In de boeken van Sibe van Aangium wordt heel wat afgewandeld. Van Anjum naar Oostmahorn en weer terug, maar ook van Anjum naar Ezumazijl en Kollum, of nog verder. Anna, de dochter van Lubbert Klazes die op een boerderij in Oostmahorn woont, moet telkens weer een dik half uur lopen om boodschappen te gaan doen in Anjum. En als de verrader Sieger wil gaan spioneren in de rietlanden achter de Dokkumer Nieuwezijlen, moet hij al vóór zevenen op pad zijn, wil hij diezelfde dag nog terug kunnen komen. Je voelt als lezer bijna met hem mee als hij ’s avonds, stijf van het lopen, eindelijk mag uitrusten in de stoel, de benen omhoog.
Nu is het in de boeken van Sibe van Aangium altijd koud en donker, het vriest dat het kraakt, of het stormt en het spookt – vooral op de Waddenzee en aan het strand. Dat zijn de perfecte omstandigheden voor de spannende verhalen over smokkelaars en verraders, uit de series ”De smokkelaars van de Schans” en ”De zwarte mus”. Of over de geuzen en de dubbelhartige monniken uit de serie ”Hotse Hiddes”. Wie vandaag op een mooie zomerdag door het land van Sibe van Aangium loopt, krijgt een veel lieflijker indruk van de omgeving: oude dorpjes en kerkjes, weilanden, akkers, en schitterende natuur rond het Lauwersmeer.
Intussen zijn er nog altijd genoeg sporen van Sibe van Aangium (1895-1953) te vinden. De schrijver, die in het echte leven Hendrik Steen heette en gereformeerd predikant was in Zoutkamp, Den Helder en Andijk, werd geboren in Anjum en groeide op in de omgeving die in zijn boeken zo’n grote rol speelt. Hieronder de belangrijkste bezienswaardigheden, met veel dank aan Hendrik Tilma, die als kerkenraadslid de sleutel van de Anjumse kerk beheert – en die in de verte nog familie van de schrijver is.
----
Kerk en gevangeniskot
De Michaëlkerk van Anjum is in de zomermaanden op zaterdagmiddag geopend tussen 13.30 en 16.30 uur. Wie de kans heeft om ook het interieur te kunnen bekijken, moet dat zeker doen, want dit is zo’n prachtig Fries kerkje, gebouwd op een terp, met plavuizen in de consistorie, met krijt beschreven psalmborden, en een exemplaar van de eerste druk (1637) van de Statenbijbel, afkomstig van de inmiddels verdwenen Holdingastate.
Onder de toren is nog altijd, achter een zware met ijzer beslagen eiken deur uit de achttiende eeuw, het donkere Hŭnegat, ooit wel ”de engste plek van Nederland” genoemd. Die indruk wordt bevestigd door het namaakgeraamte dat in het schemerdonker in de hoek oplicht. Dit was het plaatselijke gevangenkot, de plek die gebruikt werd om ondeugende kinderen bang te maken: „Pas op, anders stoppen we je in het Hûnegat!”
„Pas op, anders stoppen we je in het Hûnegat!”
In de boeken van Sibe van Aangium speelt de gevangenis onder de toren een belangrijke rol. Wietske, het meisje op wie Hotse Hiddes verliefd was, zat hier gevangen op beschuldiging van ketterij. En in ”De smokkelaars van de Schans” en ”De zwarte mus” is dit de plek waar goede vaderlanders door de Fransen werden opgesloten – en vervolgens door de smokkelbende weer bevrijd.
Op het kerkhof achter de kerk rijst tussen alle oude grafstenen een klein zuiltje omhoog. Dat is het graf van Gerrit Steen, de vader van Hendrik – de schrijver zelf ontwierp het grafmonument. In het graf ernaast liggen zijn moeder en zuster. Overigens is Hendrik Steen zelf in het Groningse Haren begraven.
----
Vogels in Ezumakeeg
De sluis bij Ezumazijl komt regelmatig voor in de boeken van Sibe van Aangium. Die is dan ook al een eeuw of vier oud. Maar de brug over de sluis stamt uit 1901, dus die hebben de smokkelaars uit de Franse tijd zo niet gekend.
Wie niet alleen een rondje met Sibe van Aangium lopen wil, maar ook wat extra natuur in de wandeling wil stoppen, kan hier buitendijks het natuurgebied rond de Ezumakeeg in. Het is een prachtig, stil landschap op de grens van land en water, met slechts hier en daar een eenzame fietser in de verte. Verder alleen vogels, bloemen, riet, en een lange rechte weg dwars door het land. Je kunt er volop vogels spotten: karekieten, rietzangertjes, en alle mogelijke soorten eenden, ganzen en andere watervogels.
Want smokkelaars, verraders, Fransozen of niet, de hoofdpersonen hebben altijd veel oog voor de natuur.
Onvermijdelijk doet dat denken aan Sibe van Aangiums lyrische natuurbeschrijvingen. Zoals een van zijn personages het verwoordt: „’t Is hier altijd concert. In het voorjaar vieren de weidevogels hier bruiloft. Dan danst de kievit, dan zingt de grutto, dan maakt de tureluur haar capriolen. Tot aan de herfst is het feest.” Want smokkelaars, verraders, Fransozen of niet, de hoofdpersonen hebben altijd veel oog voor de natuur.
----
Ouderlijk huis
Wie door het smalle steegje vanaf de Anjumse kerk richting De Loanen loopt, komt langs de plek waar vroeger de timmerwerkplaats van vader Steen was. Daar werd ook de jonge Hendrik opgeleid tot timmerman. En rechts, aan het eind van De Loanen, op de hoek van De Féart (nummer 2) staat het nieuwe huis waar de schrijver in 1915 met het ouderlijk gezin naartoe verhuisde. Zie de ingemetselde steen in de zijkant van het huis: H. Steen, 9 april 1915. Dat moet een herinnering aan de schrijver zelf zijn, Hendrik Steen, die ongetwijfeld meegeholpen heeft met de bouw van het huis. Hij was toen 19 jaar oud, en zal niet lang na die eerstesteenlegging zijn gaan studeren aan het gymnasium in Kampen – de eerste stap op weg naar het domineeschap.
----
Smokkelaarsboerderij
In het buurtschapje Jewier staat een oude boerderij, die volgens Hendrik Tilma model stond voor de boerderij van Lubbert Klazes uit ”De smokkelaars van de Schans”. Hoewel de Franse kustwacht er alles aan deed om de verboden invoer van producten uit Engeland te verhinderen, dachten de plaatselijke smokkelaars daar anders over: die wilden hun koffie, thee en tabak van overzee niet missen. Als er een smokkelschip bij Oostmahorn kwam, brachten ze grote zakken vol verboden waar in een klein bootje aan land. Daarna droegen ze die van de dijk naar de boerderij van Lubbert Klazes, waar de buit werd opgeborgen. Je kunt je goed voorstellen dat dat hier geweest is: het huis ligt vrij eenzaam in het land, en de dijk en de haven zijn niet ver.
----
Franse kustwacht
Oostmahorn is al eeuwenlang een strategisch gelegen schans (vandaar de naam De Skâns op z’n Fries), die Dokkum en Groningen moest beschermen tegen invallen vanaf de Waddenzee. Tegenwoordig wordt het gezicht van het plaatsje bepaald door het vakantiepark Esonstad – een geheel in historische stijl nagebouwd stadje aan het Lauwersmeer. Maar onderaan de dijk ligt toch ook nog de hoofdstraat van het oorspronkelijke dorp. In de huizen aan het doodlopende zijweggetje waren, in de tijd van Napoleon, de soldaten van de Franse kustwacht gehuisvest. En daar woonde dus de Franse luitenant Robesville, die hopeloos verliefd was op Anna, de dochter van Lubbert Klazes. Het kruitmagazijn in de dijkhelling stamt overigens eveneens uit de Franse tijd.
Klik hieronder voor een volledige routebeschrijving.