Huijgen tegen Grunberg: Kwaad niet essentieel voor ons mens-zijn
Over de aard van het kwaad zijn Arnold Huijgen en Arnon Grunberg het vaak eens. Toch zijn er ook verschillen. Huijgen: „Het kwaad is niet essentieel voor ons mens-zijn.”

„Tjonge, nu zijn we het alwéér eens”, zegt theoloog prof. dr. Arnold Huijgen (1978) dinsdagavond in de Goudse Sint-Janskerk, waar hij met schrijver Arnon Grunberg (1971) van gedachten wisselt over ”het kwaad”. En inderdaad, vaak sluiten de twee denkers elkaar op deze debatavond, georganiseerd door de Bibliotheek Gouda en de Protestantse Kerk Gouda, in de armen.
Neem de diepe worteling van het kwaad in de menselijke natuur, waardoor het in deze bedeling onuitroeibaar is. Huijgen: „Jezus leert ons dit in de gelijkenis van het onkruid op de akker. De dienstknechten van de landeigenaar mogen het onkruid niet voortijdig wieden, omdat het risico bestaat dat ze ook de goede planten vernietigen. Dat is een beeld van de tolerantie van het kwade, in de wetenschap dat ons onderscheidingsvermogen tekortschiet om het kwaad compleet te kunnen identificeren en uit te roeien.”
Ook Grunberg is vuurbang voor een al te gemakkelijke, ondoordachte strijd tegen wat iemand, een organisatie of een land als het kwaad ziet. „De strijd tegen het kwaad ontpopt zich al te vaak als weer een andersoortig kwaad”.
Banaal
Eens zijn beide sprekers het ook over de waarneming dat het kwaad zich niet zelden als zeer banaal, gewoontjes en laag-bij-de-gronds manifesteert. Grunberg, gelauwerd schrijver van romans, essays en columns, verwijst naar de manier waarop de nazi’s zich na hun misdaden verdedigden: „Niemand deed iets, niemand wist iets. Jawel, ze deden wat deuren op slot, lieten wat treinen rijden, selecteerden mensen –zoals er in de geschiedenis altijd mensen geselecteerd werden–, of ze voerden wat medische experimenten uit. Meer was het niet. Het kwaad als een noodlottig bedrijfsongeval.”
Toch vallen er deze dinsdagavond, tijdens de door Corine Dijkstra, oud-wethouder voor de ChristenUnie, geleide gedachtewisseling, ook meerdere wezenlijke verschillen op. Zo verdedigt Grunberg, die ooit stelde dat je geen romanschrijver kunt zijn én geloven in de goedheid van de mens, de stelling dat „de belangrijkste eigenschap van het kwaad is dat het anderen onnodig doet lijden”.
Daarom: „Waar niet geleden wordt, is ook geen kwaad.” Die stellingname hangt samen met zijn visie dat het goede eigenlijk niet zonder het kwade kan bestaan. „In het Paradijs is de verveling een gegeven. Geen wonder dat de mensen het er niet lang hebben uitgehouden.”
Bijkomend
Dat ziet Huijgen, die onder de werktitel Inferno werkt aan een studie over visies op hel en ondergang, toch echt anders. De hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) wijst in Gouda op „de accidentele aard” van het kwaad. „Het kwaad is bijkomend. Het is niet essentieel voor het mens-zijn. Hoewel tegenwoordig alle mensen behept zijn met het kwaad, is de mens toch bedoeld en door God geschapen om vrij te zijn van het kwaad.”
Sprekend over de vraag of het kwade nu eigenlijk een macht is of meer een gebrek of een tekort, merkt hij op dat „het kwaad eigenlijk niet zelf iets is. Het is de schaduwrand langs het bestaan, de leegte die al wat bestaat, bedreigt. De Zwitserse theoloog Karl Barth heeft het kwaad getypeerd als ”das Nichtige”. Het wil alles vernietigen, omdat het zelf nietig is.”
Hel
Dat verschil in karakterisering van het kwaad leidt ook tot verschillende antwoorden op de vraag of het kwaad uiteindelijk uitgeroeid zal kunnen worden. Grunberg gelooft daar niets van. „Het einde van het kwaad zou ook het einde van de mensheid betekenen.” En de hel, als straf en eindbestemming van de kwaaddoeners, is „vooral een poging om de status quo hier en nu te handhaven, om te voorkomen dat burgers het recht in eigen handen gaan nemen.”
Huijgen daarentegen verdedigt de christelijke visie dat „de bestemming van het kwaad de vuurpoel is en de totale vernietiging”. Wij mensen krijgen het kwaad er inderdaad nooit uit. „Het zit er te diep in. Je veegt het niet als een vuiltje van tafel. Luther zei: De zonde uit de mens halen is onmogelijk, de mens moet uit de zonde gehaald worden. We zitten er tot onze oren in.”
Slachtpartij
Maar God gaat er wel een keer een einde aan maken. „Alleen Hij mag en kan uiteindelijk oordelend bepalen wat goed mag heten en wat kwaad. Al onze oordelen zijn in feite voor-oordelen.” Maar kunnen wij mensen er nu dan helemaal niets over zeggen? Moeten wij ons oordeel altijd maar weer opschorten? Nee, stelt Huijgen. „Geregeld is het kwaad evident. Een uitgebreid moreel beraad over de slachtpartij van Boetsja zou absurd zijn en een belediging voor de slachtoffers.”
Maar ook bij minder overduidelijke vormen van kwaad staan wij mensen niet per se met een mond vol tanden, vindt de theoloog. „Volgens de christelijke traditie is het Jezus Christus die eenmaal de wereld zal oordelen. Aan Hem en Zijn gedrag kun je dus ook aflezen waar de scheiding valt tussen goed en kwaad.”
Het Jansdebat werd dinsdagavond voor de zeventiende keer gehouden. Het wordt georganiseerd door een groep vrijwilligers uit de Sint-Janskerk. Zo spraken eerder Gert-Jan Segers en Mohammed Mohandis over ”Voorbij de politieke impasse”. Er waren dinsdag circa 400 bezoekers.