Mopperen lijkt in onze genen te zitten
Prinsjesdag is een dag vol tradities: de gouden koets –dit jaar vervangen door de glazen koets– de Troonrede, het koffertje met de Miljoenennota, en de veelbesproken hoeden. Bij die tradities hoort ook het klagen van de burger. Althans zo lijkt het.
Veel buitenlanders hebben het beeld dat Nederlanders moeten kunnen mopperen. Anders tieren ze niet. „Zelfs wanneer ze 1 miljoen verdienen, hebben ze nog reden om negatief te doen. Dan mopperen ze dat ze ruim de helft aan de belasting moeten betalen”, schreef The Washington Post onlangs. Het is de bekende discussie: is het glas halfvol of is het halfleeg? Voor Nederlanders is het bijna per definitie halfleeg.
Dat blijkt elk jaar maar weer als de Troonrede en de Miljoenennota worden gepresenteerd. Altijd vinden Nederlanders wel reden om negatief te doen, ook als de boodschap van het kabinet positief is.
Natuurlijk weet elke burger dat de regering haar best zal doen om optimisme te laten doorklinken. Dat daarop wordt afgedongen, is niet zo’n probleem. Maar ook wanneer dat optimisme enigszins is gerechtvaardigd, zal de burger zijn klagen niet matigen.
De media dragen daar zeker aan bij. Het behoort tot de beroepshouding van journalisten om kritisch te zijn. Daar zijn ze op geselecteerd. Kranten berichten doorgaans ook alleen maar over hetgeen misgaat of zorg geeft. Dat verdient de aandacht. Maar daarmee bestaat het gevaar dat de toonzetting van de berichtgeving structureel negatief is. Zo wordt de burger gestijfd in zijn negativisme.
Voor het tweede jaar op rij brengt het kabinet op Prinsjesdag de boodschap dat de economische crisis voorbij is. Dat is positief. Maar de burger is daarmee niet van zijn negativisme afgeholpen. Veruit de meeste Nederlanders zeggen daar in hun directe omgeving nog altijd weinig tot niets van te merken. Het aantal mensen dat zegt goed te kunnen rondkomen, is zelfs lager dan vorig jaar, zo blijkt uit onderzoek van het bureau Ipsos. Dus meent men reden tot klagen te hebben.
Vorig jaar was het aantal mensen dat zei goed te kunnen rondkomen, gestegen van 46 naar 56 procent, maar dat percentage is nu weer gedaald naar de 50.
Toch blijkt uit andere cijfers dat er wel degelijk iets in positieve zin is veranderd. Het consumentenvertrouwen is duidelijk verbeterd. Consumenten zijn deze maand een stuk positiever dan in augustus. Het vertrouwen steeg met 6 punten en komt uit op 8. De situatie is rooskleuriger dan het absolute dieptepunt dat in februari 2013 werd bereikt. Toen lag het vertrouwen op min 44. Ondanks die verbetering blijft de Nederlander negatief.
Belangrijke vraag is of dit terecht is. Wie de cijfers bekijkt, zal moeten toegeven dat er in materieel opzicht sprake is van een duidelijke verbetering. Dat moet reden geven om dankbaar te zijn, zeker als men de omstandigheden in Nederland vergelijkt met die van meer dan de helft van de wereldbevolking, en vooral als men bedenkt hoe treurig het is gesteld met de ‘geestelijke’ welvaart van ons volk. Maar daarover klaagt de gemiddelde Nederlander helaas niet. Terwijl daar juist alle reden toe is.