Geruisloos valt het geloof van je af, als een verdord blad van een boom. Een poosje geleden schreef Bart Jan Spruyt in het RD over de innerlijke secularisatie die zich onder ons voltrekt (RD 1-10). Hij haakte aan bij twee indringende verhalen van de predikanten Paul Visser en Kees van Ekris. Zij vertelden hoe meelevende en trouwe kerkgangers na vele jaren afscheid namen van het geloof. Volgens Visser leidt het geloof een vaak kwijnend bestaan omdat het vaak aangepraat is en vanzelfsprekend wordt gevonden, en niet wordt verworven door twijfel en aanvechting heen.
Nu kunnen we tegenwerpen dat dit aan de rechterzijde van onze gezindte zo niet speelt. Dat is onjuist. Spruyt wijst erop dat de rechtse verbondsbeschouwing waarin het geloof zo goed als onbereikbaar is, evenzeer funest is. Ook dit ‘geestelijk’ leven is niet bestand tegen onze ervaring van een ogenschijnlijk onverschillig universum, noch tegen de kritische vragen van de seculiere wereld. Ambtsdragers in de rechterflank weten wat dat betreft goed wat er leeft en níét leeft onder jongeren en ouderen. Ik houd mijn hart vast.
De geestelijke malaise raakt rechts en links. Het raakt kerkelijk Amsterdam en kerkelijk Rijssen. Kerkverlating voltrekt zich vandaag sluipenderwijs. Je valt niet van je geloof af, maar je glijdt eraf. Je glijdt min of meer onbewust weg uit woorden en rituelen die steeds minder betekenen, totdat je met een schok beseft: ik sta er buiten. Te veel trouwe kerkgangers kennen geen open hemel en geen goddelijk houvast.
Hoe is deze geestelijke afvalrace te stoppen? Spruyt ziet uit naar een herontdekking van centrale noties uit onze theologische traditie. Een herleving van reformatorische prediking. Het beste uit deze traditie zouden we bij elkaar moeten brengen in een boek. Aan dit boek moet worden meegewerkt door predikanten en gewone christenen.
De geestelijke neergang stoppen we niet met een boek. Het is wijzer om voorlopig helemaal niet over oplossingen te spreken. Uitgerekend hier moeten we niet te snel over het stuk van de ellende heenstappen. We zullen eerst die diepe geestelijke verlegenheid met elkaar moeten delen. Werkelijk erkennen dat wij het niet meer weten, niets meer hebben en het niet meer redden. Niet met reformatorisch in het kwadraat, maar ook niet met een aangepraat geloof. Niet met de alleroudste Bijbelvertaling, maar ook niet met kunst- en vliegwerk. Al onze vastheid en zekerheden verliezen. Dat zou bekering zijn, als wij hierin gebracht worden. Waarin we van ons geloof en van de belofte helemaal niets meer merken, omdat we dat kwijt zijn. Denk aan Jeremia’s woorden over de dochters van Jeruzalem, die geen brood en wijn meer voor hun ziel hebben. Laat staan dat wij nog zouden weten hoe wij de jeugd bij de kerk moeten bewaren. Laat staan dat wij menen er beter aan toe te zijn dan christenen van een andere ligging.
Ik zit niet te wachten op een nieuw boek. Ik zie uit naar een eerlijk gesprek tussen ambtsdragers en christenen uit alle kerken. In dat gesprek zou het gaan over onze geestelijke verlegenheid, onze verveling onder de preek, het gebrek aan werkelijke Godservaring en ons Bijbellezen zonder verwachting. Over het ongemak dat we God vaker kwijt dan rijk zijn. Over onze onmacht om werkelijk iets van Hem te delen met anderen, zelfs met onze kinderen.
Die eerlijkheid over onze vertwijfeling en verbijstering over God is op kerkelijk erf ver te zoeken. Nog steeds bewaren we achter zwarte pakken en zware woorden de schone schijn. Wat een façades! De waarheid is echter dat als God Zich niet opnieuw indringend met ons inlaat, we het allemaal kunnen vergeten.
Als we elkaar hier herkennen, kunnen we het vervolgens hebben over God en over hoe dat zit met Hem. Heel basaal. Wat geloven wij nu echt, op zo’n manier dat we er met ons hele leven aan hangen? Waar vinden wij God? Waarom houdt Hij Zich zo verborgen en lijkt Hij Zich slechts met een enkeling in te laten? Waarom ademt ons geloof zo vaak in Godsgemis? Waarom impliceert de navolging van Christus dikwijls een bittere realiteit en een verwarrende ervaring? Hoe kunnen hardnekkig verzet tegen God én overgave aan Hem zo dicht bij elkaar liggen?
We zullen dan ontdekken dat Gods Woord helemaal op onze situatie is toegesneden. Sinds Genesis 3 ziet geen mens iets in God. Ook gelovende mensen koesteren hun afweersysteem. Daarin kunnen mensen God intens verwensen, terwijl ze om Hem schreeuwen.
Laten we –als Zacheüs– uit onze boom komen en praten zonder lege woorden.
Mr. D. J. H. van Dijk, lid van de Eerste Kamer voor de SGP