Kerk & religie

Polsbroekse dominee preekt nieuwe leer, maar leidt ”quaet leven”

De eerste predikant van Polsbroek was een „openbaer pottenboef.” Wat dat ook precies betekenen mag –een spotter of een drinkebroer–, veel goeds is het niet geweest. Dat de Reformatie toch voortgang vond, mag dus wel een wonder heten.

Ds. M. van Kooten
4 January 2017 06:07Gewijzigd op 16 November 2020 09:29Leestijd 5 minuten
De Nederlandse Hervormde kerk van Polsbroek. De toren stamt uit de middeleeuwen, het kerkgebouw is van 1834.
De Nederlandse Hervormde kerk van Polsbroek. De toren stamt uit de middeleeuwen, het kerkgebouw is van 1834.

Wat ging er aan de vestiging van de gemeente vooraf?

Het verhaal gaat dat keizer Karel V ooit in Polsbroek was om getuige te zijn van een heksenproces. Omdat hij vond dat een en ander wel wat willekeurig ging heeft hij toen gelast dat in Oudewater de verdachte opnieuw gewogen zouden worden. Daar bleek de verdachte niet te licht bevonden te zijn, dus geen heks. Karel zou daarna het privilege tot het wegen van heksen aan Oudewater hebben gegeven. Inmiddels tekent dit verhaal de duisternis waarin men ook in Polsbroek in bijgeloof was verzonken.

Van de invloed van ”lutherije” is betreffende Polsbroek –waar aan het begin van de 13e eeuw reeds een kerk was– niets bekend. Volgens het ”Memorie” van het Hof van Holland waren er op 17 februari 1534 „tot IJsselsteyn ende Benstop (buurgemeenten van Polsbroek) veele persoonen besmet van de secte lutherane ende andere secten.” Het lijkt erop dat de sekte van de wederdopers de meeste invloed had.

In dat jaar was het Gerrit Ghijssen die aan vele dorpsgenoten –hoofdzakelijk vrouwen– in zijn eigen huis de doop bediende en in de wijde omtrek discipelen maakte. Volgens de historieschrijver Hortensius, wiens wieg in Montfoort had gestaan, waren er alleen al in Benschop 300 herdoopt. Toen de beste man in Schiedam ook mensen ging dopen, werd hij opgepakt en in 1535 in Amsterdam onthoofd. Eén Benschopse volgeling werd verbrand en een volgelinge verdronken. Zeker zal dat sporen hebben getrokken in Polsbroek. Zou eeuwen later de sekte van ”zwart Jannetje” er ook niet opereren?

Hoe kreeg de gemeente gestalte?

Van Polsbroek zijn geen directe gegevevens bekend als het gaat over de vraag wanneer hier de eerste kiemen van de ”nije leer” gevonden werden. Wanneer er mochten zijn die deze leer waren toegedaan, dan hadden ze in hun heer, Jan van Ligne, een bestrijder. Hoewel hij als lid van de Bloedraad toch pleitte voor afschaffing van de inquisitie, kunnen we niet verwachten dat hij de mis (zoals in de aan de Johannes de Doper gewijde kerk) en de verering van Maria (zoals in een „capeltgen of Vrouwenhuysgen” in Vlist geschiedde) wilde afschaffen. In 1568 streed hij zelfs aan de kant van Alva en kwam in de slag bij Heiligerlee om. Gelijk met graaf Adolf, de broer van Willem van Oranje, die juist streed tegen de Spanjaarden.

Ongetwijfeld zullen er Polsbroekers geweest zijn die een gereformeerde prediking bezochten in de nabijgelegen steden Gouda, Oudewater en Schoonhoven, die zich al in 1572 van het Spaanse juk hadden bevrijd en een gereformeerd predikant mochten begroeten. Na het sluiten van de Unie van Utrecht in 1578 en de Akte van Verlatinghe in 1581 kon de magistraat van Polsbroek de omliggende steden volgen.

Hoe groot was de gemeente in de beginjaren?

De eerste keer dat we van een duidelijke telling weten is pas meer dan anderhalve eeuw na de Reformatie, namelijk in 1750. Er waren toen 140 lidmaten.

Wie was de eerste predikant?

De eerste predikant was Abraham Jansz. van Diepenbrouck. Polsbroek was overigens niet zijn eerste gemeente, hoewel het dorp meestal een proponent tot predikant kreeg. Abraham was namelijk eerder predikant geweest in Vlaardingen en Pijnacker.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij in beide gemeenten in opspraak kwam, in laatstgenoemde gemeente werd hij zelfs afgezet in 1583. Hem werd ten laste gelegd dat hij zich dikwijls liet zien in de „herberg opte bierbancken.” Op de kansel sprak hij woorden „die geenen christen, veel weyniger eenen dienaer betamen.” Bij het ziekenbezoek was hij nalatig en het heilig avondmaal bediende hij niet. Hij beweerde zelfs „dattet nyet te beduyen hadde.”

Na zijn afzetting beproefde hij in de classis Gouda –waartoe Polsbroek destijds behoorde– zijn geluk. De magistraat werd onder druk van de kerkprovincie Holland gelast de predikant in 1584 te schorsen. Daarna trachtte hij zich bij de classis Utrecht te voegen, en dat gelukte hem want hij vond een nieuwe standplaats in Jutphaas in 1585. In hetzelfde jaar vertrok hij naar Montfoort.

Hier werd hij vanwege „continueel ende goddeloos ongeneeslijck quaet leven als een verrot lidtmaet van ’t lichaem Christi” ontheven als lidmaat, terwijl hij toch predikant bleef. Volgens de visitatoren gedroeg hij zich in 1593 als een „openbaer pottenboef.” In 1594 volgde een ontheffing uit het ambt. Een jaar later stond hij in Houten. Daar liet hij missen toe in de kerk. In zijn laatste gemeente, Amerongen, die hij diende tot zijn dood in 1603, werd hem de begeerte naar al te veel brandewijn ten laste gelegd, en een handgemeen met de Montfoortse burgemeester kort te voren.

Hoe ontwikkelde de gemeente zich verder?

Na de ontheffing van ds. Van Diepenbrouck werd de gemeente steeds voor korte perioden door verschillende predikanten gediend. Pas onder Johannes van Kerckhoven kwam er gedurende de periode 1599 tot 1636 echt stabiliteit. Hoewel hij aanvankelijk sympathiseerde met de remonstranten, deed hij in 1619 schuldbelijdenis met de woorden: „Ick Jacobus van Kerckoven bekenne in de leere ende ordre gedwaelt te hebben.”

Dit is deel 5 in de serie Reformatie in de Nederlanden. Op 10 januari deel 6: Breda.

rd.nl/reformatieNL

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer