Expositie: Koninginnekerk niet gesloopt, maar barbaars vernietigd
Lezers van het Nederlands Dagblad riepen het Rotterdamse bedehuis in 2013 uit tot „mooiste gesloopte kerk van Nederland.” Nog altijd roept de afbraak van de Koninginnekerk, in 1972, emoties op, constateert beeldend kunstenaar Jan Wagner. „Het was geen sloop, het was een barbaarse vernietiging.”
Wagner is, samen met historicus Dik Vuik en fotograaf Einar Been, de motor achter de expositie ”De Mooiste. Herinneringen aan de Koninginnekerk” in de Rotterdamse Galerie Kralingen. Geboren in het oorlogsjaar 1940 –in Den Haag overigens– ontwikkelde hij een „passie” voor onderwerpen die met „puin en vernieling” te maken hebben. Aan de sloop van de Koninginnekerk wijdde hij dan ook nogal wat schilderijen, in veelal onheilspellende tinten. Het geraas waarmee de rechtertoren in 1972 ineen moet zijn gestort, is bijna hoorbaar. Oorverdovend. Wagner is niet de enige die gefascineerd raakte door het godshuis, waarvan op 13 juli 1904 de eerste steen werd gelegd op het terrein tussen de Boezemsingel, Slachthuiskade en Goudse Rijweg in Crooswijk. Op de tentoonstelling zijn tal van schilderijen, tekeningen en foto’s van de hervormde kerk te zien, soms ook te koop. „De kerk was een enorme bron van inspiratie”, geeft de kunstenaar aan in het bijbehorende magazine ”De Mooiste”.
Eén toren
Zeventienhonderd zitplaatsen telde de Koninginnekerk, een ontwerp van de architecten Barend Hooijkaas jr. en Michiel Brinkman. Op 1 april 1907, tweede paasdag, wordt het imposante gebouw met de karakteristieke twee torens (er was ook een ontwerp met één grote toren, maar dat bleek te duur) ingewijd door ds. H. van der Hagt, gevolgd door een rede van ds. B. ten Kate. Twee weken later, op 13 april, brengt koningin-moeder Emma een bezoek.
Blijft de Koninginnekerk, vernoemd naar koningin Wilhelmina, gedurende de oorlog gespaard; in de jaren zestig wordt ze voor de hervormde gemeente steeds meer een blok aan het been. De ontkerkelijking begint haar sporen te trekken. Het onderhoud is duur, te duur.
Op 31 december 1971 heeft de laatste eredienst plaats. Niet lang daarna wordt de kerk gesloopt, alle acties voor haar behoud ten spijt. Veelzeggend is een pamflet op de expositie: „Wat de nazi’s lieten staan dat gaat er nu wel aan. Protesteer.”
En de loden koker dan, die tijdens de bouw zou zijn ingemetseld? Deze zou een document bevatten dat bepaalde dat de kerk niet mocht worden gesloopt. Inderdaad wordt er, op 12 april 1972, tijdens de sloopwerkzaamheden, een koker gevonden, zij het geen loden, maar een koperen exemplaar. De inhoud bestaat uit een bouwtekening uit 1904 en een oorkonde van de eerstesteenlegging – meer niet. Van het kokerverhaal blijft uiteindelijk weinig over, stellen de samenstellers van De Mooiste vast.
Op de tentoonstelling zijn ook voorwerpen uit de voormalige Koninginnekerk te zien. Lampen, een Bijbel, enkele pijpen van het Steenkuylorgel, de originele deuren van de kerk. En een windvaan in de vorm van een scheepje die op een van de torens stond en nu weer opdook. Het pronkstuk is in het bezit van een Rotterdamse, die het uitleende voor de expositie in Galerie Kralingen.
Ondergedoken
„De Koninginnekerk leeft”, zegt galeriehouder Georges Knap, die de tentoonstellingsruimte is komen binnenwandelen. Op de achtergrond klinkt Bachs Matthäus Passion. „Hoeveel reacties we al niet hebben gekregen!”
Ook zelf bewaart hij herinneringen aan de kerk. „Ik heb er mijn eerste concert meegemaakt, ik was toen 10 jaar. Ik zat ondergedoken.” Ondergedoken? Knap ontwijkt de vraag wat, toont dan een bladzijde in het magazine De Mooiste waarop hij aan het woord komt. De 83-jarige blijkt Joods te zijn. „Dat wil zeggen: mijn vader was Jood, hij had een tandartspraktijk in Schiebroek; mijn moeder was half-Joods.” Allen overleefden de oorlog. „Mijn moeder is 104 geworden.”
Knaps levensverhaal alleen al blijkt een bezoek aan de Rotterdamse tentoonstelling de moeite waard te maken. „In 1942 begon het eigenlijk, ik heb nog een paar weken met zo’n gele ster gelopen.”
Niet lang daarna volgde de onderduik. „Dat ging van adres naar adres. Ik heb overal gezeten: in Overschie, Rotterdam zelf, aan de Burgemeester Meineszlaan 112 onder andere, Hulshorst, Den Haag, Friesland. Soms maar heel kort, soms langer. Vaak alleen, zonder mijn ouders. Ik zat bij communisten, katholieken, gereformeerden, alles.”
