat geofferd moest worden. Profetische woorden die op Goede Vrijdag in vervulling gingen. Volmaakt gehoorzaam aan Zijn Vader ging de Heiland de weg die niemand kon gaan. Geheiligd. Apart gezet. Volkomen ingewijd. Zo is Hij een bron van eeuwige vreugde geworden voor allen die in Hem geloven. De zaligheid is in geen ander.
Lezen: Genesis 22:1-18, Hebreeën 5:8-9
11. Leven
Jezus bidt. Hij laat in Zijn hart kijken. Zijn adem horen. Want het gebed is de adem van het leven. Zeker van het Zijne. Wat dat leven inhoudt? Het kennen van God. Zonder Hem ben je buiten adem, de verstikking nabij, maar met Hem ben je voor eeuwig gered. Voor eeuwig in Zijn liefde. Want daar loopt ook dit gebed op uit. Johannes, de apostel der liefde die dit gebed voor ons opschreef, leerde waar het om gaat als je met Jezus optrekt: leven in liefde.
Lezen: Johannes 17
12. Verlaten
Daar hangt Hij, tussen twee moordenaars in. Jezus, de Kruiskoning. Alleen. Verlaten door Zijn volgelingen. Maar ook verlaten door Zijn Vader. Gitzwart, als de nacht, wordt de dag. Drie uur donkerte. “Waarom hebt Gij mij verlaten?”, vraagt de Man van smarten aan Zijn hemelse Vader. Alle waaroms van ons liggen in dit waarom verborgen. Een antwoord komt er niet. Niet meteen. Daarvoor moet het Pasen worden.
Lezen: Psalm 22, Mattheus 27:45-50
13. Voeten wassen
Goed voorbeeld doet goed volgen, luidt het spreekwoord. Een Meester Die de voeten wast, Die de vuile klusjes opknapt, dat is het voorbeeld. Volg het maar. Al begrijp je het niet. Je zult het “na dezen verstaan.” Jezus kwam niet om gediend te worden, maar om te dienen. Door te dienen verlost Hij Zijn kinderen van onrecht, ziekte en dood. Wij kunnen niemand verlossen zoals Hij dat kan. Maar dienen kunnen we wel. In Zijn kracht. Goed voorbeeld doet goed volgen.
Lezen: Johannes 13: 3-15, Hebreeën 2: 10-18
14. Verzoening
Het voorhangsel in de tempel scheurt. God de Vader zegt daarmee: Het is genoeg. Stop met offeren. Alleen het offer van Mijn Zoon voldoet. Zo is Hij ‘de wereld met Zichzelf verzoenende.’ Door Christus, de Gezalfde, de Kruiskoning. Het kruis, een martelwerktuig, wordt het enige middel tot behoud. Wie zich daaraan vastklampt, is gered. Hij mag zich een Godlover noemen in eeuwigheid. Want: ‘Het is volbracht.’
Lezen: Lukas 23: 44-48, 2 Korinthe 5:17-21