Het belang van de NGB voor docenten
Wat kan het onderwijs met de Nederlandse Geloofsbelijdenis? Die vraag was voor dr. A. J. Kunz leidend bij de totstandkoming van het boek ”Voor anker”.
Met het zetten van hun handtekening bij hun benoeming erkennen christelijke leraren de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid als fundament van hun lespraktijk. Het is volgens dr. Kunz, predikant in de Protestantse Kerk in Nederland en docent aan Driestar educatief te Gouda, van groot belang dat onderwijsmensen de belijdenisgeschriften toepassen in de schoolpraktijk. „Leer en leven moeten samengaan”, aldus de auteur. „Vorming is voor christelijk onderwijs van levensbelang. Anders belanden we voordat we het weten in een dualisme waarbij we aan de ene kant belijden dat we zondaren zijn, maar we aan de andere kant vooral druk zijn om het beste uit kinderen te halen. Het functioneren van de belijdenis in de school kan leer en leven dichter bij elkaar houden.”
De auteur promoveerde in 2013 op een studie naar artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB). In ”Voor anker” komen ook niet alle 37 artikelen aan bod. Dr. Kunz richt zich alleen op de artikelen die richtinggevend zijn voor leraren en waarbij de belijdenis kan schuren met de dagelijkse praktijk. Hij geeft hiervan drie voorbeelden.
Het eerste heeft betrekking op artikel 2, dat onder meer gaat over de schepping. Dr. Kunz: „We leven tegenwoordig in een seculiere wereld, waarin geen plaats is voor de gedachte aan de schepping. Ook christenen worden door dat denkbeeld beïnvloed. De kans dat de zondag los komt te staan van de andere dagen van de week en de Bijbelles van de andere lessen is niet denkbeeldig.” De auteur gaat aan de hand van concrete voorbeelden in op dit mogelijke gevaar. „Laten de leerkrachten tijdens de biologieles wel iets zien van de verwondering over de schepping? En vertellen ze over Gods hand in de geschiedenis, zoals onze vaderen dat bijvoorbeeld deden na het ten onder gaan van de Armada in 1588? Is er bij de leerkrachten wel voldoende besef dat het leesonderwijs in de eerste plaats bedoeld is om de Bijbel te leren lezen?”
Het volgende voorbeeld betreft de artikelen 3 tot en met 7, die gaan over het gezag van de Schrift. De auteur noemt als positief voorbeeld een basisschool waar in de gemeenschapsruimte aandacht was voor het eerste gebod, dat die week centraal stond. De leerlingen hadden briefjes opgehangen met hun eigen inbreng. „De leerlingen worden aan het denken gezet over de betekenis van het eerste gebod voor hun eigen leven.”
Als derde voorbeeld noemt dr. Kunz artikel 37, over het laatste oordeel. „Je merkt dat Guido de Brès, de schrijver van de NGB, het gewicht aanvoelt van de eeuwige bestemming van de mens: hemel of hel. Het christelijk onderwijs voedt op voor een plaats in de samenleving, maar het gaat er ten diepste om dat de leraren de leerlingen wijzen op Christus als hét Middel tot behoud. Het christelijke leraarschap heeft zowel de functie van gids als van pelgrim en vreemdeling. Het onderwijs is één van de middelen waardoor de Heilige Geest werkt.”
Samenvattend stelt Dr. Kunz dat het belangrijk is dat leraren en leerlingen de betekenis van de NGB met hart en hoofd kennen.
”Voor anker” biedt praktische aanknopingspunten voor leraren bij het ter sprake brengen van onderwerpen uit de NGB tijdens de lessen. Deze geloofsbelijdenis blijkt ook voor het onderwijs verrassend actueel te zijn.
Driestar educatief geeft het boek cadeau aan studenten die hun opleiding hebben afgerond.
Boekgegevens
”Voor anker. De betekenis van de Nederlandse Geloofsbelijdenis voor leraren”, dr. A. J. Kunz; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2016; ISBN 978 94 0290 223 5; 164 blz.; € 10,95.