Zelf is de galeriehouder „niet kerkelijk, en ook niet bezig met de Joodse religie. Ik ben atheïst. Maar ik herinner me die tijd goed. De mensen zijn heel goed voor me geweest. Maar zeker in Friesland, bij gereformeerde gezinnen, moest ik meebidden, psalmen leren, gezangen ook. Vond ik eerlijk gezegd een crime, steeds weer moest je dat doen. Hoe was het ook alweer? Over het moerbeidal ging het – Gezang 48 of zo?” Psalm 84! „O ja, Psalm 84.”
In 1944 bevond Knap zich op een adres in Rotterdam. Een vrouw uit het verzet nam hem mee naar een optreden van het Rotterdams Philharmonisch Orkest in de Koninginnekerk, op zaterdag 19 februari 1944. Hij heeft het programma nog steeds. Het beroemde orkest, onder leiding van dirigent Eduard Flipse, speelde onder meer Max Regers variaties en fuga over een thema van Mozart. „Mijn eerste concert”, noteerde Knap op het programma, „10 jaar.”
De Koninginnekerk was een prachtige kerk, herinnert hij zich, met een heel goede akoestiek. „Later ben ik ook weleens in de Laurenskerk geweest, maar ik vond de Koninginnekerk mooier. In de Laurenskerk zat je ook altijd met de pilaren; die had je in de Koninginnekerk eigenlijk niet.”
Was dat niet gevaarlijk, een concert bijwonen als onderduiker? „Ik was kind, en daar keken de Duitsers toch niet zo naar.”
Hoppesteyn
In 1972 gaat de Koninginnekerk te gronde, letterlijk. Op de locatie verrijst een bejaardenhuis, Hoppesteyn, nu een woon-zorgcentrum.
„In de loop van maart 1972 wordt de sloop van de kerk voltooid en resteert niets meer dan een grote puinhoop”, eindigt het magazine De Mooiste. „Het drama rond de Koninginnekerk eindigt met een onverbiddelijke laatste akte, het opblazen van de twee torens. De Koninginnekerk wordt het symbool van de vele gesloopte kerken in de stad.”
---
Twee stromen
Jacques la Croix (1948) woonde met zijn ouders aan de Oudedijk in Rotterdam. Hij herinnert zich de zondagse gang naar de Koninginnekerk nog heel goed, vertelt hij in het magazine De Mooiste. „Mensen gingen in hun zondagse kleding naar de kerk. Mijn grootmoeder was weduwe en ging gekleed in het zwart. Zo was dat in die tijd. Wij liepen vanaf de Oudedijk over de Vlietlaan en de Goudse Rijweg in de richting van de kerk. Je had daar twee stromen kerkgangers op zondag. Een stroom kerkgangers richting de gereformeerde kerk in de Jeruzalemstraat en een stroom hervormde kerkgangers richting de Koninginnekerk. Die stroom gereformeerde kerkgangers was in de meerderheid en zij weken op het smalle trottoir van de Goudse Rijweg echt geen meter als we elkaar passeerden. Mijn moeder placht dan te zeggen, refererend aan een tekst uit de Bijbel, Psalm 65:2: „Een stroom van ongerechtigheden had de overhand op mij...” Daarmee uitdrukkend dat zij de houding van die kerkgangers onbeleefd vond.”
Het magazine De Mooiste (72 blz.) is voor 12,50 euro te koop.
Ds. C. A. Korevaar
Ton Geenen (1942) beheert een website over de geschiedenis van Crooswijk (eencrooswijkervertelt.nl). Geenen werd gedoopt in de Koninginnekerk, maar is „helemaal niet religieus”, zegt hij in het magazine De Mooiste. Toch kwam de kerk weer op zijn pad, via omroep Cineac Crooswijk. „We maakten een wekelijks programma van een halfuur op televisie, waarbij ik Crooswijkers interviewde. Zo ontdekte ik in die tijd steeds meer over de geschiedenis van Crooswijk. Ik sprak onder meer Dik Kooiman, de vroegere melkboer uit de Pijperstraat. Hij was diaken geweest in de Koninginnekerk en vertelde me dat de laatste dominee, ds. Korevaar, nog leefde. Die wilde ik wel graag spreken. Dik maakte een afspraak met hem en in 2008 ging ik bij hem langs in Alexanderpolder. Dominee Korevaar was op dat moment 92, maar wist nog heel goed over zijn ervaringen in de Koninginnekerk te vertellen. Hij vertelde over de grote onderlinge verbondenheid van Crooswijkers en over zijn ontmoeting met dominee Van Veldhuizen, een legendarische figuur die heel veel voor de wijk heeft betekend. Toen ik hem in dat gesprek vroeg of hij zich nog dominee voelde, zei hij volmondig ja. Dominee word je, ben je en blijf je. (...) Dat gesprek met dominee Korevaar vond ik schitterend, echt heel indrukwekkend. En ik vind het toch jammer dat de kerk is verdwenen.”
---
De tentoonstelling ”De Mooiste. Herinneringen aan de Koninginnekerk” is tot en met 31 december te zien in Galerie Kralingen, Gashouderstraat 9, Rotterdam. Openingstijden: donderdag, vrijdag en zaterdag van 14.00-18.00 uur en op afspraak (010-4135454). Een kleinere expositie is er in woon-zorgcomplex Hoppesteyn, Boezemsingel 100. Meer informatie daarover: 088-8231015.