Kerk & religie

Peter Bos zag in 1966 in Kampen kerkscheuring in eigen huis

Het ouderlijk huis van Peter Bos was altijd de zoete inval. Predikanten en hoogleraren waren kind aan huis bij zijn vader, pedel van de Theologische Hogeschool én scriba-administrateur van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Kampen. De nu 69-jarige zoon zat er met zijn neus bovenop toen zich vijftig jaar geleden een kerkscheuring voltrok.

28 October 2016 09:16Gewijzigd op 16 November 2020 07:59
Peter Bos voor de ingang van de Theologische Universiteit in Kampen, waar zijn vader pedel was. beeld RD, Anton Dommerholt
Peter Bos voor de ingang van de Theologische Universiteit in Kampen, waar zijn vader pedel was. beeld RD, Anton Dommerholt

„Mijn vader zat aan een tafel in de deuropening van de Theologische Hogeschool aan de Broederweg, toen zich daar bij de opening in 1946 de eerste studenten kwamen melden. Op een papier schreef hij de naam van ieder die zich aandiende. „Binnen kunt u kennismaken met professor K. Schilder.”

Schilder, voorman bij de Vrijmaking in 1944, achtte het nodig om een eigen hogeschool te stichten. Mensen gaven mild voor de school, ondanks dat er net na de oorlog nog weinig geld was. Aan de Broederweg in Kampen werd een voormalig pensiongebouw aangekocht. Mijn vader, Jan Bos, toen 27 jaar en afkomstig uit Kampen, meldde zich bij Schilder als gegadigde om pedel te worden. Dat is een soort verbindingsman tussen de professoren en lectoren enerzijds en de studenten anderzijds.

Kort voordat de school openging trouwde vader. Hij ging met mijn moeder, Leida van Dooren, wonen in een gedeelte van de eerste en de tweede verdieping. Op de eerste verdieping was een deur waarop ”privé” stond. Daarachter woonden wij. Als je voor het gebouw staat, zie je rechts boven de ingang twee ramen. Daarachter sliepen mijn ouders en ben ik in 1947 geboren.

Mijn vader probeerde zicht te houden op het wel en wee van de studenten. Als iemand achterliep met zijn tentamens, haalde hij hem even in zijn kantoortje en vroeg wat er moest gebeuren om de achterstand in te lopen. De school werd destijds niet door het Rijk bekostigd, dus stelde hij: „Kerkmensen in heel Nederland trekken de knip voor de studie, dus je mag er best wat voor terugdoen.”

Moeder zorgde als vrouw van de pedel dagelijks voor de koffie en de thee. En voor wijn als er een vergadering was. Daarnaast heeft ze werkelijk tientallen pannen soep gekookt voor de corpsvergaderingen van de studenten. Ook ving ze de verloofdes van studenten op, die meekwamen als hun vriend kandidaatsexamen moest doen. „Kom maar mee naar boven”, nodigde vader dan. In onze huiskamer werden die meisjes dan door moeder op hun gemak gesteld.

Ik groeide op in een klimaat waarin de kerk overal was. Vader was behalve pedel ook scriba-administrateur van de Nieuwe Kerk, schuin tegenover de hogeschool. Voor beide functies had hij een dienstverband van 50 procent. De Nieuwe Kerk was na 1944 aan de vrijgemaakten toegewezen. De gemeente telde rond de 3000 zielen. Mijn twee jongere zussen en ik werden ingeschakeld bij allerlei karweitjes. Zo brachten we de post rond voor de kerk of de hogeschool.

De Nieuwe Kerk was echt mijn kerk. Ik ben er gedoopt, deed er belijdenis en ben er getrouwd. Bovendien kwam ik er vaak met Klaas-Jan Mulder, van wie ik orgelles kreeg. Hij was een zoon van ds. J. O. Mulder, in 1966 een van de vier vrijgemaakte predikanten in Kampen. Klaas-Jan en ik deden veel samen. Ik was jarenlang tweede dirigent van zijn koren.”

Huiskamer

„De school en ons woonhuis waren een soort huiskamer voor vrijgemaakten in Kampen. Het was bij ons de zoete inval. Heel vaak kwamen predikanten overleggen met mijn vader. Op vrijdagmiddag speelden we in de hal een potje voetbal met de studenten. Vaak deden hoogleraren ook mee.

De onderlinge verhoudingen waren goed, hartelijk zelfs. Van prof. D. Deddens kreeg ik een gulden voor mijn kerstrapport. Prof. H. J. Schilder nam eens uit Oostenrijk een langspeelplaat voor mij mee, omdat hij wist hoe dol ik was op orgelmuziek.

De mooiste tijd was de zomervakantie. Dan hadden we acht weken lang het rijk alleen. Tafels en stoelen in de ruimtes waar les werd gegeven konden aan de kant. Van blokken en dozen bouwden we hele kastelen. Op de zolder hadden we schommels aan de balken hangen. Drie dagen voordat de studenten terugkeerden zetten wij met Jan Visscher, de huisknecht, alles weer op z’n plek. Ik heb echt een prachtige jeugd gehad.”

