Het hart wordt van zuurstof voorzien door drie bloedvaten: kransslagaders. De linkerkransslagader begint als één bloedvat (hoofdstam) en splitst zich vervolgens in tweeën.
Vernauwingen in de kransslagaders door aderverkalking (atherosclerose) zijn een veelvoorkomend probleem. De standaardbehandeling is een omleidingsoperatie, een ingreep die sinds 1968 door hartchirurgen wordt uitgevoerd. Tijdens een openhartoperatie wordt een omleiding gemaakt langs het vernauwde vat. Sinds 1977 kunnen kransslagaders ook worden gedotterd, waarbij de vernauwing wordt opgerekt. Daarvoor wordt via de lies of de pols een katheter ingebracht, ter plaatse wordt een ballonnetje opgeblazen en een stent geplaatst. Dit is de gangbare behandeling geworden bij een acuut hartinfarct en eenvoudige vernauwingen.
Dankzij technische verbeteringen is het inmiddels ook mogelijk om meer complexe vernauwingen, in meerdere kransslagaders, succesvol te dotteren.
Elke dag bespreken we in het hartteam patiënten met ernstige kransslagadervernauwingen. De katheterisatiefilms worden bekeken en gezamenlijk bepalen we de beste behandelstrategie. Het plan wordt vervolgens besproken met de patiënt. Het hartteam zal zijn advies mede laten afhangen van kennis die verkregen is door wetenschappelijk onderzoek.
Zo werden in 2009 de resultaten gepresenteerd van de Syntaxstudie. In deze studie ondergingen 1800 patiënten met ernstige vernauwingen in drie kransslagaders (drievatslijden) en/of in de hoofdstam na loting een omleidingsoperatie of een dotterbehandeling. De sterfte en het optreden van hartinfarcten was na twaalf maanden in beide groepen gelijk, maar patiënten die werden gedotterd hadden een verhoogde kans op een tweede ingreep (dotteren of opereren). Dit gold vooral voor patiënten met drievatslijden. Een omleidingsoperatie bleef daarom de behandeling van eerste keus. Wel bleef er onduidelijkheid over wat de beste behandeling is voor patiënten met een hoofdstamvernauwing.
Deze maand werden de resultaten gepresenteerd van twee nieuwe onderzoeken. In de Excelstudie werden 1905 patiënten met een hoofdstamvernauwing na loting gedotterd of geopereerd. De cijfers voor sterfte, beroerte en hartinfarct na drie jaar waren in beide groepen vergelijkbaar, waardoor de conclusie is dat beide behandelingen gelijkwaardig zijn. De kans dat er een tweede ingreep moest worden uitgevoerd was echter ook hier groter in de gedotterde groep.
De Noblestudie keek naar 1201 patiënten met een hoofdstamvernauwing die, ook na loting, een dotterbehandeling of een omleidingsoperatie kregen. In de gedotterde groep waren na vijf jaar de cijfers voor sterfte, hartinfarcten en beroertes hoger dan in de groep die een omleidingsoperatie kreeg. Ook was er vaker een tweede behandeling nodig. De onderzoekers concluderen daarom dat een omleidingsoperatie wellicht beter is dan een dotterbehandeling.
Er is nu discussie onder cardiologen hoe de verschillen tussen beide studieresultaten moeten worden verklaard en wat de gevolgen zijn voor de praktijk.
Voorlopig lijkt het erop dat een dotterbehandeling een goed alternatief is voor een omleidingsoperatie, maar dat een operatie een duurzamer resultaat geeft. Hartteams dienen de voor- en nadelen van beide behandelingen individueel af te wegen en deze met de patiënt te bespreken.