Kerk & religie

Reformatie bereikte ook de gewone man

De Reformatie ging niet over Luther alleen. Het duurde soms tientallen jaren, maar uiteindelijk bereikte de nieuwe leer ook de ‘gewone’ mensen in de steden en dorpen van de Nederlanden. Hoe ging dat in z’n werk, in Utrecht, in Elspeet, in Staphorst of in Bruinisse?

Enny de Bruijn

31 October 2016 19:49Gewijzigd op 16 November 2020 08:06Leestijd 9 minuten
Pieter Bruegel, De prediking van Johannes de Doper (zou hagenpreek voorstellen).
Pieter Bruegel, De prediking van Johannes de Doper (zou hagenpreek voorstellen).


Aandacht voor gewone mensen

Een Reformatieherdenking gaat vaak over de grote mannen. Luther, Calvijn en Zwingli. Maar die drie zouden nooit zo’n invloed hebben gekregen als plaatselijke pastoors en (later) predikanten hun leer niet hadden overgenomen, en als het gewone volk die boodschap niet had omhelsd. Van harte of noodgedwongen.

Kerkgangers van vandaag weten vaak maar weinig over die allereerste generatie gereformeerden: de mensen die in hun woonplaats de kerk van beelden zuiverden, die de Bijbel in de volkstaal op de kansel legden en voor het eerst op de gereformeerde manier avondmaal vierden. Protestantse kerkgeschiedenis gaat –zeker in reformatorische kringen– vaak over puriteinen en nadere reformatoren. Maar er is een geslacht geweest dat daaraan voorafging, ook in de Nederlanden.

Er is een tijd geweest waarin onze voorouders voor de keus stonden: gaan we het risico lopen om een hagenpreek te beluisteren, of wachten we eerst maar eens af hoe de dingen zich gaan ontwikkelen? En later: laten we ons kind in het geheim door de pastoor dopen, of sluiten we ons toch aan bij de nieuwe, gereformeerde kerk?

Die gewone mensen zijn vaak vergeten, net als de meeste pastoors en predikanten uit de Reformatietijd. Maar toch kunnen we snippers van hun verhalen nog altijd terugvinden in boeken en archieven. Vandaar dat we in deze krant een jaar lang aandacht vragen voor de Reformatie in de Nederlanden. Van Groningen tot Middelburg, van Rijssen tot Ridderkerk.


Eerst de steden, dan het platteland

De Reformatie van de Nederlanden begint in het zuiden. Dankzij de boekdrukkunst raken Luthers ideeën snel verspreid, en zodoende staat de machtige handelsstad Antwerpen in 1519 al bekend als een broeinest van ketterij. In 1521 worden er in Utrecht lutherse boeken verbrand. En de eerste martelaren van de Nederlanden, Hendrik Voes en Jan van Essen, gaan in 1523 op de Grote Markt in Brussel de brandstapel op – wat een schok van verdriet en verontwaardiging door het hele land jaagt.

Ondanks alle pogingen van de vurig roomsgezinde koning Filips II om de Reformatie de kop in te drukken breidt het nieuwe geloof zich als een olievlek uit over de Nederlanden. Steeds verder naar het noorden, steeds verder naar het oosten. In het algemeen komen de kustprovincies –met hun vele internationale handelscontacten– eerst, later volgen pas de verder landinwaarts gelegen gebieden.

De steden gaan voorop. Daar woont de voorhoede van vurige lutheranen en calvinisten, die overtuigd is geraakt van het gelijk van de Reformatie, en die (desnoods met geweld) kerken opeist en eigen diensten organiseert.

Maar op het platteland loopt de Reformatie dikwijls zo’n vaart niet. In sommige gebieden duurt het tot diep in de zeventiende eeuw voor er eindelijk gereformeerde dominees op de kansels staan. Dan is een groot deel van het land inmiddels veroverd door de prinsen Maurits en Frederik Hendrik. Pas dan worden de meeste plattelandsbewoners gereformeerd: omdat dat nu eenmaal moet van de overheid. Maar de roomse gebruiken blijven er nog lang hangen.


Martelaren, kent u ze nog?

In de vakantie mogen reformatorische toeristen graag naar het buitenland reizen om daar de plaatsen te bezoeken die herinneren aan Schotse covenanters en Engelse puriteinen, aan Franse hugenoten en Duitse reformatoren. We staan bij het martelarenmonument in St-Andrews, de gedenkstenen voor Margaret Wilson en Margaret Lachlan in Wigtown, het Lutherhuis in Eisenach, en in Aigues-Mortes bij de toren waar Marie Durand 38 jaar zat opgesloten.

Maar onze eigen, Nederlandse martelarengeschiedenis is vaak veel minder bekend. Terwijl toch ook hier de Inquisitie er in de loop van de zestiende eeuw alles aan gedaan heeft om de Reformatie de kop in te drukken. Daarvan getuigen de oude martelarenboeken –bijvoorbeeld dat van Adriaen van Haemstede– en de indrukwekkende prenten van Jan Luyken.

De enige martelaren die in Nederland voortdurend aandacht krijgen zijn de negentien (rooms-katholieke!) martelaren van Gorinchem. Die zijn namelijk officieel heilig verklaard, ze worden elk jaar herdacht en zijn dus overal op internet te vinden. Maar naar de oude verhalen van de honderden protestantse (vooral: doopsgezinde) martelaren uit diezelfde periode moet je veel langer zoeken.

Hoog tijd dus om daar aandacht voor te vragen: Ursula van Werdum en Maria van Beckum in Delden (zie afbeelding), Dirck Willemsz. in Asperen, Frans van Bolsward in Leeuwarden, Jan Cornelisz. Winter in Utrecht, Wendelmoed Claesdochter in Monnickendam. En nog veel meer.


Hagenprekers en beeldenstormers

In 1566 durven de protestanten steeds meer, omdat landvoogdes Margaretha de kettervervolging opgeschort heeft. De kerken zijn weliswaar nog verboden terrein, maar buiten de steden, bij molens of zomaar in het bos, komen de mensen met duizenden samen om naar hagenpredikers te luisteren. Het moet een geweldig bevrijdende boodschap geweest zijn: alleen genade, alleen geloof. En dan met elkaar Nederlandse psalmen zingen, recht uit het hart.

Maar de hagenpreken kunnen ook uitmonden in minder stichtelijke taferelen. In het najaar van 1566 raast de Beeldenstorm over Nederland. Alle opgekropte boosheid en spanning komen tot een uitbarsting, en de paapse beelden en boeken moeten het in talrijke steden ontgelden. Zo’n beeldenstorm kan trouwens ook veel later nog plaatsvinden. In Deventer gebeurt het bijvoorbeeld pas in 1580, en zo zijn er meer steden.

In 1566 groeit de aanhang van de Reformatie snel, en in veel steden vragen groepen protestanten een eigen kerk. Soms krijgen ze die ook, als het stadsbestuur welwillend genoeg is. Maar in 1567 is het afgelopen met alle vrijheden. Dan komt Alva naar de Nederlanden, de Bloedraad wordt ingesteld, en in alle Nederlandse steden worden reformatorischgezinde inwoners voor de rechtbank gedaagd wegens ketterij. De meesten nemen het risico van een proces niet: ze vluchten hun stad uit naar Emden, naar Londen, naar Wezel en andere plaatsen. Later komen ze terug, als de kansen gekeerd zijn – maar hun bezittingen zijn ze deels kwijt.


Nieuw kerkelijk leven

De toestand in de Nederlanden is in het begin onoverzichtelijk. Je hebt veel mensen met reformatorische sympathieën, maar niet iedereen weet nog of hij nu doopsgezind, luthers of calvinistisch wil zijn. Pas in de tweede helft van de zestiende eeuw wordt het duidelijker: de calvinisten nemen –onder leiding van Petrus Datheen– het voortouw in de Nederlanden. Datheen is de voorzitter van het convent van Wezel, waar in 1568 de eerste richtlijnen voor een georganiseerd kerkelijk leven worden uitgestippeld. Daar kan de eerste synode van de Nederduytsche Gereformeerde Kerk (Emden, 1571) op voortbouwen.

Zulke vergaderingen getuigen van geloofsvertrouwen, want op dat moment hebben de gereformeerden nog geen kerk in de Nederlanden in handen. Pas als de geuzen in 1572 de eerste steden veroverd hebben en later de staatse legers steeds meer terrein winnen krijgt de Reformatie écht vaste vorm in de opstandige gewesten. Er komen kerken beschikbaar, er worden classes opgericht, er komen predikanten naar de Nederlanden.

Goedopgeleide predikanten, die bijvoorbeeld gestudeerd hebben bij Calvijn in Genève of bij Ursinus in Heidelberg, zijn schaars. Die worden allereerst op cruciale posten neergezet, in de grote steden. De dorpen, zeker in de oostelijke provincies (waar de dominee weinig verdient) moeten wachten. Daar krijgen de plaatselijke pastoors de kans om verder te gaan als dominee – een kans die menigeen met beide handen aangrijpt. Of het er daarna écht gereformeerd aan toegaat, is evenwel de vraag.


Stichtelijke en onstichtelijke verhalen

Er zijn pastoors die de boeken van Luther lezen en hun gemeente daarin meenemen. Er zijn predikanten die met grote bezieling preken en leidinggeven aan de Reformatie in hun stad of streek. Maar er zijn ook pastoors (en dominees) die pragmatisch de huik naar de wind hangen, die vechten en drinken en hun oude leven vrolijk voortzetten, hoeveel aanstoot dat ook geven mag.

Dat geldt trouwens ook voor het kerkvolk: er zijn mensen die met hart en ziel de beginselen van de Reformatie zijn toegedaan, die daarvoor vechten en daar zelfs voor sterven. Maar er zijn ook mensen die pas gereformeerd worden als ze door de protestantse overheid gedwongen worden, die nooit naar de kerk komen of stiekem tóch hun kinderen bij de pastoor laten dopen.

Over de Reformatie zijn zodoende niet alleen maar stichtelijke verhalen te vertellen. De vernieuwing van de kerk is niet alleen een zaak van grote idealen geweest, maar ook een zaak van kleine mensen met soms kleine motieven. Maar ook dat is goed om te weten. Des te bijzonderder is het immers dat Gods werk, óndanks dat alles, ook in de Reformatie van de Nederlanden zichtbaar wordt.

Het komende jaar in deze bijlage een serie over de Reformatie in 26 Nederlandse plaatsen. Morgen deel 1: Zaltbommel.


Opmars gereformeerde kerk by RD on Scribd

Vestiging van de gereformeerde kerk

De kaart hiernaast laat zien hoe de gereformeerde kerk in de loop van de jaren vaste voet aan de grond kreeg in de Nederlanden (de contouren van het gebied zijn bepaald door de landsgrenzen van 1648, bij het einde van de Tachtigjarige Oorlog).

Er zijn allerlei plaatsen waar vóór 1572 al een dominee actief is, maar dat is dan niet officieel – dat wordt dus niet zichtbaar op deze kaart. Verder zijn er steden die al heel vroeg gereformeerd waren, maar terugveroverd werden door Spanje en toen weer katholiek moesten worden. Soms werden ze later opnieuw gereformeerd, soms niet. In al die gevallen is de laatste, definitieve overgang als ijkpunt beschouwd.

Er zijn ook gebieden –in Zeeland bijvoorbeeld– waar in sommige dorpen al vroeg een predikant kwam, in andere dorpen pas laat. De kleuren op de kaart zeggen alleen dát er in de regio in een bepaalde periode sprake is van georganiseerd kerkelijk leven. Ook al kwam de protestantisering in sommige plaatsen voorlopig niet goed van de grond. Soms zelfs nooit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer