Wroeten in de misdaad
In Amerika en Engeland verschijnt de ene uitstekende biografie na de andere, Nederland is nog maar net aan de inhaalslag begonnen. Wat bezielt een biograaf? Hoe komt hij erbij zijn tijd te besteden aan het scheppen van orde in andermans bestaan? Welke keuzes maakt hij en hoe geeft hij zijn bevindingen vorm? Bart Middelburg over zijn biografie van topcrimineel Klaas Bruinsma.
1. Waarom over deze persoon?
Toen ik het boek ging schrijven, was Bruinsma voor mij geen persoon waar ik nog blanco tegenover stond. Ik hoorde zijn naam al in 1987 van verschillende kanten naar boven komen, toen hij een grote jongen werd in het criminele milieu. Hij was toen al iemand met een enorme geweldsreputatie. En het gerucht ging dat hij in de hasjhandel enorme omzetten had. Die verhalen sloten aan bij wat ik in de bovenwereld over hem te horen kreeg, want politie en justitie kenden hem inmiddels ook.
De eerste misdaadanalyses van de politie hier in Amsterdam uit 1987 bevestigden dat het om veel meer ging dan om een klassieke inbreker die links en rechts wat in drugs handelde. Voor het eerst ontdekte de politie een aantal clubs dat zich op een vergelijkbare manier georganiseerd had als de maffia in het buitenland. Justitie concludeerde toen: „Dit is zo uit de hand gelopen dat we niet eens meer weten hoe we het moeten bestrijden.” Georganiseerde criminaliteit in die vorm bestond daarvoor officieel niet.
Vanaf het moment waarop zijn reputatie vorm ging krijgen, ben ik stukken voor de krant gaan maken. Ook na zijn liquidatie in 1991 deed ik dat. Nieuwe getuigen brachten toen nieuwe informatie naar buiten waar ik nog niet eerder iets mee had kunnen doen. De verhalen die er uiteindelijk lagen, waren te fragmentarisch om achter elkaar te kunnen bundelen. En dus heb ik ze maar uitgewerkt tot een compleet nieuw boek.
2. Hoe lang hebt u aan deze biografie gewerkt?
Na zijn liquidatie in 1991 heb ik een jaar uitgetrokken om alle nieuwe informatie na te trekken en te verwerken. In de zomer van 1992 heb ik me ongeveer tweeënhalve maand uit mijn dagelijkse bezigheden teruggetrokken om aan het boek te werken.
3. Hoe bent u te werk gegaan?
In de officiële misdaadanalyses werd de Bruinsma-groep uitvoerig beschreven, maar daar viel nog niet uit op te maken dat justitie Bruinsma zelf op het oog had. Dat hebben we voor een belangrijk deel zelf moeten lospeuteren.
Het was in de eerste plaats dus een kwestie van bij de recherche informatie checken die ik in de onderwereld over hem gehoord had. Zoals: Klopt het dat jullie hem verdenken van betrokkenheid bij die moord en die liquidatie? En klopt het dat hij ook iets te maken heeft met de vondst van die partij drugs daar en daar? Van een aantal moorden heb ik ook de processen-verbaal kunnen inzien.
Na zijn liquidatie bleek Geurt Roos, jarenlang zijn bodyguard, wel te willen praten. Een beleidsbepalende figuur in die Bruinsma-groep is hij nooit geweest, maar dat laat onverlet dat hij wel een jaar of tien om hem heen heeft gehangen.
Zijn verhalen ondersteunden dingen die al bekend waren en ook de kleinere feiten waar hij mee kwam, bleken bij nader inzien te kloppen. Zo kwam Roos na de liquidatie als eerste met het verhaal dat topcriminelen zoals Sam Klepper en John Mieremet zich bewust hadden laten pakken om maar van de straat af te zijn. Zo groot was hun angst dat rivaliserende Joegoslavische bendes al het geld dat ze naar hun zeggen van Bruinsma te goed hadden bij hen zouden opeisen.
Een andere kwestie die al min of meer vaststond, maar die ik via Roos van een nadere toelichting kon voorzien, betrof de overdracht van aandelen van Bruinsma’s bv’s. Dat bleek te zijn gebeurd bij een louche notaris hier in Amsterdam.
4. Welke specifieke problemen heeft uw onderzoek opgeleverd?
Na mijn eerste onthulling over Bruinsma belandde ik op zijn dodenlijst. Dat werd mij en mijn toenmalige hoofdredacteur Van der Zee verteld op het politiebureau waar we gevraagd waren even langs te komen. Stoppen met schrijven haalde niets uit, Bruinsma was al boos. Ik ben een kleine week uit beeld geweest, tot het moment waarop duidelijk werd dat Bruinsma toch koos voor een juridische procedure. Toen dachten we: Lopende dat geding zal hij de tegenpartij niet meer uit de weg laten ruimen.
Een tweede probleem waren de talloze processen, in totaal ruim dertig, die ik aan mijn broek kreeg. Procederen betekent niet alleen dat je als het even kunt aanwezig bent bij een zitting. Het brengt ook met zich mee dat je steeds met je advocaat moet overleggen hoe je gaat reageren op beschuldigingen van de tegenpartij.
In de meeste zaken ging ik vrijuit, maar dat maakt voor de kosten van een advocaat niet uit. Overigens is daarover bij Het Parool in al die jaren geen onvertogen woord gezegd.
Het feit dat ik de hoofdpersoon van mijn biografie zelf nooit heb gesproken, zou je een manco kunnen noemen, al vraag ik me af of ik hem ooit iets normaals had kunnen vragen. Eigenlijk was Bruinsma er bij journalisten altijd meteen op uit een zo groot mogelijke controle uit te oefenen. Hij bepaalde of iets gepubliceerd werd en zo ja, wat. Kijk naar iemand als Peter R. de Vries. Die heeft hem zo’n twaalf, dertien keer ontmoet, maar voor de liquidatie van Bruinsma heeft hij daar nooit één letter over gepubliceerd.
Wat de geloofwaardigheid van mijn informanten betreft: je hebt te maken met criminelen die tamelijk opportunistisch zijn. Als iets ze op een gegeven moment niet bevalt, kunnen ze gaan draaien of andere verklaringen gaan afleggen.
Ook Geurt Roos is gaan draaien, maar niet omtrent de dingen die hij mij verteld heeft. Daarom heb ik alleen maar van zijn verhalen gebruikgemaakt voorzover die overeenkwamen met de informatie die er al lag.
Toen Bruinsma’s advocatenkantoor in november 1992 een kort geding begon tegen het boek is de positie van Roos aanzienlijk veranderd. Opeens was hij de spil in een rechtszaak, die zich mede richtte op een onthulling die van hem afkomstig was. In die veranderde omstandigheden is hij plotseling gaan roepen dat hij geld wilde zien voor de informatie die hij mij verstrekt had. Pas toen we dat weigerden, is hij gaan beweren dat ik alles verzonnen had. Het klopt niet; in de periode dat wij al ruzie met elkaar hadden heeft hij over een aantal zaken precies hetzelfde tegenover Vrij Nederland onthuld.
Het enige splinternieuwe dat Roos mij verteld heeft, is de aankondiging die Bruinsma betrekkelijk kort voor zijn liquidatie en in aanwezigheid van zijn adviseurs uit de legale zakenwereld heeft gedaan. Eén grote lading drugs wilde hij nog binnenhalen, dan zou hij stoppen. Op zich is dat overigens niet zo spectaculair, want elke grote misdaadbaas heeft van tijd tot tijd wel eens de aanvechting er een punt achter te zetten.
5. Wat is uw mooiste vondst?
Het achterhalen van Bruinsma’s lijntjes richting bovenwereld en dan met name richting mr. Engelsma, zijn voornaamste juridisch adviseur. Engelsma was in de tijd van de Bruinsma-groep advocaat, later heeft de Nederlandse Orde van Advocaten hem geschrapt.
Een andere vondst is het onomstotelijke bewijs dat er, anders dan menigeen dacht, echt wel sprake was van georganiseerde criminaliteit in Nederland.
6. Zijn er dingen in het leven van de gebiografeerde die u liever had willen verbloemen?
Werkelijk in het geheel geen. Van alles wat ik gevonden heb, heb ik in de loop van de tijd gebruikgemaakt.
7. Welk doel had u met deze biografie?
Het enige doel dat ik al die tijd voor ogen heb gehad, was mensen wakker schudden, iedereen laten zien wat hier in Nederland gebeurt op dit gebied. Een onbedoeld neveneffect was dat ik hem en zijn organisatie met mijn onthullingen zware schade heb toegebracht. Met de publiciteit over hem is zijn ondergang begonnen. Alle contacten die hij met banken en elders in de legale zakenwereld had, raakten besmet. Niemand wilde meer iets met hem te maken hebben.
Op het hoogtepunt van zijn roem wilde hij met al het geld dat hij toen had een bank openen. Of het allemaal realistisch is geweest zullen we maar in het midden laten. Maar zelfs als het ooit haalbaar is geweest, was dat na alle publiciteit voorgoed onmogelijk geworden. Dat was ook zijn grootste woede: na al die stukken was hij tot de onderwereld veroordeeld. Definitief. Dat is ook zijn belangrijkste overweging geweest om te gaan procederen. Tegenover de buitenwereld te kunnen zeggen: Kijk eens, ze zijn veroordeeld en het was allemaal pure onzin. Niet voor zijn eigen gevoel van goede naam en eer. Maar ook in die procedures liep het allemaal mis voor hem.
8. Richtte u zich op een bepaald publiek?
Niet echt. Hooguit op dat deel van het publiek dat net als de overheid begon te ontdekken dat we ook in Nederland criminele netwerken hebben.
9. Welke kritiek kreeg u?
Kritiek die in feite heel gemakkelijk te pareren is: dat ik met mijn boek namens justitie de oprichting van de Interregionale Rechercheteams (IRT’s) zou hebben willen rechtvaardigen. Vanaf 1990 waren die IRT’s volledig operationeel en vanaf dat moment hebben ze anderhalf jaar lang, tot Bruinsma’s dood midden 1991, gerechercheerd op de Bruinsma-groep. Ze zijn dus niet afgegaan op wat krantenstukken en een boek uit medio 1992.
10. Wat zegt deze biografie over u als schrijver?
Ik zou het niet weten. Dat ik het leuk vind om te denken: Met dit onderwerp ga ik me een tijdje bezighouden? Hier ga ik wat in wroeten en trekken dan komt er vast wat uit. Dat laatste vind ik leuk, want op een gegeven moment ontwikkel je een soort zintuig. Daardoor bedrieg je je zelden.