Open Brief

„In 1966 zat ik op de Gereformeerde Kweekschool in Amersfoort. Daar was de Open Brief begin november onderwerp van gesprek. Dat kwam doordat die brief verscheen op een moment dat tegenstellingen in de kerk zich steeds scherper aftekenden. In Kampen kon je iets daarvan al merken bij de benoeming van prof. J. Kamphuis in 1959. Hij was duidelijk van de behoudende, kerkelijke lijn. Plaatselijke predikanten zoals ds. G. Visee en ds. J. O. Mulder lieten meer hun persoonlijke opvattingen vanaf de preekstoel merken.

Het besef dat er iets grondig misging, kreeg ik aan het einde van de tweede ochtenddienst op 27 november 1966. Ds. Mulder preekte over Galaten 2:11-14. Daarin berispt Paulus Petrus omdat hij de heidenen oplegt om te leven naar de Joodse wijze. Het was duidelijk hoe ds. Mulder dacht. Enkele weken eerder had hij zich achter de Open Brief geschaard. Aan het einde van de dienst ging dan ook een gemeentelid staan die hardop riep: „Ds. Mulder, u bent voor ons een open brief geworden. U had moeten blijven waar u was, in Hattem, in de synodale kerk.” De man en zijn gezin liepen de kerk uit, anderen volgden.

Toen mijn moeder, zussen en ik weer thuis waren, bleef vader nog enige tijd in de consistorie. Later hoorde ik dat een van de ouderlingen de predikant daar verweet dat hij een goddeloze preek had gehouden. Ik denk dat het nog diezelfde avond is geweest dat alle vier de predikanten bij ons thuis kwamen voor overleg. Al snel bleek er geen houden meer aan. De groep die de dienst verlaten had, liet weten eigen samenkomsten te gaan beleggen. De volgende zondag was het al zover.

De Kamper kerkenraad bleef ds. Mulder steunen, evenals de meerderheid van de leden. In de Theologische Hogeschool lagen de verhoudingen precies andersom. Dat leidde tot bizarre taferelen. Als scriba van de Nieuwe Kerk zat mijn vader in het ene kamp, terwijl hij als pedel in het andere kamp verkeerde.

Daags na de bewuste zondag ging ik weer naar de kweekschool. Onder klasgenoten waren de gebeurtenissen in Kampen het gesprek van de dag. De een wist nog beter dan de ander te vertellen wat er was gebeurd. Terwijl ik de enige in de groep was die zelf bij de bewuste dienst aanwezig was geweest. Toen na enige tijd duidelijk werd dat onze gemeente buiten het landelijke kerkverband kwam te staan, liet ik merken lid van de Nieuwe Kerk te willen blijven. Daarmee had ik wat uit te leggen, maar de rector liet me weten: „Ik sta achter je, hoewel ik je kerkelijke keuze niet onderschrijf.” Nog steeds ben ik hem daarvoor dankbaar.

Pas een jaar of tien geleden bij een reünie zei een oud-klasgenoot: Peter, ik wil je mijn excuses aanbieden. In 1966 en 1967 heb je uitgemaakt voor van alles en nog wat. Ik dacht toen gelijk te hebben, maar ben er achter gekomen dat er bij vrijgemaakten ook van alles aan mankeert.””

Ontslag

„Niet lang na de scheuring in Kampen kreeg mijn vader van de hogeschool te horen dat hij kon rekenen op ontslag als hij bleef vasthouden aan de lijn van de kerkenraad. De hogeschool nam daarvoor een advocaat in de arm. De kerkenraad op zijn beurt deed hetzelfde. De juristen concludeerden gezamenlijk dat het niet gerechtvaardigd was om pedel Bos de laan uit te sturen.

De kerkscheuring doortrok niet alleen de school en de kerk, maar ook onze familie. Mijn moeder bleef samen met één zus lid van de Nieuwe Kerk. Zes broers en zussen van haar vertrokken. Bij hen leefde de gedachte dat alleen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de ware kerk vormden zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis daarover spreekt. Op verjaardagen leidde dat tot pijnlijke momenten. In ons gezin is de Open Brief in die tijd van begin tot eind gespeld. Wat kon wel en niet door de beugel? Wat was de ware kerk? Allemaal vragen die over ons heen buitelden.

In de voorbereiding op dit gesprek heb ik het er nog met mijn zussen over gehad wat we nou van die Open Brief vonden. Een van hen zei: „Ik denk dat de brief geschreven was uit liefde, maar de toepassing erin is verkeerd uitgelegd.””

IJzige sfeer

„Hoewel vader pedel bleef, was de sfeer in de Theologische Hogeschool aanvankelijk ijzig. Vanuit de hogeschool kreeg mijn vader de opdracht om alle paperassen van de Nieuwe Kerk uit het gebouw te verwijderen. Dat betekende nogal wat. Bij vader liepen kerk en school door elkaar. De kerkenraad gaf hem echter een werkkamertje in het bijgebouw naast de kerk. Zo kwam het dat pedel Bos meermalen per week de straat overstak om zijn werk als scriba-administrateur te kunnen gaan doen. Vanuit zijn werkruimte had hij zicht op de school.

Ik herinner me nog een voorval waarbij ds. Mulder iets kwam overleggen op het kantoortje van mijn vader, bij de ingang van de hogeschool. Een van de professoren wilde binnenkomen maar zag ds. Mulder zitten. Hij liep door en verweet mijn vader later dat diens kamer „geblokkeerd” was en verzocht hem om kerk en school voortaan te scheiden. Daarop vroeg vader aan ds. Mulder of hij voortaan bij hem thuis wilde komen, één verdieping hoger in het gebouw, en dan bij voorkeur ’s avonds.

De scheuring zorgde ervoor dat vanaf 1966 diverse predikanten en gemeenten buiten het verband van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt kwamen te staan. Studenten die de zogeheten buitenverbanders steunden, mochten niet blijven. Mijn vader had daar verdriet van. Wij als kinderen waren dankbaar en ook wel trots op de wijze waarop vader zich in zijn werk manifesteerde. Hij was een ras-pedel.

Toen de spanning rond de kerkscheuring wegebde, belandde er van lieverlee toch weer boekhouding van de Nieuwe Kerk in ons huis. Mijn vader bewaarde dat op stapels in de logeerkamer.

Op het persoonlijke vlak duurde het wat langer voor de scherpe randjes van de kerkscheuring er af waren. Het keerpunt lag ergens rond 1969. Illustratief is dat prof. Kamphuis in dat jaar ’s avonds vanuit een vergadering een keer zijn hart kwam luchten bij mijn vader. Kamphuis met z’n benen op tafel, vader ertegenover. Ze spraken geanimeerd, terwijl Kamphuis als hoofdredacteur van kerkblad De Reformatie en mijn vader als scriba van de Kamper kerkenraad drie jaar eerder lijnrecht tegenover elkaar stonden.”

Hondje van Sollie

„Bij het afronden van mijn scriptie van de kweekschool heb ik veel steun gehad van Hans Werkman. Hij zette me op het spoor van Willem de Mérode. Ik maakte er een goede beurt mee. Werkman schreef in 1999 over de kerkscheuring het boek ”Het hondje van Sollie”. Hij was leraar in Kampen en was vaak te vinden in de bibliotheek van de hogeschool. Bij de vaak gezellige koffiemomenten om 10 uur ’s ochtends zaten mijn ouders, huisknecht Visscher, predikanten, hoogleraren en anderen, waaronder zo nu en dan ook Werkman, regelmatig bij elkaar.

Ik vind dat hij er in het boek er in is geslaagd om de sfeer van toen weer te geven. Mijn vader heet in het boek weliswaar Visser, maar in zijn doen en laten is die man precies mijn vader. Hij heeft zelfs de wuivende grijze haardos die mijn vader ook had.”

Bij zijn afscheid als pedel, in 1986, stelde vader dat de tijd rond de kerkscheuring een verdrietige periode was geweest, maar dat hij daarvoor en daarna nog met veel plezier zijn werk gedaan had voor God en voor de mensen.

Terugkijkend ben ik dankbaar dat mijn zussen en ik het geloof hebben mogen behouden. Mijn vader besloot zijn gebed altijd met „door geloof alleen, door genade alleen, door Jezus alleen.” Dat staat ook op de grafsteen van onze ouders. Kerkelijke strubbelingen hebben een zware wissel getrokken op ons gezin, maar God heeft ons vastgehouden.”

De vader van Peter Bos, pedel Jan Bos, overleed op 7 mei 1989.

----

Open Brief

In de Open Brief van 31 oktober 1966 zetten 25 vrijgemaakt gereformeerde predikanten en anderen zich af tegen onder meer het warekerkdenken. Dat maakte opgang na de Vrijmaking in 1944, een kerkscheuring waarbij vanuit de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) ontstonden. In die visie waren de GKV de enige ware kerk.

Ook op andere punten waren er aan het begin van de jaren 60 van de vorige eeuw verschillen van inzicht in de GKV. De Open Brief fungeerde daardoor als een uitlaatklep voor onvrede. Uiteindelijk resulteerde de Open Brief in een kerkscheuring. Tientallen gemeenten en predikanten kwamen rond 1966 en 1967 buiten het verband van de GKV te staan. Later namen zij de naam Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) aan.

De laatste jaren is er sprake van toenadering tussen beide kerken. Er wordt op synodaal niveau zelfs gesproken over hereniging. In de Nieuwe Kerk in Kampen wordt vrijdag over de kerkscheuring het symposium ”Een steen op de maag” gehouden. Meer informatie op adckampen.